Koos van Zomeren houdt al gedurende lange tijd een
natuurdagboek bij. Ook in zijn prachtige romans, waarin hij als geen ander in
staat is de lezer mee te nemen - maar dit buiten de orde - speelt de natuur een
belangrijke rol. Elke ochtend wandelt hij met zijn hond over de Veluwe aan de
noordkant van Arnhem waar hij woont. Hij heeft zo’n tien verschillende routes
en begint op maandag altijd met dezelfde, omdat hij daar dan niet over na hoeft
te denken.
Tijdens de wandelingen denkt hij na over zijn column die hij
dan in een half uurtje uitwerkt. Hij schrijft daarover niets op maar heeft het
in zijn hoofd. Als journalist noteerde hij wel veel in een boekje.
Hij heeft nu een boekje bij zich waarin hij sinds anderhalf
jaar zijn observaties over hazelwormen noteert. Dat zijn hagedissen zonder
poten. Hij noteert daarin de tijd waarop hij het diertje aantrof, het geslacht,
de leeftijd, de lengte en de bodemtemperatuur. Wim Brands laat een fragment
zien van een hazelworm waarbij Van Zomeren moet zeggen of het een mannetje of
een vrouwtje is.
‘Waarom hazelwormen?’ vraagt Brands.
Van Zomeren geeft als antwoord dat hij er dit jaar veertien
heeft gezien, dus dat het wel een saai boek gaat opleveren.
Brands zegt dat Naar de natuur een aardig inkijkje biedt
in de keuken. Hij refereert aan het verleden van Van Zomeren. Als journalist
bij de Nieuwe Revu schreef hij eerst politieke reportages maar al gauw had hij
daar zijn buik van vol en stapte hij over op verslagen uit de natuur. Als lid
van het eerste uur van de Socialistische Partij diende hij overal een standpunt
over te hebben. Gelukkig hoeft dat in de natuur niet. Hij heeft genoeg
standpunten gehad en observeert liever. Hij vertelt over een sperwer die een
spreeuw uit de lucht haalt. Door alleen maar te kijken merkt hij dat zijn
sympathieën wisselen en dat die niet van belang zijn. ‘Dat is wat de sperwer
doet, de wereld vereenvoudigen door hem op te eten,’ zegt hij tussen neus en
lippen door en Brands vraagt hem de zin nog eens te zeggen. Net als in poëzie
gaat het in de natuur om waarnemen.
Brands noemt Rob Bijlsma, een roofvogelexpert en een vriend
van Van Zomeren, die over het sterven van een ree en de ontbinding daarvan
schreef. Hij kijkt nauwgezet naar het sterven en grijpt niet in. Van Zomeren
zou dat laatste niet kunnen, daarvoor voelt hij zich teveel een boer, maar hij
vindt Bijlsma wel consequent. Van Zomeren vergelijkt diens optiek met poëzie. Zelf
treft hij nauwelijks dode dieren aan in de natuur. Dat brengt hem op de
uitspraak: ‘Waarschijnlijk duurt de dood korter dan het leven.’ De dood wordt
snel opgeruimd, het sterven gebeurt vooral in het voorjaar en is niet los te
zien van het leven.
Brands legt hem de keuze voor naar aanleiding van een beeld
dat Van Zomeren zelf gebruikte over een boom in Turkije die opeens vol bleek te
zitten met buizerds. Is de natuur een product van God of van de natuurbescherming?
Van Zomeren gelooft niet in God maar probeert wel de illusie
van de natuur als iets zelfstandigs in stand te houden en wil dus niets weten
van een door mensen gemaakte natuur.
Brands gaat daarop in door te zeggen dat hij zich stoorde
aan een bordje Beheersgebied in de Achterhoek. Van Zomer corrigeert hem
dat daar niet wordt beheerst maar beheerd. Wel vindt hij net als Brands dat de
natuur teveel als maakbaar wordt gezien. Hij heeft dan ook geen goed woord over
het natuurbeleid van dit kabinet. Waarvan akte.
Voor degenen die meer over de hazelworm willen weten, vandaag schreef Koos Dijksterhuis erover in Trouw: Hagedis zonder poten - Natuurdagboek - TROUW
BeantwoordenVerwijderenomdat de links niets doet hierbij de tekst:
BeantwoordenVerwijderenKoos Dijksterhuis − 15/09/11, 10:03
© Koos Dijksterhuis. Een jonge hazelworm heeft een lichte tint.
We lopen door een bos en een hazelworm steekt kronkelend het pad over. Hij meet zo'n 45 centimeter. We denken meteen aan een kleine slang. Maar een hazelworm is geen slang, het is een op een slang lijkende hagedis zonder poten.
Hazelwormen steken net als slangen steeds hun tongetje uit. Dat tongetje is wat minder gespleten dan slangentongen, maar gespleten is het wel.
Hazelwormen hebben knipperende oogleden, slangen lijken ooglidloos. Het ooglid van slangen is een soort raampje voor het oog. Slangen leggen eieren, hazelwormen niet. Ze baren levende jongen die meteen op eigen benen staan, als ze die hadden.
Hazelwormen leiden een verborgen bestaan tussen de bladeren en takjes in de strooisellaag. Daar jagen ze op klein gespuis, vooral regenwormen en naaktslakken. Ook een jonge soortgenoot gaat er best in. Uitbuiken en -rusten doen ze soms in mierenhopen, veilig voor hun vijanden.
Ze worden gegeten door vogels, zoogdieren van egel tot vos en door slangen. De meeste hazelwormen gaan dood door mensen. Mensen asfalteren hun leefgebied en rijden hen vervolgens plat. Hazelwormen gaan niet goed samen met fietsen, laat staan auto's.
Mensen die slangen dood trappen, trappen ook hazelwormen dood. Mocht een hazelworm alle dansen ontspringen, kan hij jaren oud worden.
De hazelworm wiens pad we kruisen heeft een lichte tint - een jonkie dus. Volwassen dieren zijn bruin. Daarbij heeft onze hazelworm een lengtestreep. Oudere dieren hebben geen strepen, maar kunnen wel gevlekt zijn.
Het dier vindt ons waarschijnlijk veel angstaanjagender dan wij hem. Hij blijft stil liggen, maar kronkelt dan weer verder. Niet zo soepel als een slang, maar toch vrij snel ritselt hij onzichtbaar onder de takjes en dennennaalden.