Op de achterflap blikt de Poolse ons met grote
vriendelijke ogen aan. Ze kijkt als een reisleidster die ons wil verleiden met
haar mee te gaan, de hort op. Reizen is een mooiere manier van leven dan thuisblijven. Volgens
haar ben je jezelf even kwijt als je reist. De rustelozen is een verzameling
verhalen, die, onder de noemer van reispsychologie - ook wel
reispsychotheologie genoemd - , worden afgewisseld met reisimpressies. Zo beschrijft zij het
leven op luchthavens, die steden op zich geworden zijn. De grondlegster van deze
nieuwe tak van wetenschap is zelf nogal stellig over haar vakgebied: ‘In de
reispsychologie zegt men dat de indruk van gelijkenissen tussen twee plaatsen
recht evenredig is met de afstand tussen de twee.’ Dit boek is daarmee van een
heel andere soort dan de romans die Olga Tokarczuk eerder schreef. Oer en
andere tijden (1998) en De laatste verhalen (2008) kenden een
respectievelijk een magische en een psychologische inslag.
Tokarczuk verdeelt mensen onder in sedentairen en nomaden.
De eersten hebben een cyclisch -, de laatsten een lineair tijdsbesef,
waardoor ze meer vooruit zien. Reizigers in de zin van pelgrims kennen de
verwarrende ‘ik weet niet waar ik ben’ fase, die via de ‘ik weet waar ik ben’
fase in de ‘het maakt niet uit waar ik ben’ fase overgaat. Kenmerkend voor hen
is dat zij graag in hun eentje reizen en bij een ontmoeting met een soortgenoot
elkaar drie geijkte vragen stellen: waar kom je nu vandaan, waar ga je naartoe
en waar kom je oorspronkelijk vandaan.
Het is een levensgevaarlijke veronderstelling dat wij
standvastig zijn en dat onze reacties voorspelbaar zijn, zegt Tokarczuk, die
zelf ook graag alleen gaat. Na haar studie psychologie wilde ze niet op kantoor
werken, maar gaan schrijven. In dat kader verbleef ze een half jaar in
Amsterdam, weet ik. Ze kent de Nederlandse gewoonten. Ze heeft hier geleerd om
binnen te gluren in de niet door gordijnen afgeschermde verlichte huiskamers en
ongetwijfeld heeft ze hier ook genoeg materiaal gezien om het Volhardend
Detoxificatiesyndroom te bevredigen, waaraan zij - of ieder geval de ik in deze
roman - zegt te lijden. Door dit syndroom is ze belust op fouten en fiasco’s
van de schepping. In het verleden zijn genoeg mismaaksels van de natuur in
potten gestopt en in musea te kijk gesteld. Een deel van de verhalen gaat ook
over dit onderwerp.
Behalve over de reizen ook van ene dokter Blau, die droomde
over een collectie van echte vagina’s en verzoeken per brief aan de keizer van
Oostenrijk over het opzetten van een zwarte hoveling, schrijft ze over de
anatoom Philip Verheyen, die op jonge leeftijd zijn onderbeen verloor. Tijdens het tekenen van het
menselijk lichaam had hij die in een pot voor zich op tafel staan. Hij was de
ontdekker van de achillespees en leed aan fantoompijn. Zijn vriend Van Vorssen
bemachtigde kaartjes voor een voorstelling van een secsie uitgevoerd door de
beroemde Ruysch, die organen verzamelde. Een deel daarvan werd verkocht aan
tsaar Peter de Grote. Mooi beschreven wordt de zware zeetocht naar Rusland met
Charlotte, de dochter van Ruysch, die de potten klaarmaakte.
Mooi is ook het verhaal over een schranspartij op Aswoensdag
met zeeman Eryk, die ooit in de gevangenis Moby Dick las en daar nog
veelvuldig uit citeert. Hij bestuurt een veerpont, maar wordt hetzelfde rechte
traject zat en koerst op een dag met het pont naar open zee.
Het titelverhaal is aangrijpend. Anoeschka verlaat haar
gezin en gaat zwerven. Een andere zwerfster, een ingepakte vrouw die bij het
station staat, roept haar op om te gaan. ‘Hij die halt houdt versteent, hij die
eventjes stil blijft staan wordt als een insect opgespeld, zijn hart wordt
doorboord door een houten naald, zijn handen en voeten zullen worden
geperforeerd en vastgenageld aan de drempel en de balken van het plafond.’ In
dit verhaal is weer eens het magische geluid van Tokarczuk hoorbaar.
Tijdens het lezen van deze drukdoenerige roman van meer dan vierhonderd bladzijden vroeg ik me
af of Tokarczuk misschien verschillende verhalen had klaar liggen en op het
idee kwam om die samen te brengen onder de noemer reispsychologie. Ik vond dat als thema
te vrijblijvend en had liever een bundel met losse verhalen gezien. Daarvoor
kan Olga Tokarczuk goed genoeg schrijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten