Het lokale vormt de basis van kunst in Europa
Jurriaan Benschop maakte een rondreis langs kunstenaars in
Europa om met hen te praten over hun werk en te kijken of er een
gemeenschappelijke identiteit viel vast te stellen. Hij concludeert dat we niet
kunnen spreken van Europese kunstenaars, maar dat ieder op zijn eigen manier
thema’s uitwerkt die in de Europese geschiedenis bepalend zijn geweest, zoals
de Holocaust of de val van de Muur. Dat soort kantelpunten zet aan tot denken
over het mensbeeld, schoonheid en menselijke goedheid. Er is eenheid in
verscheidenheid, kan de conclusie misschien luiden, hetgeen natuurlijk veel
mooier is dan een eenheidsworst.
Jeroen van Kan vraagt, na een korte exercitie over
bovenstaande onderwerpen, over verschillende motieven van de kunstenaars in
Europa.
Volgens Benschop is de kwestie van nationaliteit veel
urgenter in Oost- dan in West-Europa. Het maakt dus wel uit waar men werkt. De
lokale plaats kan echter weer niet gelijkgesteld worden met de nationaliteit,
die men bezit. Het landschap is daarin eerder van belang en het geestelijk
klimaat. Deze bepalen de lokale textuur. Die gaat over landsgrenzen heen.
Vandaar dat het moeilijk is om daarin eenheid aan te
brengen, merkt Van Kan op.
Benschop heeft ontdekt dat sommige kunstenaars zelfs moesten
weggaan van hun woonplaats om hun eigen plek te vinden. De kunstwereld is
globaal georganiseerd. Hij was vooral geïnteresseerd in de spanning tussen het
lokale en het globale. Als men eenmaal de grens over is, ontvouwt zich een
nieuwe wereld.
Van Kan merkt op dat men dan in Europa goed zit.
Benschop beaamt dat dit leidt tot hele diverse kunst met een
grote gelaagdheid. De maatschappelijke verandering in 1989 heeft geleid tot een
grote kunstzinnige rijkdom. Een belangrijke Europese motivatie is de
persoonlijke ontplooiing. Kunst is niet alleen het maken van iets, maar vooral
een manier van leven. In de manier waarop men het leven inricht, geeft men
uiting aan de kijk op het bestaan. Men moet niet iets intrinsieks Europees
willen vinden. Door in te zoomen op het werk klinken thema’s door die ons allen
aangaan.
Van Kan begint over identiteit en de verbinding die toch
universele waarden zijn.
Benschop antwoordt dat kunst zich afspeelt in het
spanningsveld tussen het lokale en het universele. Ook in gesprekken gaat het
over de specifieke interesse die gekoppeld wordt aan grotere thema’s. Hij noemt
een Oost Europese kunstenaar die het huis van zijn familie reconstrueerde en
bij de Holocaust uitkwam. Velen zijn op zoek hun afkomst om antwoord te geven
op de vraag wat hen voedt.
Van Kan wijst erop dat op de Biënnale in Venetië alle kunst
weer in nationale kaders wordt ondergebracht.
Benschop vindt ook dat dit een verouderd model is en dat dit
samenhangt met de subsidiering. Die onderscheiding wordt zelf weer door
kunstenaars gethematiseerd.
Van Kan vraagt zich af of dit het onvermogen toont van
Europa om zich als een geheel te presenteren.
Benschop zegt dat dit de vraag is en dat hij liever
specifieke sporen volgt.
Een boeiend gesprek dat door enkele open deuren ging, maar
dat ook inspireerde, vooral als het gaat om de rol van de kunstenaar om
antwoord te geven op maatschappelijke veranderingen en daarmee die
veranderingen te begeleiden.
Het was alleen jammer dat men niet inging op het fictieve en
tijdsgebonden aspect van nationale staten die in een kleiner wordende wereld
hun langste tijd wel gehad hebben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten