Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



woensdag 31 januari 2018

Bettine Siertsema over Eerste Nederlandse getuigenissen van de Holocaust, VPRO Boeken, 28 januari 2018


Medeleven gaat gepaard met wrevel

Op de dag dat de Holocaust in Nederland herdacht wordt praat Jeroen van Kan met Bettine Siertsema die in Eerste Nederlandse getuigenissen van de Holocaust 1945-1946 materiaal samenbracht dat een indruk geeft van de houding in Nederland vlak na de oorlog. Daarnaast is ook Evelien Gans aangeschoven, bekend van het eerste deel van haar biografie over Jaap en Ischa Meijer, maar ook een van de twee samenstellers van het boek The Holocaust, Israel and ‘the Jew’.

Van Kan vraagt Siertsema waarom ze zich beperkt heeft tot de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog.
Siertseman vertelt dat in de eerste twee jaar na de oorlog heel veel pamfletten, dagboeken en ander materiaal met getuigenissen van Nederlanders over de kampen verscheen maar dat de stroom daarna snel opdroogde. Ze was daar zelf ook over verbaasd, maar denkt dat de sfeer er al gauw een was van vooruitkijken en er zat ook een scheut antisemitisme bij.
Gans vult aan dat afstomping ook een rol speelde. Naast medeleven bestond er ook wrevel over die joden die voor de oorlog zoveel macht hadden. Op straat kon men geluiden horen dat men overgebleven joden vergeten was te vergassen. Men was er inmiddels aan gewend geraakt dat de joden in de maatschappij ontbraken.
Siertsema zegt daar nog bij dat de joden zich onopvallend gedroegen om geen aanstoot te geven en dat de antisemitische propaganda mogelijk nog door werkte. Abel Herzberg waarschuwt daaroor in Amor fati (1946), zeven opstellen over Bergen Belsen en zijn dagboek Tweestromenland (1950)

Van Kan merkt op dat de getuigenissen heel verschillend zijn. In sommige wordt fel tegen de Duitse joden uitgevaren, in andere is een meer verzoenende toon te horen. Hij vraagt Siertsema hoe ze haar keuze gemaakt heeft.
Siertsema antwoordt dat het gaat om gepubliceerde getuigenissen en dat die een niet al te grote omvang mochten hebben. De verzoenlijke toon was soms ook opgelegd. Men sprak de eigen mening liever niet uit.
Gans herinnert eraan dat de Duitse joden, die in Westerbork waren opgevangen en met de neus aangekeken omdat ze daar de beste baantjes hadden, zich toch al in de steek gelaten voelden. In de getuigenissen komt ook naar voren dat er soms goede Duitsers waren, al kan je beter zeggen dat die minder slecht waren.
Siertsema memoreert dat een gevangene in Vught schreef dat een SS-er een standbeeld verdiende.

Van Kan brengt in dat slachtoffers in de kampen tot daders gemaakt werden.
Siertsema antwoordt dat de essentie van het kampsysteem was dat men niet als mens werd gezien. Gevangenen hadden veel te lijden van de door de nazi’s aangestelde kapo’s.
Gans zegt dat de verhoudingen heel genuanceerd waren. Kwesties als diefstal waren subtiel en gelaagd.

Van Kan spreekt van twee soorten teksten: die meteen of die later werden gepubliceerd zoals Dagboek geschreven in Vught (2006) van David Koker.
Gans zegt dat zowel de ene als de andere soort voor- en nadelen heeft en een onderzoeker moet daartussen een weg vinden. Na de oorlog waren er ook geluiden, zoals van Karel Norel, auteur van De engelandvaarders (1947), dat de joden zich niet erg verzet hadden.
Siertsema zegt dat de getuigenissen met prudentie behandeld moeten worden omdat niet alle feiten kloppen. Zo wordt er bijvoorbeeld gesproken over houten doucheruimtes die onder stroom gezet werden. Ze tekent verder aan dat het beeld over de Holocaust in de jaren zestig kantelde.
Gans noemt het Eichmann proces in 1961 en het boek De ondergang (1965) van Presser als belangrijke keerpunten. 

Hier mijn bespreking van Dagboek geschreven in Vught.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten