De ervaring gejonast te worden.
Titel en omslag doen meteen denken aan het oude kinderversje van Jonas in de
walvis. Dat beeld is van toepassing op het verhaal over het gelijknamige
zevenjarige knulletje en zijn ouders Sandra en Daan, die drie spannende weken
in het ziekenhuis beleven. ‘Drie weken, een eeuwigheid.’ Het beeld dat Sandra
schetst van het ziekenhuis als een mensenverslindend beest lijkt heel erg op
dat van een walvis, al wordt die nooit met naam en toenaam genoemd.
Op tien april van een onbekend jaar stappen de ouders met de
zieke Jonas het ziekenhuis in. Een gegeven dat vaker voorkomt. Na een
verwijzing door de (weekend-)arts, die niet goed weet wat hij met acute
symptomen aanmoet. Waarna dan overdiagnostiek en een overbehandeling volgt om
maar te voorkomen dat men iets over het hoofd ziet en het misschien juist
daarom van kwaad tot erger gaat.
Dit indringende proces wordt door Mark Boog filmisch, op
bijna Voskuil-achtige wijze nauwkeurig beschreven. Daarmee wordt bezorgdheid
uitgedrukt. Men moet op zijn tellen passen, elke onnauwkeurigheid kan tot een
ramp leiden. Het geeft uitstekend de gesteldheid weer van moeder Sandra, die
zichzelf steeds meer vast draait. Ze durft zelfs niet te gaan plassen uit angst
dat haar zoon net op dat ogenblik een fataal moment krijgt. Als ze zich al eens
buiten de ziekenzaal begeeft treft ze daarbuiten vaak een vrouw aan met een
witte jurk die een spelletje speelt met haar boze dochtertje die haar moeder
verwijt dat ze niet goed oplet. De bezorgdheid van Sandra wordt nog meer
benadrukt door de luchtigheid van vader Daan, die met ongepaste grapjes of de
herinnering aan een aanstaande kampioenswedstrijd van zijn voetballende zoon de
spanning van Sandra probeert te breken. Sandra ergert zich echter aan haar man,
zegt dat hij niet steeds zijn schouders moet optrekken.
De buitenwereld is zoek. Alles is verengd tot de toestand
van het kind en zijn moeder in een kunstmatige klinische wereld met bezoeken
van doktoren die weinig zeggen en verpleegsters die elkaar snel afwisselen. De
laatsten krijgen bijnamen als Zuster Aap of Zuster Wit, de enige mannelijke
verpleger moet het doen met de titel Zuster Broeder. Sandra slaat vaak een oud
tijdschrift op maar zonder er in te lezen. Ze sluit het liefst de gordijnen om
de lichte lente-wereld weg te houden. Ze slaapt slecht, is moe, voelt zich daas
in de benauwde ziekenhuislucht. Zeer herkenbaar voor iedereen die een dergelijke
ervaring kent.
Sandra stelt zich na verloop van tijd zelfs voor dat het
gebouw zinkende is.
De taal is daarbij passend. In eenvoudige bewoordingen die
de hand van een dichter verraden bijvoorbeeld als Sandra bij het raam staat en
dan vogels ziet. ‘Een vlucht vogels, niet meer dan zwarte silhouetten, simpel
en gestileerd als in een kindertekening.’
Het is verrassend dat Mark Boog de spanning weet te
handhaven tijdens de vier delen waaruit het boek bestaat en die steeds beginnen
met een bijbelcitaat uit het boek Jona. Sterk is het thema over de
machteloosheid van de mens tegenover machines, die de hartslag, de ademhaling
en de saturatie meten, die heel goed zijn in de kwantificering van ons
lijfelijk bestaan, maar daarmee de levende persoon tot een aantal meetbare
waarden reduceren. Het is de ervaring gejonast te worden en weinig kunnen doen.
Een boek dat bijblijft.
Morgen wordt Mark Boog in Spui 25 aan de tand
gevoeld. Dat zal ongetwijfeld een mooie avond worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten