Een klassieker over machtswellust tussen echtparen.
Het is dertig jaar geleden dat ik dit toneelstuk zag,
volgens mij in ook in het Nieuwe DeLaMar, en omdat ik toen totaal overrompeld
was en het altijd in mijn achterhoofd bleef spelen, wilde ik deze reprise uit 2007
met Olga Zuiderhoek en Porgy Franssen zien. Het toneelbeeld met twee kolossale
zitbanken, waarop de vele glazen en glaasjes vastgeschroefd leken te staan, en
een nog kolossalere mobile in de hoek als oorverdovende bel belooft veel goeds.
In deze naaktheid moet de tekst van Edward Albee des te harder overkomen.
Martha, de dochter van de rector van de universiteit, zet
meteen al de toon door vanuit de woonkamer te schelden op haar man George, die
wat trager binnenkomt. Ze komen van een faculteitsfeestje. Terwijl George zijn
schoenen uittrekt, zegt Martha dat ze nog bezoek krijgen van een nieuwe docent
met zijn vrouw. Voordat die ten tonele verschijnen spelen Martha en George hun
razendsnelle spel van aantrekken en afstoten.
De jongere Nick en Liefje steken daarbij af als een naïef
stel, maar drank vormt voor hen geen bezwaar, Nick is aan de whisky en Liefje
giet, hoewel ze lichamelijk niet sterk is, de ene na de andere bel cognac door
haar keel. Hoewel Martha aan de touwtjes trekt en veel aandacht opeist is het
vooral de dialoog tussen de mannen, die, terwijl Martha aan Liefje het huis
laat zien, van buitengewone kwaliteit is.
George gedraagt zich superieur, stelt meerdere vragen
tegelijk en zorgt voor spraakverwarring door het antwoord van Nick op de ene vraag
als een antwoord op een andere op te vatten. Hij doet ook alsof hij antwoorden
niet heeft gehoord en probeert aldus de nieuwe biologie docent Nick te
intimideren. Zo geeft hij als historicus af op de chromosomen gedoe, die er
straks de oorzaak van zijn dat iedereen op elkaar lijkt. Hij zegt ook steeds
dat Nick bij de wiskunde faculteit zit, dat zijn vrouw smalle heupen heeft, dat
zij een zoon hebben die de volgende dag jarig is en dan 21 jaar wordt.
Als Martha en Liefje terugkomen is hij doodsbenauwd dat
Martha iets heeft losgelaten over zijn verleden. George is namelijk mislukt als
potentiële opvolger van Martha’s vader omdat hij door de jaren heen de nodige
kwaliteiten bleek te missen. Natuurlijk komt de gefnuikte carrière van George
uitgebreid ter tafel. Martha ziet wel iets in de stevige jonge knaap en maakt hem
duidelijk dat zij zijn carrière kan bespoedigen.
Het is vooral de vaak harde humor die het stuk vitaliteit
geeft. George zegt later over de chromosomen dat Martha die door haar
cornflakes doet en noemt de vader van Martha een muis met rode ogen.
Hoewel het stuk nog steeds overdondert en het met een enorme
inzet en flair wordt gespeeld, was ik minder van mijn stuk dan dertig jaar
geleden. Misschien is het toch wat gedateerd, dacht ik of laat mijn, inmiddels
door levenservaring gerijpte geest zich niet meer zo snel van de kaart
brengen.
Hierbij nog een verklaring van de titel:
The meaning of the title, Who's Afraid of Virginia Woolf?, becomes clearer as the
play progresses, but so far we know that it comes from a joke at a cocktail
party. The song usually goes, "Who's afraid of the big bad wolf?"
Virginia Woolf was an English writer during the first half of the twentieth
century. She wrote in the style of stream-of-consciousness, which tried to
mimic the thought patterns of her characters. One might be afraid of Virginia
Woolf because she tries to understand the intricacies of the human mind and
heart. She is so honest that she might frighten characters like George and
Martha, who hide behind their insults. At the same time, her writing is also
very complex and intellectual. Therefore, one might be afraid of not
understanding her. In the competitive world of a University, no one would want
to admit to being afraid to read something by her. The title, then, could also
refer to the competition that George feels at his job, and the need that all
people within that academic environment have to puff up their own intelligence.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten