Eigenwijze columns.
Esther Gerritsen heeft een bijzonder waarnemingsvermogen,
dat is in haar eerdere boeken al duidelijk genoeg gebleken. Ook in deze
bundeling van gastcolums uit de laatste tien jaar in de Volkskrant, in Humanist
en andere dagbladen en tijdschriften komt dat weer tot uiting.
In het eerste verhaal Huis van een foto reflecteert
ze over het menselijk verlangen om steeds groter te willen wonen, maar in hun
hart verlangt men naar het oude huis waarin men vroeger gelukkig was. Ze zit in
het tweede verhaal Niet schieten, ik heb een mes gezellig op de koffie
bij de van oorsprong Duitse buurvouw Hanna, die haar het ene verhaal na het
andere vertelt, terwijl Esther zich zorgen maakt over haar faalangst, de
tijdsdruk van haar werk, wat ze aan moet op de foto of voor een lezing. Hanna
wimpelt haar zorgen weg, sust haar.
Gerritsen beschrijft openhartig over haar oeverloze gedenk en haar dwangmatigheid. De moderne mens heeft nog nooit een luipaard gezien maar is wel steeds bang voor geritsel in de struiken. Ze spreekt over
haar angsten, zoals de Dallas-vloek, die inhoudt dat je je leven aan het
vergallen bent, en - in Opzij - over haar angst op haar tweeëndertigste dat het
leven niet is zoals rocker Bruce Springsteen het voorstelde, maar dat het
blijkt tekort te schieten. Het titelverhaal slaat daar ook op terug.
Vaak komt ze in haar columns terug op de dood van haar broer
in 2003, met wie ze in haar jeugd veel optrok. Ze vertelt daar ontroerend over,
maar ook in aandoenlijke anekdotes zoals over de beugel die zij pas op latere
leeftijd kreeg:
‘Mijn hoektanden verdringen mijn voortanden. Het is een
familiekwaal. Mijn broer had precies hetzelfde. Alleen was een beugel nemen
voor hem een absurd idee. Het zal niet eens in hem zijn opgekomen. Hij stierf
namelijk anderhalf jaar geleden, en daarvoor was hij ziek. Als hij was blijven
leven waren ook zijn tanden steeds schever gan staan, maar hij bleef niet
leven. Toen hij tweeëndertig was, wist hij dat het belachelijk was om te gaan
investeren in rechte tanden voor de rest van zijn leven.’
Ze wil geen verband leggen tussen haar beugel en het
terrorisme, maar concreet blijven. Ze maakt haar eigen wetten. Ze geloofde als
kind dat haar gedachten universeel waren en en dat haar gevoelens in taal
konden worden omgezet. Het kan opgevat worden als een uitleg van haar reden om
te schrijven:
‘Misschien was dat wel de wetenschap kind te zijn. Beseffen dat ik nieuw was in een oude wereld en dat alles
wat ik was (dacht en voelde) ergens in zou passen, omdat er al zoveel was,
zoveel dat ik nog onmogelijk kon overzien. Misschien was het de onmogelijkheid
om die dingen zelf te verwoorden, in levende gesproken taal. Een onmogelijkheid
die altijd is blijven bestaan. Door het schrijven leerde ik later de dingen
steeds weer anders te zeggen, te herschrijven dus. Net zolang tot het klopte en
ik mijn gedachten had omgezet in iets tastbaars en zo had ontdekt waar die
gedachte in paste, in de tekst die ik zelf had gemaakt maar waarvan ik de
inhoud nooit zo aan iemand had kunnen vertellen.’
Om ontroering over te brengen, moet men eerst op papier een
werkelijkheid creeëren. ‘Ontroering veronderstelt een bekende werkelijkheid die
doorbroken wordt. De ontroering vindt plaats op moment van de doorbraak.’
Ook over toneelschrijven zegt ze dat ze, in tegenstelling
tot een verhaal dat ze in stilte schrijft,met zichzelf als lezer, steeds te
maken met een hele groep die om haar heen hangt en haar lastig valt.
Gerritsen kan hilarisch schrijven over een avond met de
Amerikaanse zanger Buck Owens, de kopstoot van Zidane tijdens het
wereldkampoenschap voetbal in 2006, ze danst in de Hema, legt uit dat koffie
drinken niet hetzelfde is als koffie bestellen, heeft door haar katholieke
verleden geen moeite met de inconsequenties van het geloof, vraagt zich tijdens
een orthodoxe kerkdienst in een kathedraal in Sofia, Bulgarije af of ze er goed
aan heeft gedaan om haar handtas voor haar voeten neer te zetten en formuleert
tegendraadse gedachten over de economische crisis: Amerikanen kunnen tenminste
dromen en zijzelf vindt het net als Dennis Potter heerlijk om geld uit te
geven,
Alledaagse situaties leiden tot verkeerde verbanden, zoals
in de file staan tot een beschouwing over de gevolgen van de bevolkingstoename,
die, zoals ze later in het Journaal ziet, niet blijkt te kloppen omdat er
sprake is van een bevolkingskrimp. Het is ondoenlijk al die waarnemingen te
noemen. Interessant zijn ze zeker. Net als haar andere werk zijn ook deze
columns pretentieloos, eerlijk en eigenwijs.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten