Hagenees buigt zich over de zee
Erik Lindner (Den Haag, 1968) zit aan tafel bij Jeroen van
Kan om te praten over zijn nieuwe dichtbundel Zog, waarin hij onder andere lyrisch verslag doet van de werking van
de getijden. Volgens de toelichting op het programma gaat het om melodieus
geritmeerde gedichten waarin een man verdrinkt in een ondiepe vijver, een stad
wordt nagebootst in glasconstructies en wordt stilgestaan bij het telkens
veranderende strand.
Van Kan vraagt in welk opzicht de nieuwe bundel anders is
dan de vorige.
Lindner antwoordt in een tweevoudig betekenis. De compositie
is anders, omdat hij slechts zes lange gedichten heeft geselecteerd, al zijn
het wel lange gedichten, die geconstrueerd zijn rond een onderwerp, maar
tegelijk zijn ze ook muzikaler. Of de gedichten in de bundel pasten wist hij
pas aan het eind van het selectieproces. Selecteren is voor hem het proeven van
de regels en beoordelen of iets wel of niet in de bundel past. Het maken van
een gedichtbundel is voor hem hetzelfde als een dakloze die een
binnenhuisarchitect inhuurt. Hij koos het onderwerp vaker, maar deze keer
radicaler.
Van Kan vraagt in welk opzicht hij het onderwerp
radicaliseert.
Lindner vertelt dat hij zich in Oostende sterk concentreerde
op de golven. Door zijn concentratie kwam hij dichter bij de elementen, al
heeft dit niets van doen met esoterie.
Van Kan merkt op dat na de elementen ook de mens verschijnt.
Lindner bevestigt dat er een ik is dat een kantelmoment
teweegbrengt, omdat het de beelden op zichzelf betrekt, dan wel een derde
persoon in de vorm van een meisje of een visser. Hij leest deel tien van het
openingsgedicht Zog voor waarin de zee als het ware op je afkomt en weer van je
wegspoelt. Door Zog wilde hij de
lyriek uit het begin van zijn dichterschap weer terugvinden.
Van Kan vraagt of de beweging in het gedicht al vooraf
gegeven is.
Lindner zegt dat de cadans vanzelf ontstaat tijdens het
schrijven. Vaak ontbreekt de eerste regel nog die hij later toevoegt. Eerst is
er een idee, net als om iets te doen met de leegstaande fabriek in Seraing, Het
kostte hem twee jaar om dat uit te werken terwijl Zog in twee weken tot stand
kwam. Het helpt als hij een opdracht krijgt, anders wordt het nog wel eens een
project met een lange adem. Hij ging ook op uitnodiging naar Münster maar daar
kon hij alleen iets met het meer, op het moment dat hij over water begon te
schrijven.
Van Kan vraagt of hij een betere dichter wordt naarmate hij
zichzelf beter leert kennen.
Lindner antwoordt dat hij in de loop der jaren kritischer
wordt en dat hij eerder de juiste woorden vindt om uit te drukken wat hij wil.
Van Kan wil weten of het proces ook, vanwege de steeds
minder aantal woorden dat nodig is, een logisch einde kan hebben.
Lindner antwoordt dat de toekomst ongewis is, maar dat hij
wel periodes heeft waarin hij er niet toe komt om gedichten te maken. Hij vindt
het een de andere kant spannend om met steeds minder te moeten doen. Met Zog deed hij wat hij wilde doen. Tenslotte
vertelt hij over een verstild gedicht van Hans Faverey waarin jongens in een
roeiboot zitten dat bij hem in Duitsland leidde tot een gedicht met potige
vrouwen en fors geweld.
Hier de
website van Erik Lindner met op de Achtergrond aardige biografische gegevens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten