Bietenvelden op flatgebouwen.
In het kader van het thema Leve de stad spreekt Wim
Brands met filosoof Jan-Hendrik Bakker over aards denken en een groene stad,
zoals de ondertitel van Grond luidt.
De eerste planoloog was Kaïn die na de moord op zijn broer
een stad bouwde. Augustinus vond een stad een verdorven plaats. Hij associeerde
de stad met een verdorven leven.
In Grond komt de uitvinding
van het prikkeldraad aan de orde.
Tijdens een landbouwtentoonstelling
in de Midwest rond 1880 werden planken getoond met stekels. Die stekels werden
later op ijzerdraad gezet en dat betekende een revolutie. Als een epidemie
gingen de rollen de V.S. over. Eindelijk konden veeboeren hun land afzetten en
kolonisten hun grondgebied claimen.
Wim Brands vraagt hoeveel grond per persoon nodig is voor de
voedselproductie. Bakker gaat uit van een halve hectare maar dat lijkt me
rijkelijk veel of hij moet uitgaan van het concept van de voetafdruk waarin alle milieubelasting wordt meegewogen. Bakker ergerde zich eraan dat steden door hun uitdijende
buitenwijken leger worden. Weilanden verdwijnen uit het centrum omdat grond
duur is en overal in de stad gebouwd wordt. Stedenbouwkundigen denken teveel in
financieel-economische termen. Rendement staat voorop. Anders zouden wijken
diverser kunnen zijn en kinderen meer gelegenheid hebben om te bewegen. Bakker
zelf is van 1953 en speelde veel op weilandjes aan de rand van de stad.
Bakker sprak voor zijn boek over de filosofie van het wonen
met veel personen, zoals een volkstuinder, een doodgraver, een Rotterdamse
stadsarcheoloog en een Palestijnse vluchteling. Hij noteerde hun verhalen. Een
vrouw uit een Brabants boerenmilieu die naar de stad trok vertelde hem over de
beleving van hun grondgebieden, die allerlei namen hadden, hetgeen zo vreemd
niet is onder boeren, dacht ik.
Een vrouwelijke volkstuinster van 93 jaar die al veertig
jaar tuiniert, ontvangt haar kleinkinderen en achterkleinkinderen op de
volkstuin. Ze heeft de tuin vooral aangehouden vanwege de sociale contacten.
Soms ligt er een bloemkool van de buurman op haar terras.
Brands vraagt wat er met de stad moet gebeuren.
Bakker antwoordt dat de voedselproductie dichterbij de stad
moet plaatsvinden, omdat het transport te duur wordt. In Detroit gebruikt men
braakliggend gebied als landbouwgrond en houdt men ook geiten. Het is een
voorbeeld van een groene stad. Ook in oude fabriekshallen kan voedsel
geproduceerd worden.
Brands vraagt of stedenbouwkundigen daaraan zullen willen.
Bakker zegt dat ze wel zullen moeten. In transition towns
vindt een menging plaats van stad en platteland.
Zelf denk ik dat een kortere lijn tussen productie en
consumptie ook de sociale cohesie versterkt in een tijd van globalisering,
zodat mensen meer grip krijgen op hun leven.
Brands ziet de bietenvelden al op de daken van flats.
Wellicht verleidde het beeld hem tot een gedicht daarover op de Dag van de
Poëzie, op 22 april in Landgraaf.
Zie
ook mijn verslag van de Tegenlicht-uitzending Florida aan de Schelde,
onder andere over de biologische landbouwer Van Hootegem in Zeeland.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten