Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



maandag 16 april 2012

Recensie: De mooie blanke armen van mevrouw Sorgedahl (2011), Lars Gustafsson


Oude filosoof op zoek naar zijn verleden.

De stijl van Gustafsson is aarzelend, bedachtzaam. Zoals een filosoof gewoon is, doet hij niet graag uitspraken waar hij niet helemaal achter kan staan. ‘Nee dit gaat zo niet,’ verzucht hij als hij zijn jeugdherinneringen probeert terug te halen. Het vraagstuk van zijn persoonlijk verleden houdt hem bezig. De verhalen die hij vertelt worden afgewisseld met levensvragen, soms op het vele af.

In De mooie blanke armen van mevrouw Sorgedahl beschrijft een 70- jarige, gepensioneerde filosofiedocent aan het Magdalene college in Oxford zijn jeugd op het besloten Zweedse platteland. De jongen maakte deel uit van een hechte vriendengroep, die in een ketelkelder bijeenkwam en daar ideeën uitwisselde en plannen beraamde. Hij woont inmiddels al lang en tot zijn tevredenheid in Engeland en schrijft over de magie in de jaren veertig Zweden, bijvoorbeeld in de figuur van zijn grootmoeder Thecla die met haar zus kaneelperen inmaakte en geloofde in de Apocalyps.

In de jaren vijftig trok mevrouw Sorgedahl met haar man in het huis dat had toebehoord aan oom Fritz, de broer van zijn grootmoeder. Daarna had er nog een leraar met zijn gezin in gewoond, Westerberg, die aan de builenpest ten onder ging. Mevrouw Sorgedahl was een moderne dame, twintig jaar ouder, die het leuk vond het vriendengroepje bij haar uit te nodigen en hen drank en sigaretten aan te bieden. Haar man was veel uithuizig. Ze maakte veel indruk op de jongen, al kan hij zich de chronologie van de gebeurtenissen in de, voor zijn ontwikkeling belangrijke, zomer van 1954 niet goed meer herinneren. In het bleke Engelse oktoberlicht is die felle Zweedse zomer moeilijk terug te halen. Het is voor hem zelfs de vraag of hij wel heeft bestaan. ‘De literatuur was een angstaanjagend labyrint, een bos dat al dichter werd naarmate je er dieper in doordrong en waar je gemakkelijk in kon verdwalen om er nooit meer uit te komen.’
Misschien krijgt de jongen geen naam vanwege de kwellende onzekerheid over zijn bestaan, dacht ik na lezing.

De manier waarop de hoofdpersoon mevrouw Sorgedahl beschrijft zorgt voor veel spanning in het boek. Zij vormt een onderwerp dat op kousevoeten wordt benaderd. Ze komt naderbij en wijkt weer terug.

Er zijn andere verhalen te vertellen, zoals die over een wiskundeleraar die door de schooljongens gek gemaakt worden, maar ook die door zijn moeder verteld werden en door de hoofdpersoon achteraf geanalyseerd worden op waarachtigheid, zoals over de ketterse dominee Tim die een meisje ontmoette dat het kerkorgel wilde repareren en het verhaal over de melancholieke hulppredikant Dufvenberg uit Aol die de pastorie in de fik stak, zichzelf in de buurt verborg en, om aan voedsel te komen, deed alsof hij een weerwolf was. De jongen was zeer onder de indruk van deze verhalen.

In de zomer van 1954 verbleef de jongen met zijn ouders in een zomerhuis aan een meer. In hun buurt bevond zich het gezin van de metaalgieter, die vaak in een boot het water op ging. De jongen raakte in de ban van de intrigerende dochter Ingela, die hem echter weinig kansen bood.

‘Het is waarschijnlijk dat er iets onwaarschijnlijks gebeurt,’ stelt Aristoteles. In dit geval was het een lekke band van Ingela vlak voor het huis van de jongen, die de twee bij elkaar bracht. Ze beleefden een hete zomer, tot de vakantie van het gezin van de metaalgieter erop zat en Ingela verdween. De jongen ging af en toe met de bus naar het huis van de, vanwege vakantie afwezige, mevrouw Sorgedahl om de planten water te geven. Hij kon het niet laten om haar hoofdkussen in zijn handen te nemen.  

Zoals gezegd speelt de chronologie van de gebeurtenissen de filosofiedocent parten. Later herinnert hij zich dat mevrouw hem al eerder meenam naar een concert en later naar haar huis.
‘Wat een ervaring! Een paar uur volledig de beschikking te hebben over een vrouw, haar geuren stapsgewijs te voelen veranderen van de lichtste geur van hyacint naar de bittere geur van patina.’ Het geeft de jongen die niet zeker was van zijn bestaan, een antwoord op de vraag of hij bestond.

Het boek eindigt met een beeld van een roeiboot die op een stuw afvaart en pas later zal weten wat voor hem ligt. De werkelijkheid kent vele dimensies, van sommige zijn we met onze staat van wetenschap niet eens op de hoogte. De menselijke geest is raadselachtig en zo zijn de herinneringen. Gelukkig dat er schrijvers zijn die dat zo helder in beeld brengen, al hoop ik niet dat al het filosofische commentaar teveel een maniertje van Gustafsson gaat worden.    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten