Solidair of solo
Dit maal schuiven Louise Gunning, sociaal geneeskundige en
tot voor kort voorzitter van de gezondheidsraad, medisch ethicus Dick Willems
en filosofe en ex-huisarts Marli Huijer (zie foto) aan bij Ad Verbrugge en Clairy Polak.
De laatste legt voor deze gelegenheid confronteert een bericht uit de
Volkskrant aan hen voor over een taxichauffeur die nijdig was omdat hij ’s
nachts geen aandacht kreeg bij een huisartsenpost voor een opspelende knie.
Huijer vindt het voorbeeld herkenbaar, het is iets van de 24-uurs
economie maar ze vindt ook dat de man geen hulp kan eisen en dat hij zich
gedraagt als een verwende consument.
Willems vindt dat mensen geen zorg kunnen claimen omdat ze
er voor betaald hebben. Anders dan andere verzekeringen is de zorg een
collectieve verzekering. Gunning stelt dat men de zorg moet beperken om die
toegankelijk te houden.
Verbrugge verbindt met veel handenwerk zorg, care en caritas
met elkaar. Wat eerder een kerkelijke aangelegenheid was, is overgenomen door
de staat en een recht geworden.
Polak vraagt de deelnemers wat voor belang de staat bij de
zorg heeft. Huijer verwijst de bio-macht van Foucault: de staat is gebaat bij
levering van gezonde arbeidskrachten en ontwikkelt daarom ook preventieve
programma’s om hen gezond te houden. Gunning zet daarnaast de participatie-gedachte,
zoals ook door commissie is verwoord: het gaat daarbij om de mogelijkheid om
mensen beter te maken, zodat ze kunnen functioneren in de maatschappij. Willems
is bang dat de compassie door de staatszorg verontachtzaamd wordt, zoals die van
de huisarts voor een zieke patiënt.
Verbrugge zegt dat het onderscheid tussen systeemdruk en het
compassionele door elkaar loopt. Polak werpt de vraag op of we in juridische
zin recht hebben op zorg. Huijer antwoordt dat we recht hebben op een gelijk
deel. Vervolgens wil Polak weten waarop dat gebaseerd is. ‘Op
gelijkwaardigheid, beschermwaardigheid en solidariteit,’ antwoordt Huijer. Gezondheid
heeft een instrumentele waarde, namelijk om in staat te zijn normaal in de
maatschappij te kunnen functioneren. Gunning stelt vervolgens dat onze
solidariteit grenzen aan de zorg stelt. We kunnen nu eenmaal niet al onze
gezondheidswensen verwezenlijkt zien.
Polak wil weten welke zorg niet in het basispakket hoort. Willems noemt de anticonceptiepil, die inmiddels ingeburgerd is en esthetische
vormen van plastische chirurgie. Huijer wil graag praten over de vraag wie of
waar daarover beslist wordt. Door de individualisering van de zorg verschuift
de invloed over de inhoud van de zorg steeds meer naar de consument.
Polak brengt de vraag naar voren in hoeverre onze
solidariteit met anderen zich verhoudt tot de eigen verantwoordelijkheid.
Willems is beducht om mensen te veel op hun verantwoordelijkheid aan te
spreken. We maken allemaal verkeerde beslissingen. Gunning vraagt zich af
waarom de eigen verantwoordelijkheid pas om de hoek komt kijken bij ziekte. Preventie zoals in consultatiebureau’s zet meer zoden aan de
dijk. Dan hoeft ook niet geknibbeld te worden op kosten als iemand in het ziekenhuis
terecht komt.
Polak speelt weer de advocaat van de duivel door te stellen
dat de onbetaalbaarheid de solidariteit ondermijnt. Huijer zegt dat door de commercialisering van de zorg de macht steeds meer verschuift naar het mesoviveau: de verzekeraars en zorgaanbieders. Willems vindt dat er gekeken moet worden wat in het basispakket
hoort. Zorgverleners moeten ook nee durven verkopen. Gunning zegt dat men het
over negentig procent van de inhoud van het pakket eens is. Ivf valt daar
steeds meer buiten. Ook lichte ziektes die net zo veel kosten als een pakje
sigaretten kunnen buiten de zorg blijven. Huijer wil graag weten wat gezondheid
is. Men komt terug op de definitie van de commissie Dunning. Die omvat ook
verpleging.
Polak verbreedt de discussie naar sterfelijkheid en
oneindigheid. Huijer vindt het belangrijk dat mensen daarmee leren omgaan.
Verbrugge wil dat artsen geestelijke bagage meekrijgen om mensen tot het levenseinde
te begeleiden. Huijer vindt openheid belangrijk. Volgens Gunning kunnen we in
Nederland over de dood praten. Het gaat vaak om individuele keuzes,
bijvoorbeeld of men voor het sterven de kleindochter nog geboren wil zien
worden.
Polak stelt met enig voorbehoud de vraag naar de waarde van
de neergang, maar iedereen ziet het belang ervan in. Gunning zegt dat men heel
verschillend denkt over het levenseinde. Verbrugge sluit af met de opmerking
dat een publieke discussie zoals deze van belang is voor de toekomst van de
zorg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten