Pleidooi voor het schrijven met zelfinzicht
In Geschiedenis van de
moderne Nederlandse literatuur (2013), het nieuwe literatuuroverzicht van
Thomas Vaessens, werpt deze hoogleraar Nederlandse letterkunde zich op als
pleitbezorger voor literatuur die op de wereld gericht is. Het is niet nieuw
wat Vaessens beweert. Al in De revanche
van de roman (2009), een doorwrocht werk over de stand van zaken in de
literatuur, uitte hij zich over meer maatschappelijke betrokkenheid. Een
onderwerp dat mij in dit blog nauw aan het hart ligt en dat aandacht verdient.
Vaessens ziet de maatschappelijke betrokkenheid als een derde
weg tussen de autonome positie van de kunst en de postmoderne ironie in. Stijl is
niet zaligmakend. Literatoren moeten van hem uit hun ivoren toren komen. Ook
anderen dan literaire recensenten dienen, om de gordijnen open te trekken, hun
oordeel te geven over de huidige literatuur. Schrijvers moeten het publieke
debat aangaan. Op die stellingname kwam veel kritiek, net als nu weer op Geschiedenis van de moderne Nederlandse
literatuur (zie bijvoorbeeld Jaap Goedegebuure in Trouw, 13 juli 2013 of
Arnold Heumakers in NRC, 6 juni 2013). Voorbeelden van schrijvers zoals Marjolein Februari, die zijn
stellingen moesten onderbouwen, waren discutabel. Joke Hermsen vond zijn visie
getuigen van onkunde en zijn journalistieke benadering getuigen van moord op de
literatuur.
Wat is maatschappelijke betrokkenheid? Engagement is volgens
Vaessen dat je je ergens mee verbindt. Je loopt een stukje mee met een
ideologie of overtuiging en vanuit dat verbond kijk je. Als het maar niet weer
over de liefde gaat en met krullen geschreven is, waarschuwt hij. Kees ’t Hart
moest niets hebben van dit soort expliciet engagement, Wanda Reisel vond dat ze
niet het talent van een standwerker heeft en Arie Storm dat een roman nergens
over gaat. Door de aanwezigheid van de roman alleen al verandert er iets in de
wereld. Over literair engagement valt niet veel meer te zeggen.
Zou dat zo zijn?
Ik denk bij maatschappelijk betrokken literatuur meteen aan de
roman Bloed (1972) die Roel van Duijn
schreef over de snelle kweekreactor in Kalkar, net over de grens met Duitsland,
dat later tot pretpark werd gebombardeerd. Vanuit zijn sterke betrokkenheid
neemt Van Duijn een heet maatschappelijke onderwerp bij de kop en geeft die vorm
in een verhaal. Eerder en boeiender qua vorm deed Multatuli dat in de Max Havelaar. Vaker lijdt de
persoonlijke beleving daaronder, neemt die een ondergeschoven plaats in.
Maar volgens mij gaat het verder dan dat. Er van uit gaande
dat alles politiek is, neemt iedereen een positie in in de maatschappelijke
verhoudingen. Ook schrijvers, of ze willen of niet mee. Alles wat ze
opschrijven heeft invloed. Of zoals Arie Storm het noemde: de roman verandert
iets in de wereld. Op het gevaar af dat ik de inhoud van het politieke teveel
oprek, durf ik te stellen dat elke roman de machtsverhoudingen bestendigt of wijzigt.
Belangrijke Nederlandse schrijvers leverden in het verleden hun
bijdragen hieraan door te schrijven over hun breuk met de gereformeerde jeugd en de ouderlijke
machtsoefening. In de huidige tijd is het moeilijker om tegen heilige huisjes aan
te schoppen. Een schrijver bezit niet meer als vroeger de
status om zich uit te spreken over wantoestanden. Dat betekent echter niet dat
de schrijver geen opdracht meer heeft. Hoewel de maatschappelijke verhoudingen diffuser
zijn geworden, zijn ze niet minder onrechtvaardig. De individualisering heeft
geen zelfstandigheid gebracht, maar nieuwe afhankelijkheid van een economisch
systeem dat ons in een wurggreep houdt. Zonder daarbij stil te staan conformeert
men zich daaraan. Een schrijver dient juist de ogen open te houden. Postmoderne
ironie kan gemakkelijk gemist worden.
Goede literatuur resoneert iets over nieuwe maatschappelijke
mogelijkheden en stelt de onmogelijke verhoudingen waarin wij anno 2013 leven op
een of andere manier aan de kaak. In Meisje
ontmoet jongen beschrijft Ali Smith het bedrijf Pure dat Schots bronwater
duur aan de man brengt. Een schrijver dient te beseffen dat ivoren torens niet
meer bestaan en dat iedereen medeverantwoordelijk is voor de toestand waarin we
ons bevinden. Zelfinzicht is voor een schrijver van het hoogste belang. Nadenken
over zijn inzet en het verstandig omgaan daarmee lijkt me een zinniger opdracht
dan die van Vaessens. Door de discussie op te schudden om het opschudden zelf zet
hij alleen zichzelf en zijn vrienden in het zonnetje en komen we geen stap verder.
Hier
de artikelenserie in De Groene
Amsterdammer over dit onderwerp, hier
de recensie van Arnold Heumakers.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten