De medemens staat de
eigenliefde in de weg
In
de nieuwe roman De trooster maakt
Esther Gerritsen een uitstapje naar het geloof uit haar kindertijd. Ze situeert
het verhaal in een klooster waar het geloof in een natuurlijke omgeving beleefd
kan worden. Carolina Lo Galbo ondervraagt haar over dat geloof en over haar
antwoorden denkt Gerritsen serieus na waardoor er weer eens een echt gesprek
plaatsvindt.
Lo
Galbo opent het gesprek met de uitspraak van de voornaam van Henry Loman, voormalige
staatssecretaris van Financiën, die vanwege een schandaal zijn baan kwijt
raakte. Deze Loman wordt ingeleid in het klooster door conciërge Jacob, de
hoofdpersoon van het boek.
Gerritsen
antwoordt dat ze als schrijfster niet hoeft na te denken over de uitspraak van
namen maar geeft de voorkeur aan de Hollandse naam boven de Engelse. (Dit komt
overeen met de uitspraak in het luisterboek, rs.)
Lo
Galbo vraagt naar de reden van locatie van het verhaal in een klooster.
Gerritsen
antwoordt dat dit een vanzelfsprekende omgeving is als het om de verhouding met
God gaat. Ze heeft zelf aan een paasretraite meegedaan om over de gang van
zaken in een klooster te kunnen schrijven. De katholieke liturgie kende ze al
uit haar jeugd in de omgeving van Nijmegen. Als kind was ze geïntrigeerd door
de persoon van Jezus en probeerde hem in al zijn goedheid na te volgen, hetgeen
steeds op een teleurstelling uitliep, maar het verhaal van de man die de zonden
van de wereld wegneemt inspireert haar nog steeds. Ze leerde begrijpen dat de
zonde overeenkomt met onze natuurlijke staat en dat we niet perfect hoeven te
zijn, hetgeen voor haar bevrijdend werkte. Ze kan zichzelf daardoor
gemakkelijker vergeven als ze weer eens in de fout gaat.
Lo
Galbo merkt op dat hoofdpersoon Jacob dat minder goed kan.
Gerritsen
zegt dat hij in harmonie is als hij alleen is, maar dat dit gevoel gemakkelijk
door anderen onderuit gehaald wordt, waardoor hij een hekel aan zichzelf krijgt
en zijn eigenliefde kwijtraakt.
Lo
Galbo vraagt of zij dit herkent.
Gerritsen
beaamt dat het lastig is om een positief zelfbeeld vast te houden in contact
met anderen. Ze zegt dat niemand haar zo aardig vindt als zijzelf en dat ze het
oordeel van anderen over haar vreest.
Lo
Galbo begrijpt dat ze zich als schrijver een God kan wanen.
Gerritsen
vindt het heerlijk om midden in het verhaal te zitten en het alle kanten op te
kunnen sturen, zonder dat een ander daar invloed heeft. Ze vertelt dat ze eerst
nog een hele vergevende vrouw in het boek had gewild, maar dat ze die er weer
heeft gelaten.
Lo
Galbo merkt op dat het daarom om een mannenvriendschap gaat.
Gerritsen
zegt dat Loman op zoek is naar iets anders in zijn leven, dat kinderlijke
geloof, die goddelijke vonk en dat Jacob vereerd is met zijn aandacht. Zelf is
ze, naast de persoonlijke kant van het geloof, nog steeds onder de indruk van
de rituelen. Ze was daar al mee bezig in Amsterdam waar ze af en toe een
katholieke kerk in de buurt bezoekt.
Hier een
leesfragment op de site van Athenaeum Boekhandel dat begint met de veel
geciteerde openingszin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten