Ontroerende beelden van menselijk leed, ongeacht rang of
stand.
De Poolse documentaire Chemia speelt zich af in een
dagafdeling van een ziekenhuis in een buitenwijk van Warschau. We zien
close-ups van mensen die dicht naast elkaar op bedden liggen en enkele uren
chemotherapie krijgen. Af en toe onderbreekt Lozinski zijn beelden van de
gezichten met een blik uit het raam, naar een boom vol in het blad of nog maar
een paar blaadjes, alsof hij wil zeggen dat de natuur het lot van ons mensen
toont.
Het is wrang om ergens midden in het leven met de eindigheid
geconfronteerd te worden. Lozinski filmt mensen van allerlei slag, rijk en arm,
jong en oud, man en vrouw, zelfs een
zwangere en een vrouw met een heel jong kind thuis hebben, zoals Kasia.
De meesten ondergaan de chemotherapie gelaten, maar voor
sommigen is het geen pretje. Een vrouw klaagt dat ze het niet vol houdt, een
oudere man zegt dat de therapie voor de sterkeren is. Een jongen, die aan de
voetballer Ronaldo doet denken, vanwege zijn kale kop natuurlijk, maar ook door
de grote onschuldige ogen, staart peinzend om zich heen (zie foto).
De patiënten praten wat af, met degene die naast hen ligt of
met een relatie die meegekomen is, geen enkel onderwerp is taboe, maar ook de
gewone dagelijkse praktijk gaat door. Af en toe horen we het geluid van een
vliegtuig, dat de wereld pijnlijk nabij brengt.
Het is moeilijk de patiënten uit elkaar te halen. Ze hebben
veelal geen naam en evenmin haren. De meeste vrouwen dragen een hoofddoek.
Lozinski heeft allerlei fragmenten aan elkaar gelast. Ik probeer ze, zo goed en
kwaad als dat gaat, aan elkaar te lijmen.
De jonge Kasia laat een fotootje van haar zoontje van vijf
maanden aan haar buurvrouw zien. Die is meteen vertederd en vertelt over haar
groentewinkel. Ze probeert onder de mensen te blijven, ook al stellen die
vragen over haar andere kapsel.
Een man zit achter het bed van zijn vrouw te puzzelen. Hij
zegt dat men moet ergens dood aan gaan en dat ze van de ziekte moet houden.
Zijn vrouw vindt de ziekte echter een ongewenst kind en verzet zich ertegen. De
man kijkt naar buiten. Het is mei. ‘Alles bloeit,’ zegt hij. ‘Je moet naar de
kapper,’ antwoordt zijn vrouw.
Ronaldo wil zijn haar terug. Hij kijkt naar de slang en zegt
tegen zijn moeder dat ie loopt. Hij vraagt zich af hoe zijn medeleerlingen
zullen reageren als hij het hen vertelt. Hij wil toch liever internationale
betrekkingen dan politicologie studeren, maar weet niet wat hij moet als hij
niet wordt toegelaten. Na negen keer is de behandeling klaar. Hij hoopt dat hij
er vanaf is.
Een vrouw heeft het warm en doet haar hoofddoek af. Ze vindt
het niet erg dat ze geen pruik heeft. Later moet ze huilen omdat ze het niet
langer volhoudt. Ze zegt dat haar man haar ziekte tegen de familie mooier
voorstelt dan het is. Haar buurvrouw heeft soms te doen met haar man. Soms is
zijn geduld op en soms ook het hare. Ook de vrouw die het warm had bekent dat
ze soms onaardig tegen haar man doet.
‘Waarom heb je zo’n donkere slang?’ vraagt een bootsman aan
zijn buurvrouw. ‘Is dat voor straf?’ Haar antwoord gaat over de soort medicatie
die ze toegediend krijgt. Ze zegt dat het een rotgriep is die ze moet
uitzieken. De bootsman zou weer willen varen.
Een vrouw is bang voor de chemo. Ze wist niet eens dat ze
kanker had. Ze krijgt morfine, maar gelooft meer in gebed.
Een man was sprakeloos na de diagnose van de arts. Hij zou
willen dat een mens een zekere levensduur gegarandeerd kreeg.
Een vrouw vraagt zich af hoe ze het aan haar 80 jarige
moeder moet vertellen.
Een vrouw zou haar zoons nog willen zien trouwen.
Een man van 48 denkt dat hij geen 75 wordt zoals zijn
buurman. Hij was eerder ziekenbroeder op een ambulance en heeft veel mensen het
leven gered. Nu heeft hij vakantie voor de rest van zijn leven, al komt ook
daar een eind aan.
