Beschaafd, bescheiden én behind the beat
Vanwege diens recente overlijden op 72 jarige leeftijd zond
de VPRO een portret uit van J. J. Cale (Tulsa, 1938). De zanger en songwriter
bleef altijd liever op de achtergrond. Volgens een van zijn bandleden maakte hij een genereus
gebaar naar filmmaker Jörg Bundschuh die bij hem aanklopte. Hij liet hem en zijn filmcrew toe in de bus en vertelde op 65 jarige leeftijd uitgebreid over
zijn leven en zijn muziek.
Bundschuh opent zijn documentaire heel mooi met het nummer Mama don’t (1981) dat J.J. Cale tijdens
een concert inzette en dat hij lang volhield met verwijzingen naar alle
bandleden die volgens zijn moeder niet mee zouden mogen naar huis, zoals de
drummer en de vrouwelijke gitarist, die dan ook meteen in beeld komen. Mama don’’t love gitarplaying round
here, mama don’t allow no bass in this place.
Tussendoor zien we beelden van het landschap en de rock and
roll-bus waarmee hij door de V.S. toert, inmiddels naar zijn geboorteplaats
Tulsa in Oklahoma. Het centrum is verlaten. Cale gaat Cains’Ballroom binnen dat
daar vanaf 1924 daar gevestigd is en waar men western swing muziek speelde. Eind jaren vijftig speelde Cale daar
ook. Nu is hij weer terug voor een concert. 5 juli is vanaf nu J.J. Cale dag,
roept de burgemeestersdochter bij het begin ervan.
Eric Clapton noemt Cale zijn inspiratiebron en J.J. zijn
meest favoriete persoon, omdat hij iemand is van beschaving, iemand die een
goede opvoeding heeft genoten. De Tulsa sound - iets tussen jazz en blues in - is
uniek voor Cale. J.J. zelf zegt dat hij een zenuwenlijder is. Anders zou hij niet
steeds rondreizen maar zich ergens terugtrekken.
Hij klopt op de deur van een ruime eengezinswoning in Noord
Tulsa, maar die blijft gesloten zodat J.J. ons vanuit het tuinhek wijst op de
indeling van het huis. Hij kwam niet uit een knuffelgezin maar had wel een
goede relatie met zijn ouders. De muziek was voor hem geen baan, die ambieerde
hij ook niet. Begin zestig vertrok hij naar Los Angeles waar veel gemusiceerd
werd. Hij woonde in Hollywood en speelde in de Whisky a go go in het voorprogramma van Johnny Rivers (1942) onder
de naam J.J. Cale, omdat er al een John Cale bestond. Omdat de verdiensten
opgingen aan drank, drugs en vrouwen verkocht hij zijn gitaar, ondanks de goede
tijd die hij had - en die zich in zijn hersenen vastzette. Hij ging terug naar
Tulsa om daar een baantje aan te nemen tot Eric Clapton After midnight (1971) opnam. Samen toerden ze door Texas en traden op
tijdens het Crossroads gitaarfestival in Dallas. Clapton was gespannen want de
muziek van Cale had behoorlijk wat finesse terwijl hij zelf vooral luid
speelde.
After midnight
vergrootte de bekendheid van Cale. Hij vertelt dat het nummer achter de tel,
laidback ofwel behind the beat gespeeld werd, zoals Billie Holliday zo goed
kon. Clapton weet nog steeds niet hoe Cale dat doet. Cale bezit veel opname
apparatuur en speelt mogelijk over elkaar heen af. Hij leerde de apparatuur te
bedienen tijdens zijn dienstplicht in de luchtmacht. Een wapen dragen wilde hij
niet. Ook wilde hij het nummer niet promoten door het in een televisieshow te
playbacken. Hij was muzikant, geen acteur. Gevolg was dat het nummer alweer snel
daalde in de hitlijsten. Het album Naturally
(1972) werd geproduceerd door agent Audie Ashworth, die de familie in drukke
tijden op de hoogte hield van het leven van hun zoon en broer. Na acht platen
te hebben gemaakt in Nashville ging Cale terug naar de Westkust. Hij schrijft
zelf zijn teksten, uit eigen ervaring of vanuit de ervaring van anderen, maar
vanuit het leven. Hij gaat door met muziek maken tot hij doodgaat, al is het
voor hemzelf. Ik hoop dat hij dat tot 26 juli j.l., zijn laatste dag, heeft
kunnen doen.
Hier de
teaser, hier een Youtube versie van Mama don’t. To Tulsa and Back is ook de titel van het
dertiende studioalbum uit 2004.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten