Asielzoekers zijn ook mensen
Regisseuse Daria Bukvic vatte alweer enkele jaren geleden
het plan op om enkele jaargenoten van de toneelopleiding van Maastricht te
vragen om met elkaar hun verleden als asielzoekers uit de doeken te doen. De
drie spelers Vanja Rukavina uit Bosnië, Majd Mardo uit Syrië en Saman Amini uit
Iran werden, net als de van oorsprong Bosnische Bukvic, allen in 1989 geboren
en kwamen vanuit verschillende redenen in hun jeugd naar Nederland. Hun
ervaringen over de asielprocedure schetsen ze twee uur lang op levendige wijze,
waarmee ze de pijn en de onzekerheid van mensen die hun eigen huis en haard
verlaten hebben, benadrukken. Grappige details zoals over de smaak van de
Nederlandse boerenkool en verwondering over de beschuit met muisjes na de
bevalling, brengen de nodige lucht in de zwaarte.
De spelers staan al klaar op een vloer van oosterse tapijten
en simpele rode plastic stoelen en kijken, tegen de achtergrond van een
lattenstructuur die later tijdens de voorstelling de omtrek van deuren of de
term gelukzoekers prijsgeeft (zie foto van Casper Koster), met ernstige blikken de zaal in. Na een
opwarmertje waarbij het publiek een plastic opblaasbootje naar boven moet
doorgeven zonder dat die water schept, schetsen ze, gewikkeld in doeken en met
pruiken op het hoofd en met mooie buitenlandse dialecten, de uitgangssituatie
aan de hand van hun moeders, waarbij opvalt dat de moeder van Saman zich op de
vlakte houdt. De vader van Majd was een katholiek zakenman die zich in Syrië
niet meer veilig voelde, nadat zijn zoon bijna ontvoerd werd, de familie van
Vanja vluchtte weg van de oorlog, die plotseling uitbrak. De moeder schrok
ervan dat opeens bij de buren de deur werd in getrapt en probeert het publiek
ervan te overtuigen dat zoiets ook in Nederland had kunnen gebeuren. Vervolgens
zingt Saman een lied over vrijheid en lijden dat te maken heeft met het gebrek
aan een thuis.
In verschillende sketches waarbij één van de spelers over de
onzekere toestand in het asielzoekerscentrum vertelt, terwijl de twee anderen
hem bijstaan door fragmenten uit te beelden, komt de wrangheid uit het lied
sterk tot uiting, maar humor ontbreekt ook niet. Zo breken Vanja en Majd in als
Saman een Nederlands woord niet goed uitspreekt of een lidwoord verkeerd
gebruikt. De details zijn veelzeggend. De moeder van Saman droeg haar zoon op
om kamillethee te halen en was zwaar teleurgesteld toen hij met vanillethee
kwam aanzetten. Er zijn hier ook zoveel soorten thee, was het verweer van
Saman. Een formulier van de IND over uitzetting ondertekenen is zo’n beetje
zelfmoord plegen. In deze scène komt ook het gezichtspunt van de immigratie
ambtenaar naar voren. Hij wijst erop dat alle asielzoekers liegen om maar de
begeerde status te krijgen en dat het hondsmoeilijk is om objectief te blijven.
Ontroerend is de scène waarin Madj eindelijk weer samen is
met zijn vader die vroeger altijd op zakenreis was en die het nog steeds niet
kan laten om te handelen, al is het in niet meer te verkopen groenten, nog ontroerender
is de scène waarin Vanja iets probeert uit te leggen over zijn afkomst. Het is
nauwelijks duidelijk te maken wat het betekent om zoon te zijn van een
Servische vader en een Kroatische moeder en in Bosnië te leven. Madj probeert
daar tegenop te bieden door te schetsen dat hijzelf vaak als een jood,
Marokkaan of homoseksueel wordt aangezien en dat zijn keurige Nederlands niet
wordt gepikt.
Een energieke rap zou een mooi eind van de voorstelling
hebben betekend, maar de spelers weten niet van ophouden. De asielprocedure
duurt ook maar voort. Majd en zijn familie worden in een vakantiepark
onderbracht, eerst in een onverwarmde houten hut, maar later vanwege de kou
toch in een van de huisjes, die ze eerder voorbij waren gelopen. Voor de gelegenheid
dragen ze niet hun dure kleding en hebben ze, wat ze noemen, Turkentassen bij
zich. Saman gaat in op het fenomeen racisme dat zich in allerlei gedaanten in
rap tempo verbreidt. Gelukkig kwam hij in het uitzetcentrum een aardige
medewerkster tegen die gewoon naar hem luisterde en daardoor hun redding
betekende. Het viel wat uit de toon om een fantasie uit te spelen over een test
om uit te zoeken of hij homo is, al zal de uitbeelding door Vanja in strak
leren pak op het netvlies blijven plakken. De mooiste scène was voor het
laatste bewaard. Daarin lucht de moeder van Vanja haar hart over haar
thuisloosheid, die vooral te maken heeft met de Nederlandse taal waarin ze niet kan uitdrukken wie ze is.
Inmiddels zijn we na de eerste reeks voorstellingen alweer
een paar jaar verder en is de situatie alleen maar verslechterd. Hopelijk leren
we van de chaos van het afgelopen jaar. De bevindingen van de spelers kunnen
daarbij een goede les om het beter te doen. Uitgangspunt dient te zijn dat asielzoekers
ook mensen zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten