Praatjes vullen geen gaatjes
Wat doet de economie met onze identiteit? De vraag is
pregnant, maar de antwoorden zijn minder dwingend, al doet psycholoog Paul
Verhaeghe een aardige poging. Naast de Vlaming zijn econome Iris van Staveren
en filosoof Haroon Sheikh te gast. Wat een sterke aflevering moest worden, bleef
steken bij een inleidende beschieting. Pas op het eind stelde Ad Verbrugge de vraag,
waar men mee had moeten beginnen: wat vinden wij belangrijk?
Het voorbeeld van Clairy Polak was al niet gelukkig gekozen.
Haar keuze voor biologisch vlees heeft weinig te maken met de manier waarop wij
door de economie bepaald worden. De reacties van de gasten waren dan ook
navenant. Van Staveren voelt zich een wereldburger, maar wordt wel beperkt door
de rol van consument die ze opgedrongen krijgt, Sheikh voelde zich in de
Jordaanse woestijn opgetild uit de beperktheid van het westerse leven,
Verhaeghe had zijn studie te danken aan het vroegere merocratische economische
model. Samenvatter Verbrugge tenslotte memoreert een brief waarin de waarde van
zijn mediaoptredens in euro’s becijferd werd. Hij denkt niet dat hij door dit
soort kwantificering wordt beïnvloed, maar zeker weten doet hij dat niet. Dat
was tenminste wel eerlijk van Ad.
Polak gaat in op het complexe begrip economie. Volgens
Verhaeghe gaat het om het huishoudboekje van de staat, waar de politiek al lang
niets meer over te zeggen heeft, Van Staveren zegt dat er meerdere opvattingen bestaan
maar in de dominante economische opvatting gaat het om de toewijzing van
schaarse middelen. Sheikh ziet de economie als een kracht, een vliegwiel dat
van alles in beweging zet, zoals op de financiële markten gebeurt die ook de recente
politieke ontwikkeling in Egypte meteen in de berekeningen betrekt.
De relatie tussen economie en identiteit wordt volgens Van
Staveren gelegd door de homo economicus die alleen in het eigen belang handelt.
Verhaeghe noemt identiteit een constructie, waarin verhoudingen centraal staan,
zoals die tussen samenwerking en egocentrisme: de homo economicus representeert
de laatste pool en biedt een beperkt beeld van de mens. Sheikh zegt dat het
neoliberalisme zich van zijn slechtste kant laat zien als het niet gedempt
wordt door morele aspecten, zoals in Rusland na het communisme. Hij denkt dat
de ergste uitwassen gewoonlijk worden beperkt door sociale tradities. Het gesprek
gaat later nog over de positie van Nederland tussen het Angelsaksische en
het Rijnlandse model en de verzachtende invloed van de verzorgingsstaat op de neoliberale
praktijk. Volgens Verbrugge suggereert het neoliberalisme dat het zich onthoudt
van morele criteria, maar alleen praktische oplossingen biedt.
Op de vraag van Polak wie we waren voor de homo economicus,
antwoordt Verhaeghe vanuit zijn vakgebied dat de mens ingebed was in een groep,
terwijl ik zelf de kant op zou gaan van de politiek en de burger zou noemen. Wel
vindt Verhaeghe taal een belangrijke factor, die de invloed van de economie op onze
identiteit weergeeft, zoals het belang om te investeren in onze relaties. Ook het
denken over onderwijs vindt slechts in een economisch discours plaats.
In plaats van in te gaan op deze belangwekkende gedachte,
de hersenspoeling die tot in de vezels van de taal doordringt, blijft het
gesprek aan de buitenkant met de vermarkting en de crisis, die ons volgens Van
Staveren lessen leert en volgens Sheikh tot burgerinitiatieven leidt om met
elkaar samen te werken. Verbrugge is waakzamer. Hij ziet in dat we allemaal
concurrenten van elkaar geworden zijn. Verhaeghe noemt het neoliberalisme
ziekmakend hetgeen door de crisis alleen maar wordt versterkt. Hij wijst op het
onverantwoorde gedrag van Westerlingen om over de ruggen van de stewardessen
heen goedkoop te vliegen en in collectieve zin op het gebrek aan leiding door de politiek, hetgeen Verbrugge
in zijn afsluiting brengt tot zijn opmerking over hetgeen we belangrijk vinden.
Alsof er geen enkele urgentie is, alsof de bevolkingen niet
overal lijden onder de crisis en de toplaag niet steeds rijker wordt. De vraag moet
luiden wat we eraan moeten doen om de politiek weer de macht terug te geven,
hoe de nauwe verstrengeling tussen politiek en economie te voorkomen, hoe ons
denken te bevrijden van slogans die door de reclame en de media over ons worden
uitgestort, zoals over economische groei (wellicht het thema van de volgende week). Als het van Het Filosofisch Kwintet
moet afhangen, praten we door tot we door het neoliberalisme zijn opgeslokt.
Hier
ook andere reacties op Facebook.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten