Afscheid nemen van het vertrouwde in klinkende taal
In zeven verhalen met bijzondere titels ontvouwt de literaire
debutante met de extravagante naam Naomi Rebekka Boekwijt een wereld die anders
is dan de gebruikelijke. Niet alleen spelen de meeste verhalen zich in het
buitenland af, in Europese landen met een wat grotere agrarische bevolking
zoals Denemarken en Zwitserland, maar ook is er steeds een sterke relatie met dieren
die we op een boerderij aantreffen. Het boerenleven is niet onaantastbaar en vanzelfsprekend,
maar onzeker. De mannelijke of vrouwelijke hoofdpersonen in de zeven verhalen
begeven zich op een licht vervreemdende wijze door een wereld, die op de jaren
vijftig lijkt.
Dit valt ook op te maken uit de taal, waarin de ervaringen van
de personen verwoord worden. De eerste zin van het openingsverhaal Buiten niet luidt:
‘Hoe zij al het
menselijke wil vernietigen. Alles wat zij aan zachtheid kan opbrengen, gaat
naar de dieren. Ze lopen op haar af en leggen hun kop op haar schoot of tegen
haar borst. Zij is als het buiten, dat zegt: ik hoef niets te weten.’
Deze intrigerende opening gaat over een vrouw, die bezien wordt
door een boer, die zoals ook in andere verhalen aangetrokken wordt door een
vrouw die zich in zijn nabijheid bevindt. In Tussenklauwontsteking heet hij Ruedi. Hij is in de ban van het
landdienstmeisje Astrid dat tijdens een zomer op de boerderij komt helpen.
De wat mysterieuze sfeer in dit eerste verhaal wordt
doorbroken in het tweede verhaal Kadett.
Hierin krijgen de personen namen. De met een afstandelijke naam aangeduide Kramer
gaat op bezoek gaat bij zijn vroegere vriendin Sigrid. Deze boerin heeft
inmiddels een relatie met Jitte. De erotische sfeer komt nog sterker voor in Driest waarin een ontheemde jonge vrouw
meegaat met een fotografe om model voor haar te staan.
In de broeierige sfeer is er ook het onvermogen tot
intimiteit, de afstand die blijft, zoals in een verhaal over een boerenzoon die
zich buiten zijn vertrouwde wereld waagt en door een zieke homoseksueel uit
Kopenhagen wordt uitgenodigd mee te gaan naar de begrafenis van zijn vader in
Aalborg, maar die toch op het eind liever mest had gereden voor zijn vader. We
zijn getuige van een agrarische wereld die afbrokkelt. De band tussen de mensen
en de dieren die verloren gaat weerspiegelt zich in de relaties, die nooit echt
intiem waren.
Het middelste verhaal
Ein Herumspringen im Dunkel biedt wellicht een verklaring. Men moet terugkeren
naar het verleden om het de rug toe te kunnen keren. Men dient afscheid te
nemen van een wereld die voorbij is om de onzekere toekomst binnen te gaan. Het
ontheemde jonge vrouw uit Driest zegt daarover het volgende:
‘Ik hoefde geen huis.
Ik hoefde niet te wonen zoals de mensen dat deden in de stad. Liever een nest
om me heen vlechten tussen het riet, met de wereld als tuin en vogels als
buren. In de stad wilden ze dat ik me bij hen voegde, dat ik mijn cellen in de
voegen van de straten en gebouwen zou smeren.’
De reeks verhalen wordt afgemaakt door een hilarisch verhaal
over een stel studenten die allemaal hun eigenaardigheden hebben, net als hun
hoofddocent Bruska. De vooruitgang rukt op en dreigt de universiteitswereld ook
letterlijk te vermorzelen. De ik-figuur had thuis een vogel, Brammetje genaamd,
die aan het eind ook bezweken is, aan tocht.
Het is vooral de taal die in deze nogal plotloze verhalen
overtuigt, die dit afscheid nemen van het vertrouwde en dit vergeefs zoeken
naar een alternatief op veelzeggende manier begeleid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten