Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



dinsdag 31 januari 2012

Recensie: Een gat in de lucht (2010), Erik Nieuwenhuis




Een sprong, gevolgd door vele ogen.

Het idee is aardig. Je neemt de bepaalde gebeurtenis en je bedenkt hoe allerlei personen die beleven. De eerste dag van het nieuwe jaar leent zich hier uitstekend voor. De eerste januari heeft een heel speciale sfeer met het traditionele concert van Johan Strauss, het Urbi et Orbi van de paus en het schansspringen vanuit Garmisch Partenkirschen, terwijl de korte nacht, het geknal in de oren en de champagne nog nawerken.

De sprong van Yuri Raikkonen tijdens het schansspringen is de verbindende schakel in de roman die anders niet meer als een stel verhalen zou zijn. Het is wel verbazingwekkend dat in het televisiecommentaar zoveel aandacht aan hem wordt besteedt. De Fin is geen hoogvlieger meer. Het is onwaarschijnlijk dat hij zijn topprestatie van vroeger weet te herhalen, temeer omdat hij tegenwoordig meer om geld schaakt dan traint. Zijn schulden vormen een zwaard van Damocles boven zijn hoofd. ‘Je hebt talent maar geen karakter,’ zegt zijn opponent na een door Raikkonen verloren schaakpartij. De autorit van Finland naar Oostenrijk met zijn zwangere vrouw Virpi is dan ook geen onverdeeld succes.

Verschillende personen volgen het schansspringen. Allemaal zitten ze in de problemen. Op de eerste plaats een onbekende heer die op oudjaarsavond het ziekenhuis is binnengebracht en die door de gevolgen van de feestelijkheden aan zijn lot wordt overgelaten. Een dementerende eigenaar van een modezaak in een rolstoel benadert hem, maar alleen om iets over zijn kleding op te merken.

Rond dezelfde tijd bevindt de gescheiden Lamar, directeur van een onderneming op het gebied van maatschappelijke dienstverlening die ook nog eens zijn zoon verloren heeft, zich op een feestje van zijn slaap- en seksvriendin Daphne en gaat homo en zorgmedewerker Halbert Wassink naar een partijtje van zijn vriend Christiaan. De laatste is echter niet meer aanwezig en de orgie die gaande is bevalt Halbert niet. Op de terugweg naar huis wordt hij door een stel Amsterdamse jochies in elkaar geslagen. 

Daarnaast is er ook nog Bertus die na de scheiding met zijn vrouw, een Zeeuws vriendinnetje aan de haak heeft geslagen. Marie José heet ze en vol verwachting rijdt hij naar haar toe. Hij houdt ervan in de auto naar Nederlandstalige smartlappen te luisteren. Marie José heeft niet alle aandacht om aan zijn seksuele behoeften tegemoet te komen, getraumatiseerd als ze is door een ongeluk dat haar carpool-vriendin Martje invalide heeft gemaakt.

De titel komt uit de mond van Yuri, die met de nodige begeestering over het schansspringen praat. ‘Het gaat om de elegantie. Om het gevoel dat de tijd en de ruimte zich naar jou toe buigen. Het is een religieuze ervaring, zonder meer. Ergens tussen jou en de aarde zit een gat in de lucht en als je dat eenmaal hebt gevonden gaat de rest vanzelf.’

Nieuwenhuis schetst de verschillende personen met verve. De taal is levendig en de beelden origineel, zoals een hondendrol die door de eigenaar als in een netje vol knikkers wordt meegedragen. De verschillende fragmenten wisselen elkaar in een snel tempo af en brengen variatie in het boek. Naarmate het einde dichterbij komt, wordt steeds spannender hoe het met de sprong van Yuri en de anderen afloopt.

Helaas wordt er toch te weinig ingelost. De verschillende personen krijgen wel wat contact, zoals Daphe, die de in elkaar geslagen Halbert helpt en de invalide Martje en de homo Christiaan, die zoon en dochter van de heer in het ziekenhuis blijken te zijn, maar het blijft toch teveel hangen. Net als Yuri aan het eind van het boek in de lucht.


maandag 30 januari 2012

Deirdre McCloskey, VPRO-Wintergasten, 9 januari 2012


Een pleidooi voor een ethisch kapitalisme.

Raoul Heertje loopt rond in Chicago en kondigt de laatste wintergast in het seizoen 2011-12 op spectaculaire wijze aan. Het goede nieuws is dat hij een vrouwelijke wintergast gevonden heeft, de econome Deirdre McCloskey, het slechte dat ze vroeger een man was en Donald heette. Later in de uitzending zal het leiden tot een boeiend gesprek over verschillen tussen mannen en vrouwen. Eerst over het interessante theoretische kader dat McCloskey hanteert.

McCloskey zit in de huiskamer met haar moeder buiten beeld en een spreekwoordelijke witte ketting om die Wim de Bie ook altijd droeg als hij een vrouwspersoon speelde. Haar stemgeluid is krakerig en pas op het eind horen we dat de operatie van haar stem mislukt is, hoewel er ook mensen zijn die zeggen dat ze laag en sexy klinkt. Haar gezicht heeft in ieder geval duidelijke vrouwelijke trekken gekregen.

McCloskey is geen onbekende in Nederland, ze studeerde er. Meteen in het eerste fragment uit The girl with the pearl earring (Peter Webber, 2003) herkent ze de bourgeois mentaliteit waarmee Nederland groot geworden is. In navolging van Johan Huizinga stelt ze dat de Hollanders een volk van makelaars en kooplui waren en een prudence bezaten, praktische kennis over het leven. Zo laat het meisje in de film zich geen bedorven vlees verkopen.

Anders dan de Engelsen, zoals blijkt uit de bewogen toespraak van de koning in Henry V (Laurence Olivier, 1944) zijn de deugden ingebed in een commercieel kader. Hollanders verdienden geld door deals te sluiten. Het poldermodel wierp al in de tijd van de VOC zijn vruchten af. McCloskey gebruikt de term creatief destructisme om aan te geven dat door de bourgeois-deal vernieuwing ontstaat. Nodig daarvoor zijn vrijheid en respect voor de ondernemer.

De beelden uit Max Havelaar (Fons Rademakers, 1976) leiden tot haar uitspraak dat de Engelsen veel wreder waren dan de Hollanders. Vanwege hun gewetensnood ging de VOC failliet. De dwang in de koloniën werd later overgoten me een racistische saus. Max Havelaar lijkt daarom op De negerhut van oom Tom, zegt McCloskey. Het imperialisme was een ramp. Slechts enkelen werden er beter van, 

We hebben het beter dan in 1800, zegt McCloskey. Niet door de uitbuiting van de derde wereld maar door met elkaar te handelen. De opkomst van nieuwe handelsnaties ziet ze met vreugde tegemoet. Over vijftig jaar maakt ook Afrika deel uit van de bourgeoisie.
Ze laat een satelliet-foto zien van het verschil tussen de Korea’s. Noord-Korea deed in tegenstelling tot zijn zuidelijke broer niet mee met de bourgeois deal. 

In Wallstreet (Oliver Stone, 1987) horen we een toespraak van Michael Douglas over hebzucht. Dat is prudence zonder de daarbij behorende deugden. Haar bankier is een goed mens omdat hij zijn klanten respecteert. Net als honden krijgen mensen een schuldgevoel als ze moreel verkeerd doen. Katten hebben dat niet. Die zijn optimalizers. Die gaan door dik en dun voor hun overleven.

Op de opmerking van Heertje dat er in het kapitalisme veel fout gaat zegt ze dat dat in elk systeem zo is. Dat komt door een buitensporig optimisme en pessimisme. Maar door de bank genomen wordt de wereld er steeds beter van. De armen hebben tegenwoordig ook een auto. McCloskey bepleit een ethisch kapitalisme. Het is jammer dat Heertje niet wijst op de grenzen aan de groei. En de noodzaak van de kapitalist om winst te maken, of hij nou een goed mens is of niet.

We zien een stukje uit Buffet en Gates go back to school. De bankier Warren Buffet vindt zijn externe scorebord minder belangrijk dan zijn interne. McCloskey ziet hem als representant van het ethisch kapitalisme. Doe niet wat je niet over je zelf negatief in de krant zou willen staan. Adam Smith verkondigde deze moraal al in 1759 in The theory of moral sentiments.

Ben je niet veel meer dan een econome? vraagt Heertje. McCloskey werd geboeid door Mae West die zei dat ze Sneeuwwitje was, maar op drift geraakt. In Transamerica (Duncan Tucker, 2005) gaat het over een man (hoewel McCloskey zegt dat het een vrouw is) die een geslachtsoperatie heeft ondergaan. Ze vindt de scène accuraat weergegeven. Zelf werd ze in 1996 in Australië geopereerd. Ze vertelt over de vijandigheid die ze van vrouwen te duchten kreeg. Ze leerde daarom als een vrouw te lopen. De vrouwelijke hoofdpersoon in de film loopt heel goed als een man die in een vrouw is omgeturnd. Geen sinecure. Deirdre voelt zich inmiddels de persoon die ze is, maar het heeft haar wel het contact met haar kinderen en kleinkinderen gekost.

Bent u een andere econome? vraagt Heertje. McCloskey weet niet of dat door haar vrouwzijn komt of doordat ze ouder is geworden. Ze moet in ieder geval minder hebben van spelletjes. Donald was een heerser, Deirdre een zwerfster. De opvattingen van Deborah Tannen hebben veel voor haar betekend. Rond haar overgang van man naar vrouw leerde ze van Tannen dat mannen en vrouwen een andere taal hanteren. Het gaat om status dan wel om verbinding. Tannen geeft als voorbeeld het verschil in opvatting over het vragen naar de weg, voor vrouwen is het een manier om contact te leggen, mannen zien het als een mislukking. Zelf kreeg ze meer aandacht voor de persoonlijke omstandigheden van haar collega’s.

Veranderde het de verhouding met mannen? McCloskey zegt dat mannen vrouwen vaak negeren en dat ze dezelfde mening door een man geuit meer waarderen. Vrouwen hebben meer aandacht voor de mening van een man. Ze houden deze patronen zelf in stand.

Het optreden van Joan Baez met Joe Hill (Woodstock, 1970) vormt een waardig slot, al is het jammer dat ze Baez haar socialisme verwijt. Heertje bedankt haar met drie zoenen.     

Hier meer informatie over Deirdre McCloskey.

zondag 29 januari 2012

Struikelbank, boekpresentatie van Sybren Kalkman, 27 januari 2012


Het monsterverbond van slechte slapers.

Ziggy Klazes van Nieuwe Teisterbant begint de feestelijke presentatie van Struikelbank, de winnaar van de tweede Haarlemse debuutprijs, met de opmerking dat er gasten waren die bij het betreden van de Doelenzaal van de Stadsbibliotheek Haarlem dachten ze op een accountantsfeestje terechtgekomen waren. Het grote aantal in accountants in de volle zaal heeft dan ook te maken met de achtergrond van de schrijver. Nadat Ziggy de procedure nog eens heeft uitgelegd en Henriëtte Adema van de Stadsbibliotheek heeft bedankt voor haar coördinerende werkzaamheden, mag de prijswinnaar naar voren komen.

Voormalige accountant Kalkman zegt dat het moeilijk is je eigen werk te beoordelen en voelt zich daarom gesteund door het oordeel van de jury. Hij vindt zijn roman nu ook mooier. Hij verwelkomt zijn moeder die, hoewel hij zelf beseft dat de uitdrukking enigszins wonderlijk is, het zaadje heeft geplant, vervolgens zijn vriend Felix Rottenberg, die het eerste exemplaar in ontvangst zal nemen, zijn vrouw Dini en Fred Damen die de stille kracht achter zijn roman was. Fred is zelf ook met een boek bezig maar zal helaas niet kunnen meedoen aan de Haarlemse debuutprijs, omdat hij niet in Haarlem woonachtig is. Ziggy roept dat hij zich wel op een adres kan inschrijven. Dat kan dan wel bij mij, zegt Sybren gevat.

Struikelbank speelt zich af in een periode van zes weken in het jaar 2009, gaat over de kredietcrisis en is deels gebaseerd op ervaring en deels op fantasie. Kalkman heeft zich erover verwonderd dat de volkswoede tegen banken, maar vooral tegen toezichthouders en professoren is uitgebleven, maar noemt niet de Occupy beweging die toch even heel hard aan de bel heeft getrokken. Het spannende verhaal staat voor hem op de voorgrond. Hij verwijst naar de lezing Het raadsel van de verstaanbaarheid van jurylid P.F.Thomése die stelt dat het aantal verkochte boeken tegenwoordig als bewijs geldt voor de kwaliteit. Hoewel Thomése zich daarover kritisch uitlaat, is de stelling voor Kalkman een oproep aan de aanwezigen om die toch vooral waar te maken.

Felix Rottenberg neemt het eerste exemplaar in ontvangst. Hij is verheugd de moeder van Sybren op de eerste rij te zien zitten, verwelkomt alle accountants en prijst de bibliotheken voor hun goede werk. Zijn vriendschap met Sybren kende veel lagen en fasen. Toen Felix ooit in het ziekenhuis lag, schreef Sybren hem dat de vader van Felix en zijn moeder op dezelfde school gezeten hadden en dat hij haar aantrekkelijk vond, hetgeen de moeder van Sybren overigens meteen weerspreekt. De eerste ontmoeting kwam tot stand toen Rottenberg De Populier overnam van Huub Oosterhuis en Sybren als accountant hem op de hoogte bracht van de financiële toestand. Hij was elegant door zijn zachte praten en persoonlijke toon, een ambachtsman en raadgever. Later bij KPMG werd Sybren geassisteerd door ene Botteman die zo in de roman Karakter van Bordewijk zou passen. Met potlood en gum maakte hij andere rangschikkingen als dat nodig was.
Struikelbank is een roman en een detective ineen, met een mooie beeldtaal, zonder overdreven beeldspraak en men verdrinkt er niet in. De zachtaardigheid van Sybren komt naar voren maar ook diens vlijmscherpe observaties. De verwondering en de fantasie komen steeds verrassend om de hoek kijken. Sybren bewondert de Italiaanse schrijver Gadda (1893-1973). Het motto van Struikelbank is ook aan hem ontleend. Onvoorziene rampen komen niet over ons, ze staan in een context.
In Struikelbank wordt het moderne kapitalisme onder de loep genomen. Kalkman zag het in de loop der jaren veranderen in een casino-kapitalisme. Rottenberg spreekt van een monsterverbond van slechte slapers, mensen die iets te verbergen hadden. Net als Kalkman verbaasde hem het gebrek aan volkswoede over de financiële wereld na het gesol met klanten, terwijl er toch duidelijke wetenschappelijke signalen waren, zoals van John Gray, dat er iets mis ging. Hij vindt het belangrijk om de moed te hebben tegen de stroom in te zwemmen, de eigen intuïtie te volgen en bondgenoten te zoeken. Rottenberg noemt nog de bizarre moord in het Theepaviljoen in het Vondelpark als mogelijk onderwerp voor een nieuw boek van Kalkman.

Vervolgens leest Kalkman een fraai fragment voor uit het begin van Struikelbank waarin de gepensioneerde accountant Rob van Dam nog iets probeert te redden na de zelfmoord van een slachtoffer van financiële producten. Hij bezoekt een drukke Amsterdamse kroeg en voert een hilarisch gesprek met kroegbaas Ton.

Lotte Sluyzer overhandigt Kalkman het eerste pakket van zijn boeken. Ze vertelt dat de bibliotheek het schrijven en lezen wil stimuleren en dat er een digitale website in de maak is waarop debutanten hun werk kunnen plaatsen. Die krijgt zelfs misschien landelijke navolging.

Ziggy Klazes geeft vervolgens de aftrap voor de derde Haarlemse debuutprijs. Het reglement is straks te vinden op de website van Nieuwe Teisterbant. De jury zal bestaan uit schrijfster Anne Gine Goemans, veilingmeester in manuscripten Bubb Kuyper (en oud leraar Nederlands rs), Rob Luckerhof van Kennemer Boekhandel en Sybren Kalkman. Op grond van de vorige edities verwacht Ziggy 23 manuscripten binnen te krijgen.

Struikelbank is te koop in de boekwinkels in Haarlem en omgeving en ook te leen in de Bibliotheek Haarlem en omstreken. 

zaterdag 28 januari 2012

Recensie: De mens is een grote fazant (2010), Herta Müller


Wrang portret van een vervolgde bevolkingsgroep. 

Voorin dit dunne boek staat meteen een verklaring van de titel. De Roemeense uitdrukking De mens is een  grote fazant op de wereld betekent dat de mens eigenlijk en overal de grote verliezer is. In deze vertelling van de Nobelprijswinnares is dat niet meteen voor iedereen duidelijk. De molenaar Windisch weerspreekt de uitspraak van de nachtwaker, die de titel uitspreekt, door te verklaren dat de mens sterk is, sterker dan het dier. Windisch heeft blijkbaar nog niet genoeg geleerd. 

De mens is een grote fazant speelt zich af in een Roemeens dorp in een Duitstalig grensgebied. Het is twee jaar en 221 dagen na de oorlog. Ceaucescu regeert met harde man over het land. Windisch telt elke dag als hij naar zijn molen fietst. De Duitstaligen worden lastig gevallen en vertrekken langzaamaan naar Duitsland. Ook het gezin van Windisch heeft plannen om te verkassen, maar gemakkelijk wordt hen dat niet gemaakt. ‘Met dat meel van jou kom je niet ver,’ is de algemene mening.

In het besloten dorp heersen traditionele verhoudingen en bijgelovigheden. Er vliegt een uil rond, die de dood inluidt als hij bij iemand op het dak gaat zitten. Een belangrijke rol speelt het gezin van de meubelmaker waarvan de zoon Rudi, een glasblazer, al eerder de reis naar Duitsland heeft ondernomen. Het gezin wacht op de dood van oma om hem achterna te gaan. Kleuterjuf Amalie wil met Rudi verder. Ze kreeg als geschenk een traan van glas van hem, die ze steeds moet vullen. De meubelmaker vertelt Windisch hoe hij aan paspoorten kan komen, maar Windisch komt onverrichterzake thuis. Dochter Amalie moet zich uiteindelijk opofferen om de uitreispapieren binnen te slepen. Zowel de politieman als de pastoor hebben haar hulp nodig. De laatste zogenaamd om haar doopakte op te sporen.

Opmerkelijk is de stijl van Herta Müller. In het begin denk je aan een kinderboek met een vrij laag AVI niveau. Ik las vijf keer achter elkaar een zin die met ‘het’ begint, vier keer achter elkaar een zin met het woordje ‘bel’, vier keer ‘adem’ in vier zinnen. Een student aan een schrijfschool zou het grote rode strepen opleveren, Müller kreeg er de Nobelprijs voor Literatuur voor. Wellicht komt het door de ontwikkeling die Müller als niet oorspronkelijk Duitstalige meemaakte.Het lijkt een sport van haar om het woordje ‘en’ te vermijden. Alle zinnen zijn kort, maar net als de korte vinnige slagen van een bokser worden ze in het hoofd geramd.   Het lijkt alsof Müller alle esthetiek wil uitbannen. Zo kaal mogelijk somt ze de feiten op. De gang van zaken in Rusland, waar de vrouw van Windisch in de mijn werkte, wordt als volgt geschetst: ‘De mijn was zwart. De schop was koud. De kolen waren zwaar.’ Warm krijg je het er niet van, maar  zintuiglijk geschreven is het wel, met af en toe een absurdistische toets zoals over de appelboom die haar eigen appels eet.

Deze tweede roman van Herta Müller werd in 1986 in het Duits uitgegeven en in 1988 vertaald door Ria van Hengel. Met dank aan haar is er in 2010 een herziene vertaling uitgekomen. 

aangepast 29 januari 2012 om 8:46 uur. 

vrijdag 27 januari 2012

Occupy: de come-back van de jeugd, Tegenlicht, 23 januari 2012



Ode aan de demonstrant, uitgeroepen tot persoon van het jaar 2011.

De uitzending begint met beelden van het park in New York tegenover Wall Street, waar zich op 11 oktober 2011 een grote menigte verzamelde die protesteerde tegen de morbide inkomensverschillen in het land. Vervolgens schakelen we over naar Rome, Madrid en Lissabon waar aanhangers van de Occupy-beweging met een digitale camera hun activiteiten in beeld brengen. Afwisselend wordt de sfeer in de drie zuidelijke hoofdsteden van Europa geschetst. Voor de overzichtelijkheid zet ik de fragmenten los van elkaar.

In Rome worden de vergaderregels vastgesteld voor de plenaire vergaderingen die twee maal daags gehouden geworden. Er zijn symbolen voor als iemand te lang aan het woord is en als het onduidelijk is wat iemand zegt. Internet speelt verder een belangrijke rol in de communicatie. Het zijn hele gewone lui die demonstreren, werklozen, studenten en mensen met een baan ook. Men hanteert pacifistische uitgangspunten en mediteert ook.
Men is verontwaardigd over de machtsverschillen in de maatschappij, het gebrek aan waarden en de uitbuiting van de derde wereld. De media brengen alleen maar flauwekul en de bevolking draait op voor de crisis. Mensen zijn echter niet te manipuleren. Men moet niet denken dat het verzet afgenomen is. Ze werken samen en zorgen ervoor dat het protest zich als een virus door de wereld verbreidt.

In Madrid is het grote plein Puerta del Sol omgedoopt in Hotel Madrid. Een ontwerper toont een affiche dat hij gemaakt heeft met de tekst Mudo Grito dat Stille Schreeuw betekent en dat overal in de binnenstad wordt aangeplakt. Een rode iglo-tent is symbool van de 15 Mei beweging. Een werkloze jongen skypt met een vriend over het plan om een tijdje in Nieuw Zeeland druiven te gaan plukken. De verontwaardigden willen geen verloren generatie worden, maar pleiten voor een sterke verzorgingsstaat en een goede maatschappelijke dienstverlening. Dit is geen crisis, dit is het systeem. Het instortende financiële systeem slokt zelfs landen op. De buitenwacht wil doelstellingen van hen horen en een strategie, maar die is er niet. Er is alleen een spontane beweging. Je stapt erin en neemt een andere weg, uit de ideologische terreur die zich over Europa verspreidt.  

In Lissabon wordt vooral gediscussieerd. Het is een domper dat ze economisch achteruit gaan en dat er zoveel werkloosheid is. Portugal is te lang een dictatuur geweest. Daarna steeg de levensstandaard en was er geen reden tot klagen. De politiek is teveel aan de politici overgelaten. Zangeres Ana Bacalhau van de groep Deolinda maakt het publiek enthousiast met liederen over een domme wereld waarin je moet studeren om slaaf te zijn. Er is verbondenheid na het concert. Men voelt zich gevangen, machteloos, onzeker over de economie en de euro. Men verdient de helft van in Spanje. Men kan niet begrijpen dat premier Coelho werkloze leraren naar het Portugees-talige buitenland wil sturen. Hij gedraagt zich als een vader, zegt een studente. Ze gaan bedenken wat ze willen met Portugal. Er is een wil om het systeem te veranderen.

Tot zover de impressie. Het is mooi om te zien hoe vredelievend het protest is, echt een volksbeweging. Dit jaar zullen we nog veel van Occupy horen. Op dit moment heeft men iglo’s gebouwd in de sneeuw in Davos, waar de wereldleiders samenkomen. Merkel zei aldaar in een toespraak dat er geen alternatief is voor het kapitalisme. Misschien kan ze zich bij de Occupy aansluiten.

Hier, voor Portugees sprekenden, het wonderschone Parva que Sou van Deolinda.

donderdag 26 januari 2012

Woorden in de Waagschaal, taverne De Waag, 24 januari 2012


Dries Havermans opent de avond in de bomvolle taverne in Haarlem met te zeggen dat deze eerste keer van het nieuwe jaar meteen de laatste keer op een dinsdagavond is, want Woorden in de Waagschaal verhuist naar de laatste donderdag van de maand. De avond bestaat uit drie delen, die op de piano aan elkaar worden gespeeld door Appie Bulthuis. Er wordt begonnen en besloten met werk van dichters en dichteressen die zich aangemeld hebben. Tussendoor strooit Havermans aforismen over opvoeding en onderwijs rond. Dat past mooi bij de gast van de avond, de vroegere leraar Engels L.H. Wiener.

De eerste dichter John Zwart valt pas later binnen, daarom bijt Jolice Heij onverwacht de spits af. Ze leest een aantal gedichten voor met een ironisch, erotische strekking, onder andere een uit het Duits vertaald gedicht Höre, dat begint met Hoor, ik roof bij nacht en ook Carpe Noctum, die ook op haar site staat. Ze eindigt met Eenvoud: De liefde houdt van eenvoudige dingen.

‘Dat was een opening,’ stelt Havermans vast. De tweede dichter is Jarl van Maltha, die eerder de in eigen beheer uitgegeven dichtbundel Door donker en licht in De Waag presenteerde. Zijn gedichten zijn meer existentieel en emotioneel. Hier een artikel over hem in het Haarlems Dagblad van 26 april j.l. 

Anna Eradus zit in een schrijfclub en leest drie korte gedichten met veel bijvoeglijke naamwoorden, gedetailleerd over de natuur.

Marten Janse leest ook drie gedichten maar wisselt die af met informatie over de Dichtlijn voor dit voorjaar, die al veel deelnemers heeft en de Nationale Gedichtendag, die vandaag gehouden wordt. Hij vraagt mensen hun out of office mededeling vergezeld te doen gaan door een gedicht, meldt dat Sylvia Hubers met haar nieuwe bundel God gaf ons apparaten in boekhandel Bloemendaal is en dat hijzelf bij boekhandel Blokker in Heemstede zijn nieuwe bundel presenteert.

Herman van Mourik introduceert L.H.Wiener voor wie hem nog niet kent. De Haarlemse schrijver debuteerde met Seizoensarbeid (1967) en brak door met Nestor (2002). De Libris prijs voor De verering van Quirina T. werd in 2007 net voor zijn neus weggekaapt door Arnon Grunberg, zegt van Mourik. Zijn nieuwste boek Shanghai Massage (2011) gaat over het afscheid van Quirina. Alter ego Ezra Berger doet er van alles aan het 42 jaar jongere meisje die ooit bij hem aankwam, te vergeten. Hij verzint zelfkwellende verhalen die erger zijn dan zijn verdriet en zoekt contact met de masseuse Ming.
Van Mourik vraagt waarom het boek geen roman is. Wiener antwoordt dat geen van boeken romans zijn. Hij is een verhalenschrijver, een verteller. De fragmentarische opzet van Nestor werkte zo goed dat hij die lijn heeft aangehouden, maar hierna schrijft hij weer een verhalenbundel. De misantropie van Berger wordt gecompenseerd door zijn liefde voor dieren, vooral voor vogels. 
Tot slot leest Wiener een fragment voor over de massage, die Berger ontvangt. ‘Ik wist van deze massage methode niet af,’ aldus begint een tot de verbeelding sprekend en de lezer meenemend fragment. 

Filmkunstenaar Gerrit van Dijk toont in het kader van een nieuw Haarlems moNUment een animatie, die een pastiche is op een commercial van Apple. Zeventien bekende Haarlemmers, waaronder de kleinzoon van Gerrit, passeren de revue. Het is een ode aan dwarsdenkers en cultuurbeïnvloeders in Haarlem. Hier meer over dit project.

Vervolgens bracht een jongeman van wie ik de naam niet heb kunnen achterhalen maar van wie ik wel een foto vond, nogal visionaire teksten, mooi voorgedragen waaronder stadsgedichten over Brussel en Den Haag: de weduwe uit Indië kwijnt.

Na Yvonne Hoogervorst die bij Poetry in Motion in de Raaks was en een aantal gedichten leest, waaronder Tolerant is de ervaren John Zwart een goede afsluiter. Hij leest een gedicht voor over Magritte, die een dramatische jeugd kende omdat zijn moeder verdronk. Hij troostte zichzelf met het idee dat zijn moeder een vis wilde zijn. Daarom schilderde hij veel water en vissen. John heeft ook iets vrolijkers over de economische crisis. Hij vertelt tussendoor dat het thema van de gedichtendag Stroom is. Hij heeft een blog, waarop hij maandelijks een ander thema behandeld. Vanavond is hij te gast bij de Openbare Bibliotheek Amsterdam tijdens een marathon van dichters over dichters. Hijzelf bewondert Slauerhoff. Onder diens misantropie schuilt een hunkering naar eerlijkheid. Zwart heeft een maritiem verleden met hem gemeen. Hij sluit af met Tuimeling, dat over een lustgevoel bij thuiskomst van zee gaat. Een waardige afsluiting van de avond. Hier iets meer over hem. Hier nog meer.

Hier meer over de Haarlemse Dichtlijn, hier meer over de bundel Letters vangen van Yvonne Hoogervorst.

woensdag 25 januari 2012

Frits de Lange, IKON, 23 januari 2012

Het groeiproces van Frits de Lange.

Hoogleraar ethiek Frits de Lange loopt aan het begin van Het vermoeden langs een portret van zijn grote held Dietrich Bonhoeffer, op wie hij promoveerde. De Duitse Bonhoeffer was een modern theoloog , die de mondige wereld erkende.

Annemiek Schrijver begint over de stroom boeken die De Lange publiceerde. Hij zegt dat schrijven een manier is om overeind te blijven en vorm te geven aan het bestaan. Zijn laatste boek In andermans handen, over flow en grenzen in de zorg (2011) is een neerslag van de dagelijkse realiteit. We zijn van elkaar afhankelijk, of we willen of niet. Het is een pleidooi voor de compassie die in het leven aanwezig is.

In plaats van door te gaan op de compassie, vraagt Schrijver naar de ervaring van De Lange die zich ingesponnen in een web van afhankelijkheden voelt. Naast verbondenheid maakt dat ook verantwoordelijk. De Lange blijft nogal algemeen over het belang van het individu. Hij zegt dat er geen instituties meer zijn, waarop iemand kan terugvallen en dus moet men het wel zelf doen. Dat wordt prangender naarmate de bevolking vergrijst. De Lange zelf is eerlijk over het feit dat er bij hem wel eens een depressie op de loer ligt. Hij overwint die door aan een nieuw boek te beginnen. Hij ziet op tegen de dood omdat hij dan anderen moet loslaten.

Schrijver bestookt hem met vragen. Het lijkt alsof er een kijkcijferkanon in de hoek staat, die klaar staat om te schieten als er een stilte valt. De Lange spreekt over de ontwikkeling van de mens als groeien en wedergeboren worden, maar relativeert zichzelf door de uitspraak: hoor wie het zegt. Met het ouder worden is hij wel minder ambitieus en in religieuze zin minder dogmatisch, meer op de ervaring gericht. Groeien doet pijn, met het ouder worden moet je je veiligheden opgeven. Als je dat niet doet word je een verbitterd mens. Het groeiproces zit ingebakken in de gereformeerde traditie. Zijn moeder zong psalmen achter het aanrecht. God is de Werkelijkheid waaraan je je overgeeft. Zijn oude godsbeeld is gesneuveld.

Hij leest een fragment voor uit Wachten op God van de filosofe Simone Weil, aan wie hij geslingerd is geraakt. Hij kwam haar op het spoor omdat hij predikant in Parijs was en haar werk per meter kon kopen. Hij is geraakt door haar beschrijving van de eindeloze ruimte tussen God en mens die tegelijk overbrugd wordt door de nog eindelozer liefde van God. Het wordt een soort tekstverklaren tussen twee godsgeleerden, waarbij eerdere uitspraken nog eens herhaald worden.

Liever had ik De Lange gehoord over het begrip compassie, dat tegenwoordig weer volop in de belangstelling staat. De theologe Karen Amstrong baseert haar ideeën erop, het CDA neemt het begrip als richtsnoer. In de afgelopen decennia leek compassie niet veel meer in te houden dan de neiging om hulpbehoevenden een schop onder de kont te geven, stelt De Lange in Compassie is niet voor watjes (Trouw, 21 januari 2012). Het is echter een ethiek voor sterke mensen, die, in een tijd die alleen maar op passie lijkt te drijven, de morele waarde van emoties en verbondenheid herontdekken. Compassie is niet iets wat je doet, maar wat je overkomt. Valkuilen zijn sentimentalisering, zelfopoffering, willekeur en paternalisme.  

Hier een interview met De Lange over zijn laatste boek, hier het fragment van Simone Weil.   

dinsdag 24 januari 2012

Menno Wigman over Mijn naam is legioen, VPRO-boeken 22 januari 2012




Menno is niet bijbelvast maar weet toch bijna het eerste motto van zijn nieuwe dichtbundel te repliceren, dat gaat over het antwoord van Christus op de vraag hoe zijn naam luidt. ‘Mijn naam is legioen, want wij zijn talrijk,’ staat er in Marcus V. Het tweede motto van Johnny Rotten die veel veranderd heeft als rebel, staat daar lijnrecht tegenover. De nieuwe bundel die gaat over weerzien in woede, sluit daarop aan. ‘Bekijk het maar,’ zegt Wigman strijdvaardig.

Er bestaat ook een Dossier Wigman. Wim Brands houdt de donkerbruine map omhoog, die het resultaat is van het gastschrijverschap in de psychiatrische inrichting in Den Dolder. Wigman verbleef daar drie en een halve maand in een verlaten paviljoen, werkte met de patiënten en schreef daarover in het dossier. Hij sloot af met een middagje poëzie door patiënten. Hij zocht ook naar teksten van patiënten uit de jaren veertig maar die bestonden niet meer. Ze waren weggegooid, weggeraakt of anderzijds verdwenen.

Wigman leest op rustige, afgewogen manier het gedicht Zwembad in Den Dolder voor. Brands vraagt wie de mooiste idioot wel was, die in het gedicht voorkomt. Wigman antwoordt dat hij vaak op klank schrijft. En dat doet hij prachtig.

Hij schrijft ook voor Eenzame uitvaarten, een project dat werd begonnen door Bart Droog, stadsdichter in Groningen en dat vervolgens vanaf 2003 navolging kreeg in Amsterdam onder leiding van F. Starik. Wigman schreef het gedicht Soms voel je dat je leeft voor de Portugese Engelsman José die naar Amsterdam kwam en zich daar in de openbare ruimte verhing. De man moet wanhopig geweest zijn, zegt Wigman, nadat hij het gedicht heeft gelezen, maar hij vindt de actie ook brutaal en goed passen bij het motto van Johnny Rotten. Hij vertelt erbij dat diens vrouw in Engeland geen geld had om naar Amsterdam te komen om haar man te identificeren.

Kamer 421 is een gedicht over zijn moeder die met vasculaire dementie is opgenomen in een verpleeghuis in Bloemendaal en uitkijkt over de bomen. Haar toestand wisselt en dat is al jaren zo. Ze praat met veel fantasie. Een gedicht moet het laatste woord zeggen, vindt Wigman. Hij wil van haar ziekte geen project maken, maar met een paar woorden de essentie van haar toestand weergeven. Zo indringend mogelijk.

Brands zegt dat eind januari de nieuwe stadsdichter van Amsterdam gekozen wordt en wenst Wigman daarmee veel succes.   

Hier een recensie in de NRC van 13 januari j.l.van Guus Middag met de titel 39 nieuwe gedichten en ze zijn allemaal goed. 


maandag 23 januari 2012

Willem-Jan Otten over De vlek, VPRO-boeken 22 januari 2012


De vlek van Willem Jan Otten is een muzikale vertelling over twee levens die in de war worden geschopt door een medische fout. De saxofonist Abe Kans hoort dat hij een enorme vlek op zijn longen heeft, terwijl de Braziliaanse priester Josephsson verneemt dat zijn longen brandschoon zijn.

Otten moest lachen toen het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) zich verbijsterd afvroeg of men inderdaad twee longfoto’s verwisseld had. Zijn vertelling is een parabel. Hij ontleende het onderwerp, zo vertelt hij uit zichzelf, aan een verhaal van Rudy Kousbroek die hetzelfde overkwam: Kousbroek had gelukkig geen vlek op de longen, hoewel hem eerder het tegenovergestelde meegedeeld was. 

Otten vindt het ontmoedigend dat fictie voor de werkelijkheid gehouden wordt, maar geeft toe dat hij de ambiance van het OLVG nodig had om het zijn mythische verhaal een achtergrond te geven. Het OLVG beschikt over een lichtstraat, een hoge overkoepelende ruimte waarin iedereen doorheen gaat op weg naar de verschillende afdelingen. Iedereen die daar loopt heeft op een of andere manier met lijden te maken. De werkelijkheid heeft daar een andere logica dan op de straat buiten het ziekenhuis. De lichtstraat voert ook naar de kapel waar men gebruik van kan maken, bijvoorbeeld om ervaringen schriftelijk mee te delen in een boek.

Otten noemt een ziekenhuis bijzonder vanwege de concentratie met de dood. Nergens komt de vraag naar leven of dood zo duidelijk naar voren als in een ziekenhuis. Een jaar of drie geleden kwam hij vaak bij zijn vader die in coma op de Intensive Care van het OLVG lag. Het ademen door de longen is een essentiële menselijke functie.

Wim Brands toont de bundel Gerichte gedichten die komende donderdag meedingt naar de VSB poëzieprijs. Otten leest een gedicht voor over de schilder Jan Mankes, die een portret maakte van een kind dat heel erg leek op Willy, het broertje van Ottens vader, die op driejarige leeftijd verongelukte. Het schilderij was in bezit van de opa van Otten en werd later door Scheringa gekocht en is op dit moment niet te zien.

Brands vraagt Otten naar zijn motief om katholiek te worden. Otten weet nog dat hij op 43 jarige leeftijd op Goede Vrijdag 1999 tijdens de kruiswegstatie in de St. Vituskerk in Naarden zijn gedachten direct tot Christus richtte in plaats van zoals gewoonlijk met een omweg. Brands vraagt hem of hij zich herkent in Ferrara’s Bad lieutenant (1992). Otten zegt dat het inderdaad gaat om ontferming. Als een magneet werd hij in een knielende positie getrokken toen Jezus de geest gaf.
Het is grappig dat die uitspraak op verschillende manieren verstaan kan worden.  

zondag 22 januari 2012

Niet zonder jou (2011), documentaire van Peter en Petra Lataster


Te persoonlijk portret van de oude dag.

Met enig voorbehoud begon ik aan de documentaire, want ik herinnerde me de naam Lataster als symbool van erg persoonlijk getinte documentaires, zoals over de Oost-Duitse afkomst van Petra. In Niet zonder jou zijn de ouders van Peter het onderwerp. De zinsnede van T. S. Eliot Met deze brokkstukken stut ik mijn ruines deed het ergste vermoeden. De tango die in de huiskamer voor hen gedanst wordt, stelde evenmin niet gerust.   

De dag begint in het riante buitenhuis in Sloterdijk als Hermine (81) in ochtendjas, koffie inschenkt en de suikerpot zoekt die voor haar neus staat. Haar gescharrel in de keukenkastjes hetgeen wijst op vergeetachtigheid. Wat later verschijnt ook haar man Ger (88) aan tafel als een verfomfaaide oude clown met zijn wilde witte haren en een grote neus in zijn expressieve gezicht. Zijn doofheid  leidt tot dwaze conversaties met zijn vrouw. Ger wordt vervolgens gewassen door zijn schoondochter. Zijn oude mannenlijf komt uitgebreid in beeld.

Hermine lijdt behalve aan vergeetachtigheid ook aan een moeilijk te behandelen vorm van nierkanker. Ze heeft pijn in haar bovenbenen en loopt daarom veel rond. Ze gaat de tuin in om, tot zichtbaar ongenoegen van Ger die achter het raam naar haar zit te koekeloeren, met de tuinslang te stoeien, ze brengt koffie naar Ger die geestelijk nog goed bij is en zijn dagen slijt achter nogal abstracte schilderdoeken. Tot zijn ongenoegen moet hij weer plassen, zoals ’s nachts ook vaker. De ouderdom komt met gebreken. 

Het is wonderlijk hoe de oude baas met houtskool driftig lijnen trekt, die inkleurt met verf en  die soms weer met een doek uitsmeert. Hermine geeft commentaar op herkenbare figuren zoals handen en voeten. Het is te merken dat Ger moeite heeft met haar kritiek, maar hij lijkt in de loop der jaren toch een modus gevonden te hebben om er mee om te gaan. Hermine van haar kant toont fotografische portretten die ze in landen rond de Middellandse Zee gemaakt heeft.

Het echtpaar luistert stil naar klassieke muziek. Vergane glorie, zou het onderschrift kunnen luiden. Later op de dag komt de borrel op tafel. Ger probeert vergeefs een fles witte wijn open te maken en heeft een andere kurketrekker nodig. Nee, niet voor de jenever, Hermine, maar voor de wijn.

Ze scharrelen door de dag, Hermine door het tuin, Ger achter de rollator. Wat moet je anders? zegt Ger, ontdaan over zijn schilderwerk. Het is weer wat anders dan rummycub. Toch is het gestuntel voor de kijker niet zo boeiend. Ger die op zoek gaat naar het tasje van Hermine, dat vindt maar daarmee niet haar onrust oplost. Vervelend wordt je van alle traagheid die des ouderdoms is.

Tenslotte wordt de pijn voor Hermine ondraaglijk. Ze vreest dat het afgelopen is en ze krijgt gelijk. Ger gaat in zijn rolstoel achter de kist aan naar de begraafplaats. Niet veel later manoevreert hij weer door het atelier. Hij schetst, laat zijn hand zakken, huilt. Kunst veegt niet het verdriet weg. 

De vraag blijft waarom dit aftakelingsproces gefilmd moet worden. Een bezoek aan een verzorgingstehuis levert dezelfde beelden op. Het is bewonderswaardig dat de familie het op zich neemt om voor de oudjes te zorgen en Ger in staat stelt zijn schilderactiviteiten uit te oefenen, maar in hoeverre overstijgt zo’n portret het persoonlijke? Wat zegt het ons over de toestand van de mens, dat wij nog niet wisten?

Aandoenlijk is het om Peter na de dood van zijn moeder bij zijn vader op bed te zien kruipen om hem te troosten, maar tegelijk voelde ik me een voyeur en was ik opgelucht toen de documentaire eindelijk afgelopen was. Toch meer iets om in de familiekring van de Latasters te bekijken.  

Deze beoordeling verscheen eerder op www.recensieburger.nl.
   

zaterdag 21 januari 2012

Voorbij de Arabische lente, aflevering 5: Egypte, NTR, 15 januari 2012.


De toestand na de val van Moebarak.

In deze verrassende documentaireserie gaat arabiste en NTR-journaliste Esmeralda van Boon terug naar Noord-Afrika om te zien hoe het daar gaat na de omwentelingen van een jaar geleden in een aantal Arabische landen. Ze begon in Jemen, waar president Saleh nog steeds aan de macht is en volgens de meeste inwoners een struikelblok vormt voor verandering. In de reportage was een ritueel te zien met gekromde dolken die ik in de documentaire Arab attraction terugzag. Leerzaam, zo’n onderwerp. Van Boon gaat recht op haar doel af en weet in een klein half uur een groot aantal aspecten van de cultuur en het dagelijks leven aan de kijker over te brengen. Dat gold ook in aflevering vijf over Egypte, dat inmiddels (voorlopig) door de militairen wordt bestuurd.

De toestand in het land is onveiliger geworden. Dat zegt ook de chauffeur die haar van het vliegveld in Cairo haalt. Een collega van hem uit Jemen is doodgeschoten. Esmeralda zelf wordt beroofd van haar paspoort en notitieboekjes. Ook blijkt dat je niet overal in de stad je mening kunt uiten. Een vrouw wordt de mond gesnoerd door twee macho mannen, die zeggen dat zij geen opleiding genoten heeft en niet weet waarover ze praat. Een Koptische christen maakt een gebaar dat hen de keel wordt doorgesneden. De chauffeur, ook een Kopt, is bang na de aanslagen en denkt aan emigreren. Een onbekende vrouw poogde zijn dochter op weg van school te ontvoeren, hoort Esmeralda later.

Ze is op het Tahrirplein waaraan ze eerder woonde en spreekt een computer-reparateur die minder werk heeft door de verkiezingen. Tony, haar oude huisbaas, zegt de Egyptenaren normaal willen leven. In een kantoor van een jonge toeristenrondleider hangt wel een portret van Nasser en van Sadat maar niet van Moebarak. De laatste heeft hen in de problemen gebracht, zegt de vader. De zoon brengt Esmeralda naar Gizeh. Er zijn weinig toeristen. De paarden aan de balk langs de muur zijn erg mager.

Esmeralda bezoekt haar vroegere schoonmaakster Saida en haar man. Saida was een soort moeder voor haar. Ook zij zegt dat de criminaliteit is toegenomen. Ze refereert aan de gevangenen die Moebarak een jaar geleden vrij liet om onrust te veroorzaken. Ze denkt dat het het beste is als politiek en geloof los van elkaar bestaan. Ze maken een tochtje op de Nijl (zie foto) en komen een visser tegen die een paar kleine visjes heeft gevangen, maar toch vertrouwen blijft houden in de schepper.

Tenslotte loopt Esmeralda mee met een demonstratie van het moslimbroederschap in een wijk die het moet hebben van het toerisme. Wellicht daardoor wordt niet alleen aandacht gevraagd voor de economie en tegen de corruptie maar ook voor het toerisme. Een leidster van het broederschap gaat gehuld in een nikaab. Ze zegt dat zij hervorming van het onderwijs willen en dat de kopten niet bang voor hen hoeven te zijn. Dat angst gebaseerd is op onbekendheid. De media geven een vertekend beeld. Als men hen eenmaal kent weet men dat men niets van hen te vrezen heeft. 

Tot slot herhaalt Esmeralda nog eens dat de veiligheid er niet op is vooruitgegaan. Ze hoopt dat de Egyptenaren het straks beter krijgen maar zeker is ze daar niet van.

Hier meer informatie over de serie die aan het begin van de zondagmiddag wordt uitgezonden en de laatste keer over Oman gaat. Ik ben benieuwd of Beatrix gelijk krijgt met haar lovende woorden over deze staat.

 

vrijdag 20 januari 2012

Recensie: Alsof het voorbij is (2011), Julian Barnes



De tijd is geen fixatief, maar een oplosmiddel.

Het is de tijd die voortwoekert en ons verandert. Julian Barnes schrijft daar met veel gevoel over. De titel Alsof het voorbij is geeft precies de sfeer weer van het verleden, dat maar niet tot rust wil komen.

De vrienden Tony, Colin en Alex zitten op de middelbare school. Hun clubje breidt zich uit met Adrian Finn, een intellectueel, maar valt na de middelbare school uiteen. Hoofdpersoon Tony gaat studeren in Bristol, Adrian is toegelaten op Cambridge. Na diens vroege dood is er nog een paar keer een weerzien tussen de drie oude vrienden, maar veel te vertellen hebben ze elkaar niet meer.

Het boek begint met een inleiding waarin de verteller een aantal willekeurige herinneringen beschrijft zoals ‘de glimmende binnenkant van een pols’ en ‘spermaklodders die rond een afvoerputje cirkelen om vervolgens een heel huis door te worden gespoeld’.

De laatste herinnering houdt verband met Veronica, een vriendinnetje dat Tony op de universiteit van Bristol krijgt. Ze neemt hem mee naar haar familie, die behalve de wat eenzame moeder, niet veel van hem moet hebben. Ook Veronica zelf gedraagt zich ongenaakbaar tegen Tony. De relatie blijft dan ook niet lang bestaan. Als Tony later hoort dat Veronica het met Adrian heeft aangelegd, stuurt hij hun een nijdige brief.

Het leven verglijdt. Tony trouwt, krijgt een kind, scheidt. Hij krijgt op zekere dag een geldbedrag van de moeder van Veronica toegestuurd en daarbij de toezegging dat hij ook het dagboek van Adrian nog krijgt, dat in bezit is van Veronica. Tony zet er alles op om dat dagboek in handen te krijgen.

Het verhaal is als een terugblik geschreven, waardoor Tony de onzekerheid over het verleden breed uit kan meten. De toon is relativerend: Tony verklaart dat bepaalde levensfeiten niet van belang zijn voor het vervolg van het verhaal en kan zich voorstellen dat de lezer hem maar een onvolwassen type vindt. Af en toe verzinkt hij in een innerlijke dialoog. Zo verzint hij dat hij in een rechtszaal is waar hij over zijn herinnering aan de tand gevoeld wordt. Het komt in de buurt van het raffinement waarmee Tim Parks in Buiten bereik de innerlijke dialoog hanteert, al is dat laatste niet te overtreffen. 

Het gegeven van het onvoltooide verleden wordt in dit boek van bescheiden omvang knap uitgewerkt. In de geschiedenisles van Ouwe Joe Hunt op de middelbare school ging het al over de aard van de geschiedenis. Uitspraken daarover, een veralgemenisering en weerspiegeling van het eigen verleden, zijn Tony bijgebleven: de geschiedenis als leugen van de overwinnaars (Tony), het zelfbedrog van de overwonnenen (Joe Hunt) dan wel als de zekerheid die ontstaat op het punt waarop de gebreken van de herinnering en de onvolkomenheden van de documentatie samenkomen (de intellectueel Adrian). Daarmee is het verleden meer een oplosmiddel dan een fixatief, dat de gebeurtenissen vastzet. 

Het boek leest als een thriller. De beschouwingen van Tony zijn daarnaast zeer interessant. Bijvoorbeeld over het begrip verkering, dat in de loop van de tijd een heel andere inhoud kreeg, over de recente geschiedenis die heel wat minder goed te vatten is dan het verleden dat verder van ons vandaan ligt. Of over het verschil tussen jeugd en ouderdom: ‘als we jong zijn verzinnen we verschillende toekomsten voor onszelf; en als we oud zijn verzinnen we verschillende verledens voor anderen.’
Ook de vraag die Adrian voor hem heeft achtergelaten namelijk of zijn verdere leven een vermeerdering was of alleen maar een aanvulling van dagen, houdt hem bezig. Natuurlijk is het vooral het laatste: terwijl men denkt dat men heel volwassen is, zoekt men enkel geborgenheid. Ons leven is daarmee vooral het verhaal dat we onszelf vertellen, meer dan het bestaan dat we geleid hebben. Een roman met inhoud. 


donderdag 19 januari 2012

Lezing Ger Groot over het raakvlak tussen filosofie en literatuur, 18 januari 2012


‘Fictie is nooit alleen maar fictie, en werkelijkheid nooit alleen maar de realiteit.’

In het Filosofisch Café in Haarlem spreekt filosoof Ger Groot, medewerker van NRC en Trouw en schrijver van onder andere Papierverwerkende industrie: lezen als beroep (2009), over de verhouding tussen feiten en fictie aan de hand van enkele, vooral Spaanse, romans.

Antonio Molina, onlangs in het nieuws met De nacht der tijden dat handelt over het begin van de Spaanse burgeroorlog, schreef eerder de verhalenbundel Sefarad, waarin ballingschap het overkoepelende onderwerp vormt. Een van de verhalen gaat over een vrouw die als kind haar vader is kwijtgeraakt. Hij was een communist, die het land uitvluchtte. Later kreeg ze een brief van de Duitse ambassade, die haar vroeg om een doos op te komen halen. Daarin zaten onder andere brieven van haar en haar moeder aan haar vader.
Groot zegt dat tijdens het lezen van het verhaal elke afstand verdwijnt. De lezer vereenzelvigt zich met de vrouw. Hij weet niet meer dat hij leest en wenst dat de vader nog leeft. Deze versmelting is het wonder van de fictie. De wereld van de roman kent een oogmerk en een moraal en legt iets bloot van de werkelijkheid die op zich zonder betekenis is.

In het verhaal Chance uit Runaway (2004) van Alice Munro wordt Juliet in de treincoupé aangesproken door een man die vraagt of de plaats tegenover haar vrij is. Hij wil graag een praatje met haar maken maar zij houdt dat af. Niet lang nadat de man is uitgestapt, moet de trein plotseling remmen. Het blijkt dat de man zelfmoord gepleegd heeft. Juliet voelt zich schuldig. Haar vriend probeert haar dat uit haar hoofd te praten.
Het verhaal is sterk van compositie en herinnerde Groot aan een voorval waarbij hij zelf in Madrid getuige was van een zelfmoord. De onverzoendheid daarmee kreeg vorm door het verhaal daarover. De articulatie maakt dat er met de ervaring te leven valt.

In De blinde zonnebloemen van Alberto Mendez staan vier verhalen. Het tweede gaat over de achttienjarige Eulalio Suárez die met zijn zwangere vriendin de bergen in vlucht. De vriendin sterft bij de geboorte, de jongen verzorgt de baby. Hij is niet in staat de koe eten te geven, de koe is niet in staat de baby te voeden. De baby gaat ook dood. Hij houdt een dagboek bij en noteert slechts feitelijkheden. Aan het eind zegt de tekstbezorger dat dat naar zijn mening geen leeftijd is voor zoveel leed.    
Groot zegt dat het bedenksel best waar zou kunnen zijn. Louter fictie bestaat niet. Literatuur schept een wereld, die niet onmogelijk is. Don Quichotte geloofde in zijn eigen verbeelding. Net als Emma Bovary is hij de fictie ontstegen.

In de trilogie Jouw gezicht morgen gaat Javier Marías terug naar Oxford waar hij werkte. Hij beschrijft het leven aldaar en noemt zijn boek een roman, hetgeen hem door vroegere collega’s niet in dank werd afgenomen. De meeste auteurs ontlenen volgens Groot inhoudelijke elementen van hun werk aan hun omgeving. Het belangrijkst is dat het verhaal werkelijkheid wordt voor de lezer. Groot is huiverig voor een esthetische benadering, waarmee alle inhoud kan worden goed gepraat alsof het alleen om het hoe zou gaan. Hij blijft een onbekommerde lezer die zich graag laat overrompelen door een mooi verhaal.

Uit de zaal komt na de pauze de vraag of hij voorrang aan filosofie of aan literatuur.
Groot vindt dit een gewetensvraag omdat hij sinds kort een bijzondere leerstoel over dit onderwerp bekleedt aan de Universiteit van Nijmegen. Literatuur en filosofie kunnen niet zonder elkaar. In de literatuur wordt geconcretiseerd wat er in de filosofie aan abstracte denkbeelden wordt geopperd. De werkelijkheid is trouwens meer dan denken alleen. We houden vaak onze constructie daarvan voor de werkelijkheid en in het ergste geval willen we de werkelijkheid daarnaar aanpassen. In de economie bijvoorbeeld wordt de mens gezien als handelend volgens eigenbelang en vandaar dat men de concurrentie steeds wil bevorderen.

Een ander vraagt of schrijvers met hun boeken het soort effecten willen beogen zoals Munro doet met het schuldgevoel van het meisje. Groot zegt dat het van de biografie van de lezer afhangt of hij zich daardoor aangesproken voelt. De ene schrijver wil meer overtuigen dan de ander. Als voorbeeld van de eerste soort is Thomas Mann.

De boekverkoper van Spijkerman vraagt naar aanleiding van de morele dimensie die altijd in de roman aanwezig is, naar de grens van de vrijheid. Die is er volgens Groot wel, al is het in theorie.

De grens tussen filosofie en literatuur is niet scherp te trekken. Groot noemt Sartre die zich in beide richtingen ontwikkelde. De aangrijpende scène in Walging waarbij de hoofdpersoon op een bankje tegenover een boom zit en een inzicht in het leven krijgt, beleefde Groot zelf toen hij als student langs de Amstelbrouwerij in Amsterdam fietste.

Iemand vraagt waarom Tirza van Grunberg zoveel positieve beoordelingen kreeg, terwijl hij het boek erg cynisch vond. Groot schreef zelf een kritisch stuk in De Leesclub van de NRC en zegt dat Grunberg graag provoceert.

Leest men om de eenzaamheid op te heffen? Groot ziet de mens als een narratief wezen dat verhalen nodig heeft voor zijn zelfbesef. Verhalen brengen een tijdsdiepte en ordening aan.
Lange tijd werd het vertellen van een verhaal niet op prijs gesteld in de moderne literatuur. Groot is blij dat die opvatting kantelt.

De inleidster vraagt het publiek naar aansprekende romanfiguren. Iemand noemt Catcher in the rye en het werk van Kerouac en zegt erbij dat hij die weg nooit gevolgd heeft. Groot zegt dat hij wellicht blij daarmee moet zijn. Zelf was hij verliefd op een wanhopige vrouw uit de Buddenbrooks die hij op audio beluisterde.

De inleidster vraagt tenslotte naar het onderscheid tussen feiten en fictie en noemt als voorbeeld de huidige serie over Beatrix. Ze vond de relatie tussen Beatrix en haar vader ongeloofwaardig. Groot vindt de discussie over feit dan wel fictie minder interessant dan de manier waarop de inhoud verbeeld wordt. Een mevrouw noemt Judith Koelemeijers Het zwijgen van Maria Zachea waarin elf keer een andere moeder wordt voorgesteld. Groot herinnert aan Rashomon van Kurosawa waarin vier versies van een moord worden opgediend.     

De inspirerende inleiding van Ger Groot verschijnt binnenkort in Trouw.   




Filmrecensie: Paris (2008), Cédric Klapisch


Promotie voor de Franse hoofdstad.

Het zijn de beelden die het doen, van het Palais Royal, de Seine en natuurlijk de Tour Eiffel, en dat is maar goed ook want het verhaal stelt weinig voor en zit vol ongeloofwaardigheden. De personen die erin voorkomen hebben grotendeels met elkaar gemeen dat ze allen in de hoofdstad wonen, op een Kameroenese badmeester na dan, maar die kan niet wachten om ook naar Parijs te komen.

Hoofdpersoon is de jonge Pierre Bellanger die te horen krijgt dat zijn hart zo ernstig defect is dat hij eraan kan overlijden en wellicht een transplantatie moet ondergaan. Zijn zus Elise (Juliette Binoche) komt op bezoek en vraagt hem hoe hij zijn dagen doorkomt. Pierre zegt dat hij vooral vanuit zijn etage neerkijkt op het Parijse leven en verhaaltjes verzint over de mensen die hij ziet.

Deed hij dat maar. Inmiddels verwaarloost hij zichzelf. Elise besluit voor Pierre te zorgen. Ze heeft twee dochters en een zoontje. Haar man is er vandoor gegaan met een ander. Ze werkt als maatschappelijk werkster maar besluit om haar baan, tot ergernis van haar collega’s, een tijdje parttime te gaan doen. Ze zegt hen niet waarom ze korter wil werken. Ik begreep niet wat daarvan de moeilijkheid was. De ouders worden vreemd genoeg niet op de hoogte gesteld. Dan hadden ze beter als verongelukt beschreven kunnen worden, denk ik dan.

Een deel van de film speelt zich af op de markt waar Elise haar groente koopt. Een van de marktkoopmannen is de vader van een vriendinnetje van haar dochter. Dat schept een band. Als de marktmannen een feestje vieren gaat een van hen kruiwagentje spelen met een vrouwelijke collega. In plaats van hem aan te klagen voor ongewenste intimiteit duikt ze met de man in bed. Ook het meisje van de bakker ontbreekt niet. Dat is na verschillende misbaksels dit keer zelfs een allochtoon, Khadja geheten. 

Al eerder kwam vanuit het  balkon van Pierre Père Lachaise in beeld. Daar werd onlangs de vader begraven van Roland Verneuil, een docent geschiedenis aan de universiteit, die zijn saaie baan in ruilt om een populair wetenschappelijke televisieserie te gaan maken over Parijs. Tijdens zijn laatste college raakt hij in de ban van een knappe studente. Hij stalkt haar en geeft zich op zijn sms-jes uit voor Baudelaire. Het is wonderlijk dat de studente toch op een gegeven moment voor zijn avances bezwijkt. Ik kon me nauwelijks voorstellen dat ze hem zo geweldig vindt als is als een jongere uit de zestiger jaren op popmuziek danst. Roland belandt niet veel later vanwege een zenuwinzinking bij een psychiater en doet uit de hoogte over de menselijke geest hetgeen erg flauw is.

Dezelfde knappe student woont tegenover Pierre. Die staat ook al gebiologeerd naar haar te kijken. Elise wil wel wat doen voor haar broer en bezoekt haar. Onder het mom van enquetrice vraagt Elise vraagt haar op de man af of ze samenwoont, hetgeen de studente ontkent maar wat later belt wel haar vriendje aan en staan ze hevig zoenen, tot teleurstelling van Pierre die het toneelstukje vanaf zijn balkon gevolgd heeft.

Tenslotte wordt het kerst. De studente zet Roland voorgoed buiten de deur. Een stel meiden krijgt een rondleiding in de Hallen en probeert de marktkooplui te versieren tussen de levensmiddelen. Elise papt aan met de groenteman. Pierre gaat op weg naar het ziekenhuis voor een nieuw hart en bekijkt vanuit de taxi verschillende personen die in de film zijn langsgekomen. Hier is nooit iemand tevreden, mompelt hij. Men beseft het geluk niet om hier te wonen. Aldus luidt zo’n beetje de strekking van de film. 

Tussen de beelden zitten ook wat minder realistische stukjes zoals een varieté-nummer van Pierre en een kolderieke animatie van de broer van Roland die architect is. De film is geënt op de gedichtenbundel Le spleen de Paris van Baudelaire, ook al zonder kop en staart.  Alles is bij elkaar gesprokkeld en aan elkaar geplakt. Als Parijs er niet tussen was gemonteerd en Juliette Binoche niet haar talent toonde dan had ik niet geweten hoe het was geëindigd. 

woensdag 18 januari 2012

Agenda 2012, Tegenlicht, 16 januari 2012


De wereld in het nieuwe jaar.

De toekomst is een glazen bol. Dat geldt zeker voor 2012, dat geboren werd in een tijd van economische crisis, politieke besluiteloosheid en financiële chantage. Ongetwijfeld wordt het een jaar van verandering, maar in welke richting precies is onduidelijk. Wie zouden daar iets over kunnen zeggen? VPRO Tegenlicht nodigde drie gerenommeerde wereldburgers uit zich uit te spreken over dit nieuwe jaar.

Op de eerste plaats de brallerige Jim Rogers, een Amerikaan die zijn geld verdiend heeft in de financiële wereld en, zoals niet ongewoon voor Amerikanen, een socialistenvreter is, een behoorlijke arrogante en irritante man kortom. Vervolgens de van oorsprong Koreaanse econoom Ha-Joon Chang (zie foto), die in Cambridge doceert, en tenslotte last but not least Daniël Cohn Bendit, een relikwie uit de zestiger jaren, inmiddels lid van de Groene fractie in het Europees parlement.

Elke keer als de laatste een fragment heeft bekeken dat door Tegenlicht is uitgekozen om te bespreken, zoals over de toespraak van Merkel in het Duitse parlement, klapt hij zijn laptop dicht om als een orakel een beschouwing ten beste te geven over het onderwerp of dat in een ruimer perspectief te plaatsen. Merkel heeft geen visie, zegt hij. Ze luistert niet eens naar de Duitse economische instituten, die ingesteld zijn om over problemen te adviseren. Aan woorden en visie ontbreekt het de voormalig revolutionair niet, die al zijn geld zou willen inzetten over een voortbestaan van de Europese Unie. Cohn Bendit bekijkt het optreden van Rogers in de voorspelling over 2011 en noemt hem een eikel omdat hij de Europese solidariteit ondergraaft en niet weet wat hij daarmee over het continent afroept.

Het meest bescheiden, recht door zee en daarom het boeiendst was de econoom Ha-Joon Chang. Hij kijkt met afstand naar Europa en stelt vast dat het aan de Europeanen is om te besluiten tot verdere integratie of niet. In de Verenigde Staten is het normaal dat een staat federale hulp krijgt als men die nodig heeft. Hij stelt heel scherp dat het gaat om een strijd tussen financiële machten en democratische besluitvorming. Hij bevestigt de stelling van Tegenlicht dat het gaat om een oorlog van de rijken tegen de armen. Het casino-kapitalisme viert hoogtij. Politici denken als bankiers en geloven in de logica van snelle winst. De Occupybeweging kwam afgelopen jaar in opstand tegen de grote graaiers die er verantwoordelijk voor zijn dat anderen hun uitkering of hun pensioen gekort zien.

Over de rol van Papandreou denken de voorspellers heel verschillend. Cohn Bendit vond het in democratisch opzicht te prijzen dat Papandreou een referendum uitschreef. Rogers zegt dat Papandreou daarvoor geen ruimte kreeg omdat men bang was dat Griekenland uit de Europese Unie zou stappen. Ha-Joon Chang vraagt zich af of dat echt slecht voor Griekenland zou zijn. In de negentiger jaren liet Argentinië de dollar los en kwam er met de peso na een moeilijke periode weer bovenop.

Ook de rol van de kredietbeoordelaars wordt door Ha-Joon Chang kritisch onder de loep genomen. Het zijn private instellingen aan de andere kant van de oceaan met een beperkte kijk op de wereld. Als ze in Europa gevestigd zouden zijn, zouden ze de wereld anders beoordelen. Hoe het mogelijk is dat zulke belangrijke beoordelaars niet gecontroleerd worden en dat iedereen doodsbang voor hen is, is mij een raadsel.  

Wat het in 2012 wordt wisten de drie ook niet precies. Dat kan ook niet. Dat weet niemand. Maar dat het een spannend jaar gaat worden, zal voor iedereen duidelijk zijn.   

Hier meer informatie over de uitzending, hier meer over de stellingen uit het boek 23 Things They Don’t Tell You about Capitalism van Ha - Joon Chang, hier zijn persoonlijke website.

Gavin Friday, VPRO Wintergasten, 9 januari 2012


Raoul Heertje bezoekt Gavin Friday, de ex-zanger van de Virgin Prunes, die in het tropische Dublin woont. Heertje vindt het er sprookjesachtig en zal niet doorvertellen dat het daar zo aangenaam is. Friday ontkracht de uitspraak van Heertje door te zeggen dat het er vaak slecht weer is. Ook vroeger was het leven in de Ierse Republiek geen pretje, gedomineerd als men werd door de katholieke kerk. Veel fragmenten die Friday heeft uitgekozen gaan daarover, maar natuurlijk over muziek.  

David Bowie was een eerste voorbeeld voor Friday. Hij zag diens figuur van Ziggy Stardust in Top of the Pops in april 1972 op de televisie en voelde zich persoonlijk aangesproken. In de documentaire Cracked Actor (BBC, 1974) zien we Bowie op de achterbank van een dure auto in de Amerikaanse woestijn. Hij stak de oceaan over omdat zijn inspiratie in het Verenigd Koninkrijk opdroogde. Friday zag een kwetsbare man in de auto. Hij wist niet dat Bowie op dat moment cocaïne gebruikte.

Een andere inspiratie bron vormde Joy Division. We zien een fragment van Transmission uit Something else (BBC, 1979). Hun vervreemdende suburban geluid volgde op de punk van the Sex Pistols en The Clash, de eerste generatie die zich uitte. Friday begon rond die tijd met de Virgin Prunes. Woede kon worden met zuipen of heroïne maar er was ook de uitweg van de muziek.

Een derde inspiratie bron vormde Jacques Brel. Pas later leerde Friday hem kennen, net als Brecht en Weil. Hij waardeert diens fysieke expressie en het theatrale ineen. Ieren hebben ook dat boerse en dat zweterige.   

Friday groeide op in een katholieke arbeiderswijk. De sfeer was conservatief, katholiek en somber. Zijn toekomstperspectief bestond uit werkloosheid. Hoewel hij een moeilijke relatie met zijn vader had was voor hem het samen kijken naar de eerste mens op de maan een ervaring die hij zijn hele leven niet vergat en die terugkomt in zijn teksten. Later vormde hij tegen de katholieke inborst van zijn vader in, met protestantse vrienden zijn band.

In The song of Bernadette (Henry King, 1943) over de verschijning in Lourdes, klinkt de gruwelijkheid van de katholieke dictatuur door. Friday laat speciaal voor de gelegenheid de kerkklokken horen, die dagelijks luidden. Schuld en lijden was het menselijk lot. De religieuze ellende werd geëvenaard door de burgeroorlog, volgend op de Ierse onafhankelijkheid in 1916. We zien beelden van Bloody Sunday uit 1972, toen Britse soldaten het vuur openden op Ierse demonstranten in Belfast. Daarna nam de invloed van de IRA sterk toe. In 1974 was er een bominslag in Dublin. Friday hoorde die in de verte en vroeg zich af of zijn vader wel thuis zou komen van zijn werk. Een Ier werd gezien als een terrorist. Dat merkte Friday als hij met de band naar Engeland voer. Door de economische vooruitgang in de jaren negentig zakte de macht van de kerk in. Homoseksualiteit werd pas in 1993 onder druk van Europa geaccepteerd, abortus is nog steeds illegaal. We zien Sinead O’Connor die tijdens een uitzending van Saturday Night Life in 1992 een foto van de paus verscheurt. Ze was haar tijd vooruit, zegt Friday.

Toch heeft hij veel liturgische relikwieën in zijn huis. Hij wilde ooit priester worden maar vond Bowie interessanter. De melodramatische kant van het katholicisme boeit hem nog steeds. Het Vaticaan vindt hij als show prachtig.   

Heertje vraagt hem of de last van het verleden, die ook blijkt uit zijn keuze van de fragmenten, van waarde is geweest voor zijn ontwikkeling. Friday ontkent dat. Hij vindt dat kinderen gekoesterd dienen te worden. Hij wist in vijf minuten wat hij de kijker wilde laten zien. Dat zijn verder nog fragmenten uit Nosferatu (Herzog 1979), gemaakt door de Ier Bram Stoker, waarin Klaus Kinski een op het lijf geschreven uitvoering van graaf  Dracula geeft en uit Eyes wide shut (Kubrick, 1999) dat iets zegt over rijkdom, seks en de schaduwkant van de mens. Hij leerde op de achterbank van het busje van U2 de tol van de roem kennen en ging zijn eigen weg. Ook Picasso, die zich uitdrukt in een vrije vorm, behoort tot zijn favourieten. De uitzending wordt besloten met een fragment uit Animal Crackers (Heerman, 1930) waarin Harpo Marx niet praat maar wel als geen ander communiceert. Een sterk einde van een boeiend programma.  

Hier de website van Gavin Friday.

dinsdag 17 januari 2012

Mariët Meester over De mythische oom, VPRO-boeken, 15 januari 2012


Een geconserveerd Nederland in de V.S.

Mariët Meester woont op het ogenblik tijdelijk weer in Veenhuizen waar ze ook haar jeugd doorbracht. Haar ouders wonen daar nog steeds.Ze doet in de leegstaande pastorie onderzoek voor een nieuw boek. Veenhuizen is een afgesloten gemeenschap. Ze leerde er omgaan met gedetineerden.

Haar oom, de hoofdpersoon van haar laatste boek, ging in 1953 op twintigjarige leeftijd naar de Verenigde Staten. Hij kwam uit een niet christelijk gezin en ging zijn vriendin achterna die vrijgemaakt gereformeerd was. Hij studeerde toxicologie en werd wetenschapper.

Mariët hoorde thuis verhalen over hem, bijvoorbeeld dat hij zijn schoonmoeder opgroef om haar te verkassen naar de plaats Lynden in het Noord-Westen waar de familie naartoe verhuisde. Daar was een Nederlandse kolonie. Oom kreeg leukemie. Tijdens een stamceloperatie kreeg hij het bloed van de vader van Mariët. Zij zag op dat moment nog niet dat haar oom een geschikt onderwerp vormde voor een roman. Het lag te dichtbij.

Wim Brands toont, door de echtgenoot van Mariët gemaakte, filmbeelden van Lyden, een plaats met elfduizend inwoners, waarin de Nederlandse cultuur in ere wordt gehouden met speculaas, een molen en de verzuiling inbegrepen. De sfeer deed Mariët erg aan de jaren vijftig denken. Haar jongste nicht bekwaamde zich in de klompendance en was teleurgesteld dat die in Nederland niet meer wordt uitgeoefend. De inwoners spreken nog altijd Nederlands met het accent uit de regio waar ze vandaan kwamen.

Haar oom was tegen IVF-behandeling en ook tegen abortus. Hij gaf zijn werk op en vertrok naar Lynden omdat hij zijn gelovige opvattingen niet kon verenigen met de wetenschappelijke. Mariët voelde hem erover aan de tand, maar veel wijzer werd ze er niet van. God geeft de mens mogelijkheden, zo stelde de oom, en de mens dient zijn zegen te vragen over zijn werk. Sommige inwoners van Lynden wijzen medische hulp af.

Een rare geconserveerde wereld, merkt Brands op.

Mariët probeerde zonder vooroordelen die levensopvattingen te beschrijven, ook om de lezer in staat te stellen zelf te oordelen, maar soms was dat wel moeilijk. Een overlevende van Auschwitz, die tijdens een lezing vertelde dat ze geluk had gehad dat ze het kamp overleefd had, werd voorgehouden dat zij dat aan God te danken had.

Mariët zegt dat het leven aldaar ook een aantrekkingskracht op haar uitoefende. Dat ze zelf erdoor van ideeën veranderde. Ze schreef ook een roman over de Roma in Roemenië, maar daar gebeurde dat niet. In Lynden ging ze over abortus genuanceerder denken. Ze ging ook naar de kerk. Ze concludeert dat de persoonlijkheid wellicht minder vastligt dan ze dacht.