Het idee is aardig. Je neemt de bepaalde gebeurtenis en je
bedenkt hoe allerlei personen die beleven. De eerste dag van het nieuwe jaar
leent zich hier uitstekend voor. De eerste januari heeft een heel speciale
sfeer met het traditionele concert van Johan Strauss, het Urbi et Orbi van de
paus en het schansspringen vanuit Garmisch Partenkirschen, terwijl de korte
nacht, het geknal in de oren en de champagne nog nawerken.
De sprong van Yuri Raikkonen tijdens het schansspringen is
de verbindende schakel in de roman die anders niet meer als een stel verhalen
zou zijn. Het is wel verbazingwekkend dat in het televisiecommentaar zoveel
aandacht aan hem wordt besteedt. De Fin is geen hoogvlieger meer. Het is
onwaarschijnlijk dat hij zijn topprestatie van vroeger weet te herhalen, temeer
omdat hij tegenwoordig meer om geld schaakt dan traint. Zijn schulden vormen
een zwaard van Damocles boven zijn hoofd. ‘Je hebt talent maar geen karakter,’
zegt zijn opponent na een door Raikkonen verloren schaakpartij. De autorit van
Finland naar Oostenrijk met zijn zwangere vrouw Virpi is dan ook geen
onverdeeld succes.
Verschillende personen volgen het schansspringen. Allemaal
zitten ze in de problemen. Op de eerste plaats een onbekende heer die op
oudjaarsavond het ziekenhuis is binnengebracht en die door de gevolgen van de
feestelijkheden aan zijn lot wordt overgelaten. Een dementerende eigenaar van
een modezaak in een rolstoel benadert hem, maar alleen om iets over zijn
kleding op te merken.
Rond dezelfde tijd bevindt de gescheiden Lamar, directeur
van een onderneming op het gebied van maatschappelijke dienstverlening die ook
nog eens zijn zoon verloren heeft, zich op een feestje van zijn slaap- en
seksvriendin Daphne en gaat homo en zorgmedewerker Halbert Wassink naar een
partijtje van zijn vriend Christiaan. De laatste is echter niet meer aanwezig
en de orgie die gaande is bevalt Halbert niet. Op de terugweg naar huis wordt
hij door een stel Amsterdamse jochies in elkaar geslagen.
Daarnaast is er ook nog Bertus die na de scheiding met zijn
vrouw, een Zeeuws vriendinnetje aan de haak heeft geslagen. Marie José heet ze
en vol verwachting rijdt hij naar haar toe. Hij houdt ervan in de auto naar
Nederlandstalige smartlappen te luisteren. Marie José heeft niet alle aandacht
om aan zijn seksuele behoeften tegemoet te komen, getraumatiseerd als ze is
door een ongeluk dat haar carpool-vriendin Martje invalide heeft gemaakt.
De titel komt uit de mond van Yuri, die met de nodige
begeestering over het schansspringen praat. ‘Het gaat om de elegantie. Om het
gevoel dat de tijd en de ruimte zich naar jou toe buigen. Het is een religieuze
ervaring, zonder meer. Ergens tussen jou en de aarde zit een gat in de lucht en
als je dat eenmaal hebt gevonden gaat de rest vanzelf.’
Nieuwenhuis schetst de verschillende personen met verve. De
taal is levendig en de beelden origineel, zoals een hondendrol die door de
eigenaar als in een netje vol knikkers wordt meegedragen. De verschillende
fragmenten wisselen elkaar in een snel tempo af en brengen variatie in het
boek. Naarmate het einde dichterbij komt, wordt steeds spannender hoe het met
de sprong van Yuri en de anderen afloopt.
Helaas wordt er toch te weinig ingelost. De verschillende
personen krijgen wel wat contact, zoals Daphe, die de in elkaar geslagen
Halbert helpt en de invalide Martje en de homo Christiaan, die zoon en dochter
van de heer in het ziekenhuis blijken te zijn, maar het blijft toch teveel
hangen. Net als Yuri aan het eind van het boek in de lucht.