Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



vrijdag 26 juli 2013

Poule des doods (2012), documentaire van Astrid Bussink



Dood zijn we allemaal gelijk

De titel van de documentaire heeft niets te maken met de poule waarin het Nederlands voetbalelftal tijdens het laatste EK terechtkwam, maar met een stel dichters die een bijdrage levert aan uitvaarten van personen die eenzaam gestorven zijn. In het boek De eenzame uitvaart (2005) leveren tien dichters een bijdrage, in de documentaire worden drie dichters gevolgd en ondervraagd, te weten F. Starik, Menno Wigman en Maria Barnas.

De documentaire begint en eindigt met een gedicht N.N. van Starik dat ook is opgenomen in het boek. De eerste van de twee strofes luidt: Iedereen kent ze: de grauwe ruiten/ die als doffe ogen in de gevels hangen/ de gesloten leden, de moeie lappen/ waarachter onzichtbare mensen wonen.

Het zijn inderdaad vaak dit soort woningen die de gemachtigde Amsterdamse gemeenteambtenaren Bert Kiewik en Ton van Bokhoven betreden. Ze fotograferen, soms met een mondkapje voor, het interieur en proberen officiële documenten boven tafel te krijgen. Als er familie is, wordt die ingeschakeld, soms is er een testament of een overlijdensverzekering, zodat de gemeente niet voor de uitvaart hoeft op te draaien.

In Poule des doods zien we een aantal gevallen van overlijden die in aanmerking komen voor een uitvaart met een dichter. Starik doet dat al drie jaar in Amsterdam, in navolging van een initiatief van Bart Droog in Groningen. ‘Niet om niet,’ luidt het fraaie gedicht dat hij aan een man uit de Jordaan opdraagt. In een café achter een biertje zegt Starik dat het niet accepteren dat iemand onbeweend het graf in gaat, ons tot nabestaanden maakt. De dichter is geen familie of vriend maar brengt een saluut aan een onbekende. ‘Hond in ons’ is een gedicht voor een vrouw uit de Kijkduinstraat die 50.000 euro en haar witte poedeltje aan het asiel liet. Dat moet daarvoor wel de woning leegruimen. Het beestje vindt algauw een ander thuis en de spulletjes belanden bij een tweedehands winkel.

Menno Wigman werd in 2002 door Starik gevraagd mee te doen in de poule. Hij vroeg zich af of een overledene zo’n procédé wel zou willen, maar zag er ook iets waardigs in. Hij leest ‘Eerste nacht’ voor een vierenveertigjarige man. De dichter, zegt hij, tast naar de persoonlijkheid van de overledene en komt, omdat veel onbekend blijft, vaak uit bij existentiële gedachten. 

Maria Barnas werd gevraagd om een gedicht te lezen voor een onbekende jonge vrouw die in de rivier verdronken was. Ze ging naar de plek, stelde zich de vrouw voor en maakte ‘Oefening’. De dood is een belangrijk onderwerp in de poëzie, zegt ze. Kunst probeert daarop antwoorden te geven. Later kwamen er feiten over de jonge vrouw boven water. Haar nicht vertelde dat ze Emine heette en naar Amsterdam was gekomen om geld te verdienen. Ze had thuis een vierjarig zoontje dat nu wees was en werd herbegraven in haar dorp. Barnas vond het niet gemakkelijker om meer over de identiteit van de vrouw te weten. Het confronteerde haar met de tragische omstandigheden van de vrouw. 

Fraai zijn de ouderwetse, vaak vrolijke filmbeelden die tussen de uitvaarten geprojecteerd worden. Het betreft vergelijkbare levensgangen, vanaf de kindertijd tot de oude dag en het dicht de kloof tussen de mensen. Dood zijn we allemaal gelijk. Daar zouden we in het leven bij kunnen stilstaan. De dichters in de poule geven een aanzet.

Hier de openingsscène, hier een interview met maakster Astrid Bussink. Vergelijkbaar is De laatste eer van John Appel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten