Humoristische roman over de plaats van kunst in ons leven
De Vlaamse filosofe en schilderes Patricia
Jozef (1975) dingt met Glorie mee
naar de ANV Debutantenprijs en maakt daarop een goede kans vanwege de
verrassende thematiek die ze in haar debuutroman naar voren brengt. Kunst en
leven vormen de achtergrond van twee portretten die op het eind op verrassende
wijze samengesmeed worden.
In het eerste gedeelte horen we het
verhaal van Marcel Jacobs die filosofie heeft gestudeerd maar al drie jaar
vruchteloos solliciteert naar een baan en daarom de zorg op zich heeft genomen
voor zijn dochter Mette, zijn stiefzoon Baba en zijn moeder Elvire. Hij heeft
in die tijd wel begrepen dat zijn onvermogen om werk te vinden niet aan hemzelf
ligt en dat therapie de complexiteit van het leven tekort doet. Hoewel hij een
hekel heeft aan lesgeven komt hij toch in zo’n baan terecht als hij, met de
nodige verzinsels over zijn werkervaring, wordt aangenomen als eventmanager op
de Vlaamse Tennier academie.
Hilarisch zijn de fragmenten tijdens
zijn sollicitatie met directeur Bubber en diens assistente Sarma Pijl en zijn
eerste kennismaking met collega’s die hem vooral vijandig gezind zijn, want met
de eventmanager gaat het kunstonderwijs volgens hen een verkeerde kant op. De
leerlingen kunnen het echter goed met hem vinden en dat is omgekeerd ook zo, al
had Jacobs dat niet verwacht. Het valt hem dan ook rauw op zijn dag als Bubber op
een ochtend met Jerome, een andere filosofie docent komt aanzetten. Naast de
nodige hand en spandiensten voor zijn oude maar nog steeds koppig standhoudende
moeder die inmiddels hulp krijgt - al is dat niet van harte - , richt Jacobs
zich op het organiseren van events, tot hij tenslotte, voor de lezer totaal
onverwachts, de laan wordt uitgestuurd.
In het tweede gedeelte verandert het
perspectief honderdtachtig graden naar dat van kunstenares Bodine Boureaud’hui,
bekend van een Biënnale in Venetië, die eerder door Sarma werd voorgesteld als
gaste voor een event. Ze neemt deel aan een congres in Berlijn onder de titel The artist as a researcher dat Jacobs
nog voor zijn ontslag heeft georganiseerd. Vanwege een uitbarsting van een
vulkaan op IJsland kunnen Bubber, Sarma en Jerome niet terugvliegen en regelen
daarom dat ze in de auto met Bodine terugreizen. Ze heeft er aanvankelijk
weinig zin om hen mee te nemen, maar wil toch meer weten over het ontslag van
Jacobs. Tussen het reisverslag door horen we haar hele levensverhaal en haar
opvattingen over kunst die heel wat minder zwaarbeladen zijn dan de
theoretische ideeën die Sarma Pijl erop nahoudt.
Naast interessante standpunten over
de plaats van kunst in de moderne maatschappij, is er ook veel plaats voor
humor in de roman. De personages Bubber, Sarma Pijl en Jerome komen sterk uit
de verf net als die van Elvire in het eerste gedeelte. Hilarisch is
bijvoorbeeld het bezoek dat Jacobs met zijn moeder aan H&M brengt. Jozef
spaart het gebruik van plastische taal niet en dat maakt de roman naast
verheven ook heerlijk laag bij de gronds, hetgeen overeenkomt met de
kunstopvattingen van Bodine.
Stilistisch in het eerste gedeelte
af en toe wat hobbelig. maar dat is eerder een voordeel in een tijd waarin
alles zo perfect dient te zijn. Meer moeite had ik met de toon van Jacobs, die
niet helemaal trefzeker door een vrouw beschreven wordt, al kon ik daar tijdens
het lezen niet precies de vinger op leggen. Hoewel ook het levensverhaal van
Bodine beknopter had gekund, blijft de roman als geheel door de gedachten over
kunst, de humor en vooral het sterke eind, fier overeind.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten