Kastijding zwarte man in een strak gespannen decor
Bijna twee jaar geleden brak regisseuse Daria Bukvic (1989) in
Nobody home een lans om asielzoekers
als mens te zien. In haar eerste regie voor Het nationale theater herhaalt ze
haar boodschap, dit keer op het gebied van ras. De tragedie Othello van William Shakespeare,
geschreven aan het begin van de zeventiende eeuw, waarin macht en liefde
onlosmakelijk aan elkaar gekoppeld zijn, leent zich uitstekend om haar
standpunt uiteen te zetten. De zwarte generaal Otello (Werner Kolf)
in het Venetiaanse leger krijgt het hard te verduren als hij
het aanlegt met Desdemona (Sallie Harmsen), de dochter van senator Brabantio
(Martijn Nieuwerf).
Die omstandigheid wordt uitvoerig over het voetlicht
gebracht aan het begin van de voorstelling. Jago (Rick Paul van Mulligen) is
nijdig op Othello dat hij Cassio (Joris Smit) en niet hemzelf tot zijn
luitenant heeft benoemd en neemt wraak door tweespalt te veroorzaken in de
liefdesverhouding tussen Othello en Desdemona. Hij informeert Rodrigo (Mark
Lindeman), die een oogje heeft op Desdemona, over zijn woede dat Othello een
corpsbal zonder enige oorlogservaring tot zijn helper heeft genoemd en zorgt
ervoor dat Rodrigo de verbintenis tussen Othello van de daken schreeuwt,
waardoor de vader van Desdemona gealarmeerd wordt en Othello op het matje
geroepen wordt. Uiteindelijk zorgt het bericht over de aanval van Turken op
Cyprus dat de zaken boven het meisje gaan, maar Brabantio kan het niet laten om
Othello toe te voegen dat Desdemona ook hem zal verlaten, net zoals zij haar
vader verliet.
De voorstelling opent met een mooi beeld van de twee
geliefden die lijnrecht tegenover elkaar staan, maar des te sterker tot elkaar
worden aangetrokken. Terwijl ze op elkaar toe vliegen, worden ze begeleid door
een koor van witte engelen dat zingt dat het nu hun beurt is, hetgeen op
meerdere manieren kan worden uitgelegd. Het belangrijke zakdoekje dat Othello
bij deze gelegenheid aan Desdemona geeft, doet wat pathetisch aan, maar is in
ieder geval wel een duidelijk gebaar. Het zeer gestileerde toneelbeeld met
ijzeren steigerbuizen tegen een achtergrond van zwart canvas en een glimmende
vloer, geven aan dat de toestand strak gespannen staat. Ook visueel staat
Othello twee uur lang tegen een witte overmacht.
De door Esther Duysker bewerkte taal van Shakespeare vormt
een sterk element in de voorstelling. Ze bedient zich van alledaagse registers die
voor een levendige uitwisseling van gedachten zorgen, zoals de typering van
Cassio als een corpsbal met slechts boekenwijsheid. Vooral de termen waarmee
Jago als een listige slang de verhouding tussen Othello en Desdemona weet te
verzieken vormen een lust voor het oor. De motoriek waarmee hij die elke keer
kracht bij zet, is weer een lust voor het oog. Naast de taal dragen ook het
decor en de kostuums bij tot een krachtig beeld van een zwarte man die door het
dominante witte systeem gekastijd wordt. Hoewel de uitwerking daarvan misschien
ook wel een half uur korter had gekund, blijft het effect van de psychische
terreur sterk op het netvlies hangen.
Het mooiste moment van de voorstelling is misschien wel aan
het eind als Othello door de vierde wand stapt en ronduit aan het publiek
vraagt of men bang voor hem is. Daar staat hij, een weerloze, maar een mens,
net als de asielzoekers in Nobody home.
Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.
BeantwoordenVerwijderen