Een politiek filosoof, een diplomaat en een militair blikken
tien jaar terug. Francis Fukuyama zag op 11 september 2011 de rook opstijgen
uit het Pentagon, Lewis Paul Bremer vloog van Washington naar New York toen het
vliegtuig boven Philadelphia keerde, Laurence Wilkerson hoorde over de geraakte
Twin Tower op de radio na een ontbijtgesprek in Washington. Zijn baas, Colin
Powell, zei dat ze plannen moesten maken. Fukuyama zegt dat het buitenlands
beleid erop gericht was om iets met de aanslag te doen. Het was us or them. Elke president zou
op dezelfde manier gereageerd hebben. Bremer had in zijn hoedanigheid als
adviseur van de commissie binnenlandse veiligheid president Clinton eerder
gewaarschuwd voor een terroristische aanslag in de orde van grootte van Pearl
Harbour (zie foto).
Op 12 september overlegde de Amerikaanse regering in Camp
David. Er werd niet gesproken over Irak, zegt Wilkerson. Volgens generaal
Wesley Clarke werd het land daar overgenomen door lieden als Cheney, Rumsfeld
en Wolfowitz. Met hun Project for
the New American Century wilden ze de macht van de VS inzetten om het
Midden Oosten te hervormen, zegt Fukuyama, die zelf ook de Statement of
Principles ondertekende. Exporting democracy was een van de hoofdpunten.
Wilkerson wist niet dat generaal Franks instructies had gekregen om een
invasie in Irak voor te bereiden. Volgens Bremer was het gevaar echter niet
denkbeeldig dat al-Qaida vernietigingswapens in handen zou krijgen. Fukuyama
vond het geen slechte zaak om dictator Saddam Hoessein weg te jagen, maar er
waren ook andere belangen, zoals de olietoevoer en het verbond tegen het
terrorisme. Wilkerson geloofde niet in de banden tussen al-Qaida en Irak, maar
George Tenet van de CIA legde wel een verband. Powell kwam daardoor in
gewetensnood. Hij wilde eigenlijk niet naar de Verenigde Naties, maar ook niet
aftreden. Achteraf zien we de matheid van Powell tijdens de zitting van de VN waarin hij probeert het bewijs van de aanwezigheid van massavernietigingswapens te leveren, duidelijker. Arme wereld, zo bedrogen te worden. Tragisch ook, zo’n man. Hoe zal het hem nu vergaan? Volgens mij denkt hij hier nog elke dag aan.
Volgens Wilkerson wilde Cheney de oorlog tegen Irak vanwege de olie en is het nog steeds onduidelijk in hoeverre Bush daarvan op de hoogte was. Cheney gebruikte de angst voor het moslim-terrorisme om de oorlog door te drukken.
Bremer, met een pak boter op zijn hoofd, werd bewindvoerder in Irak. Zogenaamd om de democratie voor te bereiden. Fukuyama zegt dat het deels wishful thinking was en deels ideologie. Zonder instituties kom je niet ver. De regime change was een heel andere dan in Oost-Europa. Men investeerde niet echt in het land. Volgens Wilkerson kreeg Bremer een carte blanche en kwam hij als een echte Republikein vooral de Amerikaanse zakenwereld tegemoet met contracten. Bremer zegt dat de taak zwaarder was dan in Duitsland na 1945. De economische situatie was slecht, er was geen informatie, maar ze maakten een grondwet. Hij kijkt nog steeds met tevredenheid terug. In Amerika werd hij beloond door Bush. Stuitend zoiets terug te zien.
De beelden uit de Abu Graib gevangenis in 2005 leidden tot een verbod op marteling. Wilkinson zegt dat de adocaten die zo’n behandeling hadden bedacht dienden te worden geroyeerd. Voor Cheney echter was waterboarden een stuk gereedschap waar hij net als wire tapping, geen spijt van had.
Bremer oordeelt positief over de Arabische lente. De hoeveelheid boter op zijn hoofd lijkt toegenomen. Uiteindelijk is het belang van de VS beter gediend door democratische regeringen, zegt hij. Wilkinson is tegen bemoeienis van de VS in het buitenland. Mensen die dat willen zijn Utopians die alleen maar corruptie brengen. Laat het over aan de jonge mensen in de landen zelf, zegt hij. De ingreep in Libië moet de aandacht weghouden van veel belangrijker steunpunten als Saoedi Arabië.
De personalia van de drie mannen, gekopieerd van de site van Tegenlicht:
De wereld leerde kolonel Lawrence Wilkerson (1945) kennen in de tijd dat hij chef-staf was van Colin Powell, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken in de eerste ambtstermijn van George W. Bush (2001-2005). 'Larry' Wilkerson, voormalig kolonel in de US Marines en Vietnam-veteraan, ging recentelijk met pensioen. Tot voor kort doceerde hij militaire strategie aan de George Washington University; nu vist hij o.a. op forel in de Great Smoky Mountains. Daar zocht Tegenlicht hem op voor een terugblik op de dagen vlak na 11 september. Wie was nou eigenlijk achteraf verantwoordelijk voor welke Amerikaanse strategie?
Lewis Paul Bremer (1941) was eind jaren tachtig Amerika's ambassadeur in Nederland. Bekender nog werd hij als bewindvoerder in Irak, van mei 2003 - juni 2004. Zijn functie als 'administrator of the Coalition Provisional Authority of Iraq', zoals zijn officiële titel luidde, had hij mede te danken aan zijn expertise in het vakgebied van de 'counter terrorism'. Hoe kijkt de man die de legendarische woorden 'We Got Him!' uitsprak zeven jaar na dato terug op die langgerekte bezetting van Irak? Gevraagd naar historische analogieën komt Bremer tot verrassend vergelijkingsmateriaal.
Francis Fukuyama (1952) geldt als dé spijtoptante neoconservatief. De politieke filosoof die wereldfaam verwierf met 'The End of History and the Last Man' (1992) ondertekende in 1997 de beginselen voor de Project for a New American Century. Maar in de loop van de jaren nul moest hij concluderen dat zijn voormalige ultrarepublikeinse vrienden alle krediet verloren. Inmiddels gaat Fukuyama nog verder: de overreactie van de VS op de aanslagen van 11 september hebben de wereld 10 jaar gekost. Vooral het Midden-Oosten heeft daardoor langer moeten wachten op democratie. De democratie die Amerika nou juist zo graag naar de Arabische wereld had willen exporteren...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten