Na De markiezin popelde ik, ook door enthousiaste reacties op mijn blog, om te beginnen aan de tweede roman van Mutsaers. De titel vermoedt al de nodige broeierigheid en die wordt in Rachels rokje geheel ingelost, al is het dan wel wel op z’n Mutsaers. Dat wil zeggen op een nogal onnavolgbare wijze, die Freud nog de nodige hoofdbrekens zouden hebben opgeleverd, maar die ook, als je er een close reading op zou toepassen, waarschijnlijk behoorlijk consistent in elkaar zit. De verteller komt de lezer tegemoet door af en de toe de hoofdlijn neer te zetten. Aan de andere neemt deze de lezer op de hak die meer vaart in het verhaal wil. Net als in De markiezin is er in Rachels rokje sprake van grote uitbundigheid, van een tralala, die het leven tot een feest maakt, al geldt dat niet voor Rachel.
Rachels rokje begint met een gedicht Jeugd van Marina Tsvetajeva waarin lof op de snel voorbijgaande jeugd wordt bezongen. Laat je rokje laaien, het frambozen/ rode. Jeugd van mij! Leef je jeugd voor het te laat is, zegt de dichteres. In een daarop volgende wandeling wordt een en ander uitgelegd over het rokje. Het begin daarvan is te mooi om het waanzinnige verbale vermogen van Mutsaers niet integraal weer te geven:
‘Sta stil, hou u vast: Rachel S. komt eraan. In haar rokje! En we bevinden ons op straat en niet in de wei. Koeien steken graag de koppen bij elkaar. Dan valt er een stilzwijgen. Daar heeft niemand last van. Mensen doen precies hetzelfde. Dan gaan de monden open. Daar heeft iedereen last van. Het verschil tussen koppne en hoofden, asfalt en wei, december en mei.’
Rachels rokje - dat niet in hoofdstukken maar in 37 wendbaarder plooien wordt ontvouwd - is het verhaal van de liefde van de dertienjarige gymnsiaste Rachel voor haar Nederlandse leraar Douglas Distelvink, wiens achternaam overeenkomt met die van een onontdekt vogeltje. Rachel woont in Utrecht en is behept met de achternaam Stottermaus, die ergens een lexicaal tot wasdom gekomen Duitse wraak genoemd wordt. Rachel ziet zich als de fout van haar ouders. Ze moet het alleen stellen met de onsympathieke moeder, omdat pappa door haar is doodgeschoten. De moeder leest stiekem in het dagboek van Rachel en maakt haar amoureuze verlangen uit voor kalverliefde.
Distelvink woont in Amsterdam en gaat niet op haar verlangens in, maar ontwijkt die op gladde wijze, zowel tijdens de middelbare school periode als dertig jaar later als zij elkaar opnieuw ontmoeten op een vluchtheuvel, waar de leraar haar wegtrekt voor een naderende bus. In zijn Bugatti laat Rachel hem haar geheimste liesplooi laat zien, maar de leraar is al getrouwd, dus is het een onbegonnen zaak. Na het verongelukken van Distelvink verdedigt Rachel zich in een toegift, Rachels rokje revisited geheten, in zeven sessies tegen onderzoeksrechters over haar aandeel in zijn dood. Tussen de twee delen in staat een stukje met als titel Skatsjok dat net als in De markiezin een overgang van majeur in minerr aangeeft en waarin wordt stilgestaan bij de dood van de leraar.
Mutsaers speelt met de werkelijkheid. Zoals de verteller zelf zegt volgt de werkelijkheid de verbeelding op de voet. Dat geldt op de eerste plaats voor Distelvink die onder het alias Riemrok optreedt, omdat een riem op een speciale manier past bij een rokje.
‘Het rokje wil niet opgehouden worden, het wil omsingeld wezen als een paardenbuik. Dat kan het beste met een rokriem. Maar een rokriem kan nog meer. Het menselijk lichaam heeft twee streken: de hartstreek en de schaamstreek. Een goede rokriem snoert die bij elkaar.’
Helaas is Rokriem geen rokkenjager. De relatie tussen hem en Rachel is er een als tussen mens en hond. Rachel klaagt waarom Rokriem haar heeft aangelijnd als hij haar niet uitlaat.
Rachels rokje bestaat uit een explosie van beelden en originele gedachten, bijvoorbeeld over de IJsheiligen die in mei hun verjaardag vieren in plaats van in december, een wc plopper die Daisy heet of scheepjes die te pletter slaan op de stralen van een vuurtoren. De onderwerpen haken op een of andere manier op elkaar in. Ook intertekstueel valt er het nodige te genieten, met name over Emma Bovary die ter sprake komt naar aanleiding van een proefschrift over Flaubert dat Distelvink onder ogen kreeg. De laatste woorden van Emma, zo benadrukt Rachel tegen de rechters, zouden geluid hebben dat het die dag hard stormde en haar korte rokje opwaaide. Het was misschien allemaal een waan, zowel de hartstocht van Emma als die van Rachel, maar tegelijk is het ook het menselijk noodlot om geregeerd te worden door verschillende instanties als hoofd, hart en schaamstreek. Wellicht wordt de conflicten die daaruit onherroepelijk voortkomen het beste verbeeldt door een stijl die daarmee in de pas loopt. Die van Mutsaers dus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten