Over de tomtom van Agnes Jongerius.
In de vroege uurtjes van de Nacht van de filosofie
debatteren Clairy Polak en Ad Verbrugge in Felix Meritis met drie academische
gasten over de ziel van de verzorgingsstaat. Geen gemakkelijk onderwerp, dat
innerlijk van het arrangement aan maatregelen dat moet behoeden dat mensen
buiten de boot vallen, maar wel interessant. Het is de aftrap voor een aantal
programma’s over de verzorgingsstaat die vanaf 24 juni a.s. wekelijks op
televisie te zien zullen zijn.
Clairy stelt de gasten de concrete vraag wat de betekenis
zou kunnen zijn van de tomtom die Agnes Jongerius tijdens het overleg over de
AOW cadeau kreeg, van enkele bonden neem ik aan. Het is een van de weinige
praktische vragen in een debat dat verder nogal theoretisch is, vooral van de
kant van Ad Verbrugge die zijn betogen graag doorspekt met vaktermen. Het is
dan ook een taaie materie, omdat er ook mensbeelden en maatschappelijke visies op
de achtergrond in meeklinken.
Volgens filosofe Ingrid Robeyns kreeg Jongerius een tomtom
cadeau omdat de FNV haar basis is kwijtgeraakt en moet zij volgens sommige
bonden daar weer naar op zoek.
Socioloog Jan Willem Duyvendak ziet de tomtom als een
verwijzing om terug naar huis te komen. Mensen met een lage opleiding worden
niet veel ouder en hebben er weinig aan dat er beknibbeld wordt op de AOW.
Bestuurskundige Albert Jan Kruiter ziet niet speciaal een
richting achter de tomtom. De achterban van de FNV focust steeds meer op het
eigen belang dan op het algemeen belang en daar is de organisatie niet op
toegericht.
Ad Verbrugge legt uit dat het de inhoud van het begrip recht
in de loop van de geschiedenis is veranderd. Van het recht om niet geschaad te
worden ontwikkelde het zich in de 19de en 20ste eeuw tot
een gunst. Men had recht op een uitkering bijvoorbeeld. Rechten zijn gekoppeld
aan plichten. Het gesprek gaat daarover verder.
Duyvendak meent dat het rechtsbewustzijn bij de burgers zwak
is. Sinds decennia probeert de overheid rechten van burgers af te nemen. Men
gaat ervan uit dat burgers zich daartegen verzetten, maar burgers blijken wel
bereid om zelf de zorg voor anderen op zich te nemen. Kruiter stelt vast dat
wat eerst een recht was een plicht werd, zoals de schoolplicht.
Clairy wil naar de ziel van de verzorgingsstaat. Is dat de
wil om voor de ander te zorgen?
Duyvendak ziet de hulp aan de ander als een eenzijdige
solidariteit, een vorm van altruïsme.
Kruiter stelt dat de eigen verantwoordelijkheid in
beleidsnota’s al vooropgesteld wordt.
Volgens Robeyns worden mensen van uit zichzelf gedreven door
morele idealen.
Men komt te spreken over de verzuiling, die zichtbaar werd
in instituties als onderwijs, woningbouwcorporatie en zorg. Volgens Verbrugge
is het een typisch Nederlandse manier om aan de solidariteit vorm te geven.
Nederlanders hebben anders dan de Fransen moeite met centrale macht.
Na de verzuiling kreeg het mondig geworden individu meer rechtstreeks
te maken met de staat. Robeyns pleit voor een discussie over de waarden die we
verdedigd willen zien. Volgens Duyvendak wordt de collectieve solidariteit
uitgehold. Verbrugge noemt de lichte gemeenschappen, waarin men elkaar, anders
dan in de vroegere zuilen, gedeeltelijk treft, bijvoorbeeld in voetbalverenigingen.
Het is niet te hopen, zegt Kruiter, dat de staat alleen maar een controleur
wordt.
Volgens Kruiter probeert men tegenwoordig de
verzorgingsstaat, die steeds meer gecentraliseerd is geraakt, te
decentraliseren, maar dat is vooral ingegeven door bezuinigingen. De ziel van
de verzorgingsstaat leeft vooral in de professionals die in de sector werkzaam
zijn. Volgens Robeyns conflicteert de efficiëntiebehoefte van de staat met die
van een kleine organisatie.
Clairy brengt de marktwerking in. Verbrugge stelt dat men
instituties op allerlei quasi markt- achtige manieren ging organiseren, zoals
de woningbouwcorporaties. Volgens Duyvendak kende het neo-liberale denken aan
de markt een vitaliserende werking toe, maar is die inmiddels door allerlei
excessen uitgewerkt. Historisch gezien gaat de ziel van de verzorgingsstaat
volgens hem om de verheffing van de minderen. Kruiter stelt vast dat daklozen
door de overheid tegenwoordig worden uit- en afgeschreven. In Rotterdam kan men
zich alleen vestigen als men 130 % van het minimum inkomen verdient.
Clairy vraagt of daarmee de ziel wordt aangetast. Duyvendak
meent dat het goed is om te proberen mensen te activeren. Kruiter wijst echter
op onbedoelde effecten van dat beleid, namelijk dat groepen worden
afgeschreven. Toch ziet hij kansen voor de gemeenten, die meer vrijheid
krijgen. Verbrugge ziet in de toekomst een betrokken markt naast en een
zorgende overheid. Volgens Duyvendak dient de overheid voorwaardenscheppend
aanwezig te zijn.
Zelf zie ik de laatste tijd tot mijn genoegen in de zorg
allerlei initiatieven van onderop ontstaan, waarbij de macht van de managers
wordt ontlopen. Het zou mooi zijn als dat soort initiatieven, die in het
financiële voordeel van de staat zijn, zich ook in andere instituties
ontwikkelen en dat de staat verder zorgt voor een vangnet. Of nog mooier voor
een basisinkomen voor iedereen.
Het is verrassend dat Clairy Polak, bijna terloops, aan het
eind van de uitzending nog de winnaar van de Socrates Wisselbeker bekend maakt.
De genomineerden zitten in de zaal. Coen Simon, schrijver van En toen wisten
we alles, neemt de reuzebeker in ontvangst.
Hier meer
over Het filosofisch kwintet.
Waarom moet zoiets moois midden in de nacht? Is het niet geschikt voor gewone mensen?
BeantwoordenVerwijderenVeel te moeilijk voor hen.
VerwijderenFilosoferen doe je vooral in de nacht!
BeantwoordenVerwijderen