Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



maandag 23 juli 2012

Henny Vrienten, VPRO-Zomergasten, 22 juli 2012


Niets leuker dan een spelend leven

Henny Vrienten is componist en muzikant. Hij was, vijfentwintig jaar geleden alweer, het boegbeeld van de band Doe Maar. Daarna trok hij zich als een monnik terug in de studio om filmmuziek te maken. Het is verheugend te horen dat de band weer gaat optreden. Na enkele try-outs komt er een concert in de Gelredome, een Symphonica in Rosso, al gaat Vrienten niet in het rood. Repetities zijn nodig om zang en muziek op elkaar af te stemmen, al staan er geen nieuwe titels op het programma. Er komt wel een nieuw lied waarbij men op twitter kan bijdragen.

Vrienten opent het vijfentwintigste seizoen van Zomergasten met een fragment van zijn uitgekozen film The quest of fire ofwel La guerre du feu, een roadmovie avant le lettre. Zijn zoon wilde de film graag nog eens zien. Het verhaal gaat over oermensen die het vuur verliezen en er weer naar op zoek gaan. Jan Leyers noemt hen Neanderthalers, maar volgens Vrienten was het een stam die ik op internet niet kon vinden. Wellicht speelde het geheugen hem parten, zoals hij verschillende keren tijdens de uitzending opmerkt. De muziek van Phillipe Sarde stelt hem teleur. Bijna soft porno, zegt Leyers. Volgens Vrienten, met al zijn ervaring op dat gebied, zijn Europese films minder bombastisch en willen ze meer dan Amerikaanse films een verhaal vertellen.

Leyers gaat terug naar de oertijd van Vrienten (1948) in Hilvarenbeek, waar hij tot zijn achtste woonde voordat zijn ouders naar Tilburg verhuisden. Hij herinnert zich een oom die in Nederlands-Indië gevochten had en die hem zijn officierspet gaf, waarmee Henny door het dorp paradeerde, tot hij werd aangesproken door een voddenboer die zijn pet ruilde voor een fluitje van een cent dat niet eens werkte. Hij zag in het patronaat de film Feuerwerk (1954) van Kurt Hoffmann, waarin Romy Schneider als kind op het saaie platteland droomt van het circus dat langskomt. Vrienten vindt de muziek Mickey Mouserig en vergelijkt het met rozen die nog eens rood geverfd worden. Over het circus: ‘Hoe zuidelijker hoe valser de fanfare.’
Zijn pa, een stille negentiende eeuwer in een overall en met een zwaar shaggie tussen de lippen, was timmerman, meer gericht op kwaliteit dan op gewin en daarom ook niet geschikt om als zelfstandige te werken. Van Doe Maar begreep hij niet veel, anders dan zijn moeder die een gitaar met hem kocht. Henny erfde van zijn vader zijn ambachtelijkheid.  

Een fotograaf filmt Amsterdam (1982) van Ed van der Elsken voert terug naar begin jaren tachtig toen Vrienten in Amsterdam kwam wonen omdat zijn vriendin niet naar Tilburg wilde. Hij was inmiddels al een bekende Nederlander, knipte zijn blonde lokken weg en zette op straat een brilletje op. Hij vond dat de stad er verlopen uitzag. ‘Je ziet nooit waar je bent maar alleen waar je was,’ zegt hij nu. Het idee van een popster vindt hij licht ridicuul. Vooral in de grote zalen ervaarde hij minder voldoening dan in kleinere waarin hij meer contact had met het publiek. In die tijd hadden ze weinig begeleiding. Niemand wist hoe je zo’n bandje uit de wind hield. Dat brak hen, oude hippies zonder dubbele agenda, op. Toch heeft hij er nu weer zin in.

In Under western stars (1938) van Joseph Kane speelt Roy Rogers een jodelende cowboy. Vrienten legt uit dat het emigranten waren uit Oostenrijk. Hij was meteen weg van Roy’s gitaar. Een frater vroeg de jongens aan het eind van de lagere school wat ze worden wilden. Missionaris, zei Henny, met een gitaar, die toch heel anders klonk dan een banjo. Vanaf dag één was hij in de ban van de klank. Hij wilde niet naspelen, maar zocht eigen wijsjes, de jonge componist in de dop.

In Hail! Hail! Rock ‘n Roll (1981) van Taylor Hackford behandelt Chuck Berry Keith Richards op een onaanvaardbare manier. Richards blijft laconiek. Als hij dit overleeft heeft hij veel gewonnen. Vrienten zelf is geen ruziemaker. Hij loopt weg als er onenigheid is en hoopt dat de zaak dan afkoelt.

In een documentaire van Atlantis uit 1988 portretteert Erik Lieshout trompettist Chet Baker in De Kroeg in Amsterdam. Vrienten werd geboren na de jazztijd, maar leerde het waarderen. Baker is een prachtige muzikant door zijn onnadrukkelijke toon. In het laatste interview op oudjaarsavond 1987, voor hij in mei 1988 uit het raam viel van zijn hotelkamer aan de Prinsengracht, zegt Baker dat Holland een land is waarin het hele jaar door gefeest wordt. Vrienten ziet hoezeer Baker gebeukt is door de tijd. Hij denkt dat Baker minder goede heroïne kreeg dan Keith Richards. Zelf hield Vrienten zijn grenzen in acht. Hij vindt het een vraag waarom Baker of Herman Brood zich zo lieten gaan. Zonder tanden kon Baker minder goed blazen, maar zelfs dan is het prachtig wat hij doet.

Die grosse Stille (2005) van Philip Gröning geeft een beeld van een kloosterorde, die de regels sinds de middeleeuwen niet veranderd heeft. Gröning begeeft zich met zijn camera tussen de monniken die eens in de maand op zondag met elkaar mogen praten maar verder stil zijn. Ook de camera verstilt met trage beelden. Vrienten zegt dat hij in zijn jeugd ook weinig afleiding had. Zijn concentratie heeft hij daaraan te danken. Hijzelf zou het niet redden in zo’n klooster. Hij gelooft alleen in een hiervoormaals, als zat hij als seminarist wel vier keer daags in de kapel. Hij noemt zichzelf een culturele katholiek die kan genieten van Gregoriaans en kathedralen.

Zijn liefde voor de poëzie dateert uit de tijd van het seminarie. Daarbij is hij, anders dan bij romans die vaak veel tijd kosten, de ultieme luisteraar. Hij houdt van de sensatie van het uitgestelde begrip. Hoewel dat volgens Leyers naar coitus interruptus zweemt, raakt het volgens Vrienten aan het raadsel van de schoonheid, zoals tot uitdrukking komt in het gedicht The tyger van William Blake, voorgedragen door een soort Engelse kostschooljongen. Volgens Leyers is het niet van deze tijd om iets niet te begrijpen, maar Vrienten haalt Josef Steiner aan die vond dat men uit zijn hoofd moet leren omdat men dan wat bezit als men opgepakt wordt.  
Leyers begint over de bundel Zwaan kleef aan (2009) die Vrienten samenstelde door associatief van het ene gedicht naar het andere te gaan.

Vrienten is, met het tijdsverschil rekening houdend, de buurman van Rembrandt van Rijn. Haanstra maakte in 1957 een portrettenreeks waarbij de schilder steeds ouder wordt. De muziek eronder is van Vrienten himself. Hij schrikt soms wel eens van zichzelf als hij aan het werk is en langs een spiegel loopt. Op de vraag van Leyers of hij zich jonger acht, antwoordt hij ontkennend. Wel moeten er voor het komende concert nog wat kilo’s af. Hij bewondert Paul McCartney die zonder slijtage op het podium staat. Die maakt meer indruk op hem dan Mick Jagger , maar hij was altijd al meer een Beatles-fan.

Geraakt werd Vrienten door de opening van C’era uno volta il West, zoals Sergio Leone’s Once upon a time in the West (1968) in het Italiaans heet. De muziek van Ennio Morricone is fascinerend. Vrienten ziet overeenkomsten tussen het zwiepen van de windmolen en de klanken die Frank (Henry Fonda) uit zijn mondharmonica haalt. Ook natuurgeluiden ofwel etnisch gezang van Inuit-vrouwen of Baka pygmeeën weet hij te waarderen. In de film Stravinsky & Coco Chanel (2009) van Jan Kounen viel hem op dat Stravinksy zijn woede over het gedrag van zijn minnares op de piano uitte en dat zijn vrouw een etage lager de partituur schreef. Zo ging dat dus, dacht Vrienten, die als popmuzikant alles moet horen.

Leyers probeert hem een uitspraak te ontlokken over jaloezie. Vrienten heeft daarover een simpele gedachte: als zijn vrouw met een ander gaat, houdt ze niet meer van hem. Leyers brengt daar tegenin dat een vrouw een man ook kan proberen op te schudden. Vrienten zou dat flauw vinden. Je trok wel de stekker uit Doe maar, zegt Leyers. Vrienten deed dat samen met Ernst Jansz. Hij wil niet te lang blijven hangen in een succesformule, maar nieuwe uitdagingen aangaan.

Hij toont een filmpje van de Limburger Pjeroo Roobjee, voorzitter van De club der onsterfelijken die eens per jaar in Vlaanderen dineert. Roobjee houdt altijd een prachtige openingstoespraak in een archaísche taal. In een fragment van het programma Ziggurat uit 1995 zien we hem in zijn werkkamer vol boeken. Vrienten houdt van boekenkasten. Hij is ook een liefhebber van het werk van T.S. Eliot, voor hem de grootste dichter van de twintigste eeuw omdat hij in zijn werk steeds iets anders leest. Eliot verwoordt de stem van zijn tijd, de verwarring in de jaren twintig. In een fragment van de BBC leest hij The four quartets. Het mooiste vers over de liefde is van Auden, die schrijft: If equal affection cannot be, let the more loving one be me, ook al ging dat over de sterren.

Het laatste fragment is van Tom America, die De mus van Jan Hanlo op muziek heeft gezet en declameert. Vrienten is gewoonlijk niet zo weg van een dwarsverband tussen muziek en poëzie, maar in dit geval levert het iets op, dat van een zorgvuldige losheid is, zoals hij dat noemt. Voor Vrienten bestaat er geen leven buiten de kunst. Er is niets leukers dan een spelend leven.

‘Is dit alles?’ vraagt Leyers, naar een liedtekst van Doe Maar. Vrienten vindt het een vreselijk woord maar is gelukkig. De heren bedanken elkaar. Eindelijk weer eens een aardige presentator, die goed kan luisteren en af en toe een kwinkslag maakt. Dat belooft iets goeds voor de volgende vier uitzendingen, te beginnen met Micha Wertheim.

Hier meer over Symphonica in Rosso en het nieuwe Doe Maar lied, hier het tweede scherm van Zomergasten.

1 opmerking:

  1. Hanneke Driever31 juli 2012 om 00:55

    Beste Rein,

    Dank je wel voor je uiterst zorgvuldige verslag. Ik hoop dat je het goed vindt dat ik fragmenten van mijn persoonlijke recensie, die ik traditioneel schrijf aan mijn man, op je pagina zet.
    Vanavond reageerde ik op de avond van Micha Wertheim. Daarbij schreef ik: "Alles wat men daarin mist staat in jouw verhaal." Dat geldt ook nu.

    Hartelijks,
    Hanneke Driever


    "(…) Na een wat moeizame start werd het een erg fijne aflevering. Het was een lange zit, maar wat was die de moeite waard.
    Vrienten kwam los toen hij begon te praten over muziek en poëzie. En toen herkende ik ieder woord. Vooral toen 'de geluiden' erbij kwamen. Bijv. die in de eerste vier minuten van "Once upon a time". De link die hij legde tussen het geluid van het windmolentje en de tonen van de mondharmonica: mimicri, noemde hij dat. Althans, dat was zijn voorzichtige theorie. (Ik denk dat hij gelijk heeft.) Er is ook mimicri in etnisch zingen. Prachtige voorbeelden. En de kunst van het jodelen kwam ter sprake. (Er zit een octaaf tussen twee tonen, verhip, dat is waar.) En hoe het jodelen vanuit Europa in Amerika en in westerns terecht kwam, en in country music.
    Poëzie is kunstmest, zegt hij. "Grondstof, voeding", zei Leyers, en dat was geen slechte reactie. "Hoe vier woorden gerangschikt zijn is soms zoals vier tonen gerangschikt zijn: dat het dan ineens prachtig is", zegt Vrienten. (Geen letterlijk citaat.)
    Leyers deed het heel goed. Je kunt niet zeggen dat er "chemie" (om dat vreselijke woord maar even te gebruiken) was tussen gastheer en gast, maar dat is waarschijnlijk toe te schrijven aan het feit dat Vrienten niet makkelijk chemie toestaat. Niet omdat hij dat niet wil, maar omdat hij te bedachtzaam is; en bescheiden.

    Hij komt gaandeweg de uitzending verder los. Chuck Berry die Keith Richard onheus behandelt, Chet Baker en hoe die de meester was van de 'terloopsheid', de 'onnadrukkelijkheid'. Leyers had wat moeite met die begrippen, probeerde een ander woord, maar Vrienten bleef er --terecht-- bij. Dat is nl. het mooiste in muziek en in poëzie.
    Vrienten over Strawinsky, over T.S. Eliot en Izra Pound (dichters op wie Karel Grazell me heel vaak gewezen heeft), heerlijk.
    En tussendoor dat klooster van de Kartuizers. De stilte. Vrienten is atheïst. Hij praat met liefde over godsdienst. (Zoals Iris Murdoch, bijv.) Hij kijkt in de boekenkasten van mensen bij wie hij over de vloer komt. Hij kantelt foto's van boekenkasten in bladen om de titels te kunnen lezen. (Doe ik ook allemaal.)

    Och, er was nog veel meer. Maar dat is vast morgen op de site van de vpro of in de Volkskrant te lezen.
    Prima avond, met veel ellipsen: steeds viel op een natuurlijke manier het ene onderwerp met het andere samen. Dat was een verdienste van Leyers: hij attendeerde de kijker erop, maar op een onnadrukkelijke, terloopse manier. (Dit is een goed voorbeeld van zo'n ellips, zie ik.)
    (…)"



    "The difference between stupidity and genius is that genius has its limits." (Albert Einstein)

    BeantwoordenVerwijderen