Ingenieuze en taalvaardige vorm om de dood in het leven terug te brengen
Twee jaar geleden werd ik gegrepen door een gesprek dat Wim
Brands met Roel Bentz van den Berg had over zijn nieuwe roman Het naderen van een brug. Daarin ging
het over de plaats in ons leven die wij voor de doden gereserveerd hebben en
daarnaast ook over de innige verhouding tussen het leven en toneelspelen. Bentz
van den Berg was kind van een toneelspeler en zag hij voor zijn ogen dat rollen
werden ingevuld en weer afgelegd, waarmee een duidelijke verbinding tussen
acteren en de dood gelegd wordt. In de roman Het naderen van een brug wordt de lezer wat beide opzichten betreft
niet teleurgesteld. We zien heel duidelijk hoe het is om na de dood nog altijd
deel uit te maken van het leven, zonder echter nog invloed daarop te kunnen
uitoefenen en we maken ook mee hoe de hoofdpersoon zich voorbereidt op de
solovoorstelling Hamlet, die voor
zijn vader ooit het einde van zijn carrière betekende.
Dat laatste is ook echt gebeurd, vernam ik in bovengenoemde
gesprek. Tijdens zijn rol in Hamlet werd Han Bentz van den Berg geattaqueerd
door een man met een lange zwarte jas uit het publiek, hetgeen hem zo’n dreun
gaf, dat hij daarna niet verder kon als acteur. In de roman neemt Mark, de zoon
van deze acteur, de taak op zich om wraak te nemen op de aanval van zijn vader
en wel door middel van een solovoorstelling, een idee van regisseur Koetsier.
Dat heeft echter heel veel voeten in de aarde. Mark wordt door Koetsier sterk
in een bepaalde richting geduwd en krijgt van dromendeskundige Lisa te horen
dat hij de rol een meer persoonlijke invulling moet geven. Daardoor raakt Mark
alleen nog maar meer het spoor bijster. Hij ziet op een bepaald moment tijdens
een repetitie zijn jeugdvriend Rigter in de zaal zitten en raakt daarvan in de
war. Hij beschouwt het als een vloek om het overbewustzijn van een
coulissenkind te hebben meegekregen en zegt tegen zijn vrouw Helen, zelf ook
een dochter van een acteur en daardoor jaloers op andere mensen die samenvallen
met zichzelf, dat hij er een tijdje tussenuit gaat, maar verschanst zich in een
leegstaand huis tegenover hun eigen woning, om als door een spiegel naar zijn
eigen leven te kijken. De spiegeling komt vaker dan eens in de roman aan de
orde. Je zou kunnen zeggen dat de hele roman één grote spiegel is, die doden en
levenden in dezelfde mist gevangen houdt.
Het begin van de roman is erg sterk met een spreekbeurt van
Helen tijdens het afscheid uitvaart van haar man. Heel uitgebreid gaat Bentz
van den Berg in op haar gedachten en gevoelens terwijl ze op het katheder staat
om de mensen, waaronder Koetsier, toe te spreken. Helaas komt er door alle
herinneringen en flarden van betekenisvolle muziekteksten niets uit haar mond,
maar zij wekt daarmee wel haar overleden man in de figuur van Mark’ tot leven,
die zich verbaast over de snelheid waarmee hij buitenspel gezet is en dicht bij
haar wil blijven. De gang van zaken tijdens de crematie doet hem denken aan het
open gaan van het doek tijdens een toneelvoorstelling, alleen gaat het doek
hier open voor het einde. Helen wordt later door een collega van Mark
overgehaald van huis te veranderen en krijgt daardoor in een periode van rouw -
ook nog over het verdwijnen van haar zus Zsa Zsa – tegelijk weer andere
problemen voor haar kiezen die ze op een rigoureuze wijze wil oplossen. Op het
eind besluit ze een stapje terug te doen om daarmee meer overzicht te houden.
Bentz van den Berg heeft het nogal plotloze verhaal op een
mooie wijze gecomponeerd en ook op zinsniveau valt er, al is het soms met de
nodige moeite, veel te genieten. Aan de andere kant is de thematiek complex,
werken de afwisselende stemmen van Helen, de dode en de levende Mark een
fragmentarisch beeld in de hand waarmee het lijkt alsof de lezer in een
eindeloze droom terecht is gekomen. De uitweidingen en opsommingen zijn soms
wel erg ver doorgevoerd, zoals in een fragment waarin Mark’ op het desolate
terrein komt waar Mark aan zijn eind gekomen is en waar ook lotgenoten van Mark’
rondwaren:
‘In de hoop dat er
ergens nog iets bruikbaars te vinden zal zijn tussen alle losse eindjes,
verbleekte beelden, ingeslikte woorden, verbroken verbindingen, verdrongen
herinneringen, verkeken kansen en aan de straat gezette dromen die daar met
wagonladingen tegelijk worden gedumpt.’
Na afloop blijft toch vooral bewondering over voor een
auteur die zo’n ingewikkeld onderwerp op zo’n ingenieuze en taalvaardige manier
over het voetlicht weet te brengen.
Hier
mijn verslag van het gesprek van Wim Brands met Bentz van den Berg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten