Leven voor de kunst
Theaterman Johan Simons (Heerjansdam, 1946) vergelijkt deze televisie-avond
met een dramaturgie: in beide gevallen gaat het erom hoe een verhaal verteld
wordt aan het publiek. In dit geval staan echter niet de acteurs in het
middelpunt maar hijzelf. Net als zijn acteurs probeert hij in het moment te
zijn, hij doet daar in ieder geval een poging toe en roept Wilfried de Jong op
om met hem mee te doen.
Zijn observaties mogen er zijn. Het is koud in de studio, zegt
hij, net als in de toneelzaal wanneer er een tragedie wordt opgevoerd. Wellicht
omdat men, anders dan bij komedies, het hoofd koel moet houden. Na een fragment
van Toon Hermans uit 1980 waarin die zijn assistent vraagt een tennisracket
voor hem te halen en vervolgens een lange stilte laat vallen, legt Simons uit dat
Hermans met zijn aandacht afwisselend naar buiten als naar binnen gaat. Hij
gaat daarmee bij zichzelf na of uiterlijk en innerlijk met elkaar in
overeenstemming zijn. Dat is een kenmerk van grote entertainers en sprekers zoals
Obama. De laatste staat nooit met zijn benen wijd. Hij zoekt met zijn voeten
een positie waarin hij steeds zijn evenwicht moet bepalen.
Zelf heeft Simons een grote interesse in taal. Door zijn dyslectie
moest hij een gevecht leveren om zich die meester te maken. Zijn vader kampte door
een hazenlip met vergelijkbare problemen. Hij was een slimme, humoristische man,
maar werd door zijn vrouw niet gewaardeerd. Johan leed onder het slechte
huwelijk en plaste lang in zijn bed. Als kind geloofde hij sterk in God. De
straf van God is dat hij niet bestaat, zegt hij. Het rivierenlandschap met zijn
wolkenluchten heeft echter zijn plaats ingenomen. De mens voelt zich daaronder
nietig. Door zijn gevecht met taal wilde hij wraak nemen voor zijn vader. Hij wordt
daardoor ook geboeid door onvolkomenheid. De Vlaamse choreograaf Alain Platel,
die in Wolf (2005) een voorstelling
maakte met honden, geldt voor hem als een voorbeeld.
Met theatergroep Hollandia wilde hij het volk bereiken. Men
speelde op locatie, maar een gestudeerd publiek kwam naar de voorstellingen kijken.
Hij wil net als Pasolini - die in de jaren vijftig ook films voor het volk maakte
en in de jaren zestig de machthebbers tergde - de elite wakker schudden, met
hen in discussie gaan. Net als de filmer Kossakovsky zoekt hij naar een
draaipunt tussen fictie en realiteit. Hij is gecharmeerd van fotograaf Jeff
Wall die met zijn foto’s de werkelijkheid herschept. Hij heeft nog twee jaar te
gaan als intendant van de Münchner Kammerspiele en wil meer risico nemen. Het
ouder worden maakt dat hij minder te verliezen heeft.
Veel van zijn observaties haalt hij uit zijn werk als
regisseur. Het liefst leunt hij tijdens de repetities achterover en laat de
acteurs hun gang gaan. Daardoor groeien ze. Pierre Bokma werd in de film De uitverkorene door relatieproblemen weer
als een kind. Een fragment van Jeroen Willems uit De val van de goden (naar de film van Visconti over de Krupp
familie in de nazitijd) brengt hem tot tranen. Hij kan alleen in clichés over zijn
uitmuntende acteerwerk spreken. Willems was een oude ziel die het publiek met het lijden confronteerde. Het smalle staan maakte hem tot een groot acteur.
Simons haalt een fragment aan van Peter Sloterdijk over
genetische verbetering. De vraag
hoe wij onszelf als soort kunnen verbeteren is ook een theatraal onderwerp. Zou het niet fantastisch zijn om
de moordzucht te kunnen uitbannen? Hij houdt zich verre van ideeën uit de jaren
negentig over de zinloosheid van het leven. De Jong merkt schrander op dat
zoiets in tegenspraak is met zijn eerdere uitspraken over onvolmaaktheid.
Simons beaamt dat hij inconsistent is maar vindt dat niet erg.
Hij vindt het een schande dat de vorige staatssecretaris
Halbe Zijlstra zijn minachting over de kunst openlijk ventileerde. Kunst wordt daardoor
verdacht gemaakt, terwijl het volgens Simons een belangrijk commentaar levert op de
cultuur. In Duitsland wordt dit serieus genomen. Er is daar vanuit het verleden
waarin men via toneel de eenwording wilde bevorderen, sprake van een polemische
cultuur. Ontroerend is een fragment waarin dirigent Muti na de opera Nabucco het publiek in Rome ernstig toespreekt
over het verval van de cultuur.
Zelf heeft Simons elke nacht doodsangst ondanks zijn
topfunctie en zijn goede voorstellingen die op de vier vingers van zijn
rechterhand te tellen zijn. Hij ziet op tegen het sterven en ook tegen de
manier waarop dat zal gaan. Daarom vlucht hij in zijn werk. Pas tijdens de laatste vakantie met zijn vrouw Elsie de Brauw
was Simons minder depressief. Hij wordt steeds
extremer in zijn zoektocht naar de waarheid. Het laatste fragment is niet voor
niets van Reinbert de Leeuw die met bloed, zweet en tranen een stuk voor 356
musici dirigeert. Hij gaat nog met Pierre Bokma een zes uur durende
voorstelling maken van Reis door de nacht.
Kunst staat het dichtst bij God. Hij is een voorrecht daarbij te zijn, in zijn
leven voor de kunst. Voor de kijker was de visie van Simons een verademing in
een tijd waarin alles nog om geld draait.
Zonder interessant geneuzel en kijk mij eens belangrijk zijn.
BeantwoordenVerwijderenZeer boeiende televisieavond de 1e voor mij,
maar dan...Wie ben ik?
groet, Fenny