Een man met een bril zegt dat niemand tegen deze ziekte op
kan. Dat het hem verzwakt. Hij weet niet of hij zijn bed moet opmaken als hij
voor een paar uur eruit gaat.
Een man beveelt gevouwen koolbladeren aan, een vrouw zegt
dat de dokter haar rode wijn heeft aangeraden.
Een jongeman met zaadbalkanker ligt naast een jonge vrouw
met Hodgskin, die een jongetje van een half jaar heeft. De verloofde van de
jongeman belt. ‘Ik kom zo bij je,’ zegt hij. ‘Mijn verloofde maakt zich wel
zorgen,’ zegt hij tegen zijn buurvrouw, ‘maar er is niets veranderd.’ Tussen
hen bedoelt hij. Ze praten over trouwen.
Een vader heeft tijdens de reparatie van een versnellingsbak
een blauwe vinger opgelopen. ‘Je moet beter voor jezelf zorgen,’ zegt zijn
zieke zoon.
‘Is het al klaar?’ vraag een jonge vrouw aan haar vriend,
die zijn hoofd schudt. ‘Mijn God, ik ben moe,’ zucht ze.
Een juf met een melanoom zegt dat ze op school merkten dat
ze was afgevallen. Een jongetje moest huilen, een ander ventje uit een gebroken
gezin is snel overstuur. Ze vraagt aan haar buurvrouw, een opgenomen zuster,
hoe dit mogelijk is. De zuster noemt het lijden een mysterie, dat moeilijk te
bevatten is.
De man met de bril zegt tegen de juf dat het leven de moeite
waard is omdat het steeds anders is. Alleen het licht al en de stand van de
maan.
De man die het moeilijk vindt om op bed te liggen heeft
gezelschap van zijn zoon. De man droomde dat de uitslag goed was en dat hij
veel energie had. ‘Zonder behandeling was je er niet meer geweest,’ zegt de
zoon.
Een man vindt dat het land een zweep nodig heeft, een vrouw
had vroeger werk en kan zonder werk niet leven.
‘Hij loopt weer,’ zegt een man tegen de verpleegster, die
hem op het hart drukt dat hij moet bellen als zijn arm weer rood wordt.
Een zoon legt zijn vader uit over zijn laseronderzoek. De
vader hoopt dat hij het eindresultaat nog mag meemaken. De studie van zijn zoon
maakt het voor hem gemakkelijker om te vechten. ‘Ik ben volwassen,’ zegt de
zoon. ‘Vermijd stress, pa.’ ‘Ik voel me als een kale tak,’ antwoordt de man.
‘Ik ben een ander tot last. Het is niet prettig om hulp te moeten vragen.’
‘Vroeger was ik jou tot last,’ zegt de zoon.
De jonge vrouw die nog moet bevallen zegt tegen haar vriend
dat het kind in haar buik schopt. Ze praten over diens toekomstige naam. De
vrouw spreekt over een mogelijke borstafzetting. De prothese moet mooier zijn
dan de borst. Ze vraagt zich vertwijfeld af hoe ze zich daarmee zal voelen.
Een vrouw met een sterke wil krijgt toch steeds nieuwe
gezwellen. Ze zegt tegen een jonge vrouw dat ze nog niet klaar is voor de dood.
Ze zou in de achtertuin begraven willen worden, dicht bij haar naasten.
De kanker is toch uitgezaaid, zegt een vrouw. Ze huilt en
krijgt een zakdoekje aangereikt. ‘Volgens de exorcist is het mooi aan gene
zijde,’ zegt ze.
Een vrouw zegt over haar wanhoop, dat ze wel eens een
pilletje teveel wilde slikken. Voor het doorsnijden van haar polsen was ze te
laf. Haar kind woont in IJsland. Ze denkt niet meer aan zelfdoding.
Tenslotte zit de therapie erop. ‘Mijn benen zijn wat
gezwollen,’ zegt de vader tegen zijn zoon. ‘Wil je je colbert aan,’ vraagt die.
De man knikt en zijn zoon helpt hem erin. Ook de bootsman vertrekt. Iedereen
gaat door dezelfde gang. De man met de bril wordt begeleid door zijn zoon. Een
oudere vrouw gaat alleen. Het is indrukwekkend leed, dat dwars door alle rangen
en standen trekt en allen aan elkaar gelijk maakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten