Seismograaf van raciale veranderingen niet gerust over de
toekomst
In het kader van het verschijnen van haar boek Witte onschuld (2017) praat Lex
Bohlmeijer van De Correspondent met cultureel antropologe Gloria Wekker
(Parimaribo, 1950). Zij voorziet de discussie over racisme en de blanke
superioriteit, zoals bijvoorbeeld aangekaart werd door Sunny Bergman in haar
documentaire Wit is ook een kleur (2016),
van een theoretische ondergrond.
Bohlmeijer begint over de storm die opstak na het
verschijnen van haar boek. Die geeft aan dat Nederland er blijkbaar nog niet
aan toe is het rassenprobleem onder ogen te zien.
Wekker zegt dat zij er zowel positieve als negatieve
reacties op kreeg. Die laatsten duiden op onpeilbare putten in de Nederlandse
cultuur, maar bevestigen tegelijk haar diagnose. Die gaat uit van een diepe
ontkenning van het probleem, dat ons vraagt wie wij zijn en welke waarden we aan
verschijnselen en gebeurtenissen toekennen.
Bohlmeijer noemt verdringing het sleutelwoord in haar
beschouwingen.
Wekker antwoordt dat wij op deze manier ons zelfbeeld
proberen te handhaven. We hechten aan onze onschuld en vinden dat een
boodschapper van onwelgevallig nieuws diens mond moet houden. De blanke, die door
het systeem systematisch bevooroordeeld is, wordt boos als zijn positie ter
discussie gesteld wordt, zoals we zien in de ophef rond Zwarte piet. Die lijkt
wel steeds erger te worden.
Bohlmeijer vraagt of we op de sofa moeten.
Wekker denkt van wel. Er zijn vele terreinen waarop de
kwestie zich voordoet.
Bohlmeijer noemt een foto in het boek uit 1952 waarin haar
familie te zien is als ze net in Amsterdam gearriveerd zijn met verwonderde
blanke dames op de achtergrond.
Wekker zegt dat de foto het tijdsbeeld weergeeft. De
kinderen met de afro-kapsels werden gezien als poppen. Dat staat tegenover de
hardheid waarmee Ayaan Hirschi Ali in 2006 door Rita Verdonk uit de Tweede
Kamer gezet werd. Wekker ziet zichzelf als een seismograaf van de veranderingen
die gaande zijn.
Bohlmeijer begint over de receptie van White innocence (2016) die ertoe leidde dat Wekker een extra
hoofdstuk toevoegde in de Nederlandse vertaling , ook over de methoden die zij
in haar onderzoek gebruikte.
Wekker antwoordt dat ze niet de gebruikelijke
positivistische methoden hanteerde maar als een antropoloog met een
kwalitatieve methode de toestand analyseerde.
Bohlmeijer vraagt naar de postkoloniale melancholie die wij
zouden hebben vanwege het verlies van onze koloniën.
Wekker wijst erop dat materiële en mentale aspecten van het
bezit van de koloniën ons in een voordelige positie gebracht hebben en dat de
betekenis van het verlies daarvan nader onderzocht zou moeten worden opdat we
niet in onze trots blijven hangen.
Bohlmeijer noemt de uitingen van Pim Fortuyn die de islam
achterlijk vond maar de moslimjongens wel opwindend als voorbeeld van de
superieure positie.
Wekker zegt dat deze uitspraak nooit nader tegen het licht
gehouden is en dat die de ideeën over seksualiteit in de koloniën
weerspiegelde. Veel nakomelingen uit het concubinaat zijn daarvan de dupe
geworden. Het idee speelt nog steeds en maakt dat eerdere middengroepen
onbeschaamd deze visie uitdragen. Ze vindt dit een verontrustend verschijnsel
en gaat in op de term cultureel archief, afkomstig van Edward Saïd, die het
overgeleverde reservoir aan kennis en gevoelens met een raciale grammatica omvat.
Dit onbewuste reservoir was er verantwoordelijk voor dat de joden weggevoerd
werden en als we niet uitkijken gebeurt straks hetzelfde met de moslims. Baudet
speelt met zijn onuitgesproken bloed en bodem theorieën op deze gevoelens in en
bindt daarmee jongeren aan zich die weinig historisch bewustzijn hebben. Het is
nodig een alliantie te vormen van groepen om dit soort kwaad te bestrijden. Ze
gebruikt de term intersectionaliteit om aan te geven dat alle assen van
verschil tegelijk werkzaam zijn en elkaar bepalen. Ze kwam aan dit begrip naar
aanleiding van een toespraak die een zwarte Amerikaanse in 1853 hield rond het
vrouwenkiesrecht en daarbij de vraag stelde of zij zelf dan geen vrouw was.
Soms moet men inde strijd tegen racisme een stapje terugdoen om een ander verschil
de voorrang te geven. Daarbij is het nodig dat men over zijn eigen schaduw kan
springen. Dat vereist wel een groter blikveld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten