Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



woensdag 3 januari 2018

Feit en fictie in de literatuur, VPRO Boeken, 31 december 2017


Op de laatste dag van het jaar 2017 praat Jeroen van Kan met literatuurcriticus van De Groene Amsterdammer Joost de Vries, die net Oude meesters publiceerde, en Aleid Truijens, werkzaam bij de Volkskrant en biografe van F.B. Hotz, over het steeds diffusere onderscheid tussen feit en fictie in de literatuur. Dit naar aanleiding van twee romans die dit jaar zijn uitgekomen: Het beste wat we hebben van Griet op de Beeck en Harnas van Hansaplast van Charlotte Mutsaers. In mijn bespreking van dit laatste boek, begin november j. l., wees ik al op de tendens dat fictie en feiten steeds meer in elkaar overvloeien. Rond dezelfde tijd ontstond ophef over de in het boek genoemde verkoop van kinderporno die de overleden broer van C. in zijn bezit had. Mutsaers vertelde in haar gesprek met Jeroen van Kan, dat werd opgenomen nog voor die ophef ontstond, over haar vrees dat ze strafbaar was vanwege de verkoop daarvan. Het is dus zinvol om daar meer in het algemeen over na te praten met twee auteurs die ervaring hebben met deze materie.

Truijens spreekt over twee domeinen in de literatuur, de fictie en de non-fictie en vindt het verwarrend als die twee door elkaar gehaald worden. In een interview met een romanschrijver dient deze de waarheid te vertellen, anders is het hek van de dam.
De Vries las Harnas van Hansaplast als een roman en zegt dat feit en fictie in een roman nauwelijks uit elkaar te houden is. Door gebeurtenissen die echt gebeurd zijn, krijgt de inhoud een extra gewicht. Een schrijver kan daardoor in de problemen komen zoals hij voorzag na lezing van het interview in de Volkskrant met Mutsaers.
Truijens zegt dat men van twee walletjes wil eten door over werkelijke gebeurtenissen te schrijven en daar het etiket roman op te plakken, al zijn het vooral de uitgevers die dat graag willen. Ze vindt het de verantwoordelijkheid van de schrijver om het onderscheid niet te laten vervagen.
De Vries gebruikt zelf fictieve personages aan de hand van wie hij de onderwerpen uitwerkt die hem bezighouden, maar erkent dat we in een tijdperk leven waarin het autobiografische schrijven in opmars is.

Van Kan vraagt of men daarin een keuze maakt.
De Vries antwoordt dat zijn laatste roman, anders dan de eersten, een meer klassieke roman is en dat dit hem veel vrijheid gaf. Als men werkelijke feiten gebruikt verwacht de lezer dat die kloppen. Joost Zwagerman, die ooit bij hem op de middelbare school was om te praten over De buitenvrouw, vertelde dat in een roman niet alle feiten precies hoeven te kloppen. In een boek van hemzelf over Wenen vond het zijn eigen versie beter dan de werkelijke.
Truijens vindt een aangepaste versie van Wenen nog wel wat anders dan een roman over een persoon met een oorlogsverleden of andere gevoeligheden. De auteur dient zich in te leven in zijn personage, maar zich niet met hem te vereenzelvigen. In het biografisch genre wordt daar ook wel tegen gezondigd door dialogen te bedenken die helemaal niet hebben plaatsgevonden. Fundamentele gebeurtenissen uit het leven van een persoon kunnen niet weggelaten worden. De lezer dient erop te vertrouwen dat de biograaf zijn werk gedaan heeft.

Van Kan brengt de roman Het beste wat we hebben van Griet op de Beeck ter sprake, omdat de schrijfster tijdens de promotie van het boek inging op incest door haar vader.
De Vries merkt op dat het hier, anders dan bij Mutsaers, over een gewone roman gaat. 
Truijens denkt dat een persoonlijke ontboezeming de aandacht naar het boek trekt en dat dit in het karretje van de uitgever past.
De Vries denkt dat een uitgever ook niet altijd kan voorzien wat het effect is van een persoonlijke ontboezeming. We leven in een tijd waarin de schrijver belangrijker gevonden wordt dan zijn werk.
Truijens zegt dat de scheidslijn tussen feit en fictie voor de lezer daardoor onduidelijk wordt. Het etiket roman zegt steeds minder waar het boek voor staat en maakt het speelveld van fictie kleiner.
De Vries zegt dat er in de literatuur een opvatting heerst dat men niet schrijft over hetgeen men niet zelf ervaren heeft. Hij zou volgens die opvatting niet over een genderneutrale jazzzangeres mogen schrijven.
Volgens Truijens kan er binnen een roman heel goed een spel gespeeld worden met feiten. Hella Haase, over wie haar volgende biografie gaat, borduurde in een boek voort op een ander romanpersonage. Men dient echter zijn verantwoordelijkheid te nemen als men schrijft over werkelijke personen en niet tegemoet te komen aan een door de lezer gewenst smeuïg verhaal. Anders dan De Vries vindt ze de manier waarin Mulisch Hitler in Siegfried uitbeeldde niet geslaagd.

Hier mijn bespreking van Harnas van Hansaplast, hier mijn verslag van het gesprek van Jeroen van Kan met Charlotte Mutsaers over deze roman.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten