Openhartig relaas over een moeilijke jeugd.
Gezinnen zijn er in vele soorten en maten. In de meeste
voltrekt het leven zich volgens gangbare patronen, waarbij de persoonlijkheden
van de gezinsleden voor de eigen inkleuring zorgen. In Wij drieën, een
autobiografisch verslag van Julia Blackburn met als ondertitel een
familiekroniek, gaat gaat het om een bijzonder gezin. Een gezinnetje beter
gezegd, want Julia bleef enig kind. In haar geval vormde het gezinsleven geen
kabbelende levensperiode, maar werd ze chaotisch heen en weer gezwiept op hoge
golven door ouders die elkaar veel leed toebrachten en uiteindelijk uit elkaar
gingen.
Julia Blackburn (1948) is de dochter van Engelse ouders die
in de tweede wereldoorlog trouwden. De opvoeding speelt zich af in een
welgesteld milieu, waarin de verloedering is toegeslagen. Haar vader Tom Blackburn
is een aan alcohol en pillen verslaafde dichter, die ook nog eens vreemd gaat, moeder
Rosalie een nymfomane beeldend kunstenares. Beiden vinden kunst belangrijker
dan het gezin. Rosalie vreest zelfs dat Julia haar voorgewende liefde doorziet.
De ouders botsen hard op elkaar omdat vader Tom zijn seksuele bevrediging
buitenshuis zoekt. Zijn therapeut vond diens seksuele escapades niet
verwerpelijk, maar voor zijn kunst belangrijk.
Natuurlijk heeft het gedrag van de ouders te maken met hun
eigen opvoeding. Julia gaat terug naar hun jeugd, die in beide gevallen
problematisch was. Zo had Tom een slechte band met zijn vader, een predikant
die uit Mauritius kwam. Zijn penis werd ’s nachts afgekneld waardoor hij later
niet tegen intieme aanraking kon. Rosalie was onder andere getuige van seksueel
misbruik van haar oudere zusje Boonie door haar vader.
De opgelopen trauma’s van haar ouders werden aan Julia
doorgegeven. Zij moest vaak tussen beide komen om haar moeder te beschermen
tegen de drift van haar vader. Door Julia’s geschreeuw, dat een signaal van
onmacht moet zijn, werd zij in therapie gedaan bij dokter Kollestrom, een
klassiek psycho-analyticus, maar veel begrip van hem oogstte ze niet.
‘Dokter Kollestrom luistert zo goed als hij kan, maar ik heb
het gevoel dat het hem boven de pet gaat. Hij begint steeds over mijn dromen,
alsof die mij kunnen helpen.’
Als ze eens haar droom heeft verteld en daarop geen reactie
krijgt, kijkt ze achterom en ziet dat de dokter in slaap gevallen is.
Na de scheiding neemt Rosalie mannelijke pensiongasten in
haar huis op om een affaire met hen te beginnen, waarbij Julia niet gewenst is.
Later drijven de verhoudingen met de pensiongasten een wig tussen moeder en
dochter. De Zwitserse Paul geniet van de spanning tussen moeder en dochter en
doet zijn best die te vergroten. De architect Geoffrey verruilt de moeder zelfs
voor de dochter. Julia en Rosalie strijden nog bij zijn doodskist om de
waarheid over hun verhouding met hem.
De wonden die Julia in haar jeugd opliep, worden zichtbaar gemaakt
met verwijzingen naar haar dagboeken, naar brieven en ook naar faxen die ze aan
haar toenmalige Nederlandse vriend, de kunstenaar Herman schreef, die inmiddels
haar echtgenoot is.
Aan het eind van de hoofdstukken lezen we in latere faxen
aan Herman over de in een rustiger vaarwater gekomen, meer verzoenende
verhouding tussen Julia en haar moeder, die 1999 aan het eind van haar
levensweg kwam.
Soms komen de herinneringen en de notities in het dagboek
niet met elkaar overeen zoals over Geoffrey. Julia had geen idee dat de
pensiongast seksueel geínteresseerd in haar was, maar leest in aantekeningen
van haar moeder, die hij had gezegd dat hij graag haar dochter wilde neuken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten