Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



donderdag 19 januari 2012

Lezing Ger Groot over het raakvlak tussen filosofie en literatuur, 18 januari 2012


‘Fictie is nooit alleen maar fictie, en werkelijkheid nooit alleen maar de realiteit.’

In het Filosofisch Café in Haarlem spreekt filosoof Ger Groot, medewerker van NRC en Trouw en schrijver van onder andere Papierverwerkende industrie: lezen als beroep (2009), over de verhouding tussen feiten en fictie aan de hand van enkele, vooral Spaanse, romans.

Antonio Molina, onlangs in het nieuws met De nacht der tijden dat handelt over het begin van de Spaanse burgeroorlog, schreef eerder de verhalenbundel Sefarad, waarin ballingschap het overkoepelende onderwerp vormt. Een van de verhalen gaat over een vrouw die als kind haar vader is kwijtgeraakt. Hij was een communist, die het land uitvluchtte. Later kreeg ze een brief van de Duitse ambassade, die haar vroeg om een doos op te komen halen. Daarin zaten onder andere brieven van haar en haar moeder aan haar vader.
Groot zegt dat tijdens het lezen van het verhaal elke afstand verdwijnt. De lezer vereenzelvigt zich met de vrouw. Hij weet niet meer dat hij leest en wenst dat de vader nog leeft. Deze versmelting is het wonder van de fictie. De wereld van de roman kent een oogmerk en een moraal en legt iets bloot van de werkelijkheid die op zich zonder betekenis is.

In het verhaal Chance uit Runaway (2004) van Alice Munro wordt Juliet in de treincoupé aangesproken door een man die vraagt of de plaats tegenover haar vrij is. Hij wil graag een praatje met haar maken maar zij houdt dat af. Niet lang nadat de man is uitgestapt, moet de trein plotseling remmen. Het blijkt dat de man zelfmoord gepleegd heeft. Juliet voelt zich schuldig. Haar vriend probeert haar dat uit haar hoofd te praten.
Het verhaal is sterk van compositie en herinnerde Groot aan een voorval waarbij hij zelf in Madrid getuige was van een zelfmoord. De onverzoendheid daarmee kreeg vorm door het verhaal daarover. De articulatie maakt dat er met de ervaring te leven valt.

In De blinde zonnebloemen van Alberto Mendez staan vier verhalen. Het tweede gaat over de achttienjarige Eulalio Suárez die met zijn zwangere vriendin de bergen in vlucht. De vriendin sterft bij de geboorte, de jongen verzorgt de baby. Hij is niet in staat de koe eten te geven, de koe is niet in staat de baby te voeden. De baby gaat ook dood. Hij houdt een dagboek bij en noteert slechts feitelijkheden. Aan het eind zegt de tekstbezorger dat dat naar zijn mening geen leeftijd is voor zoveel leed.    
Groot zegt dat het bedenksel best waar zou kunnen zijn. Louter fictie bestaat niet. Literatuur schept een wereld, die niet onmogelijk is. Don Quichotte geloofde in zijn eigen verbeelding. Net als Emma Bovary is hij de fictie ontstegen.

In de trilogie Jouw gezicht morgen gaat Javier Marías terug naar Oxford waar hij werkte. Hij beschrijft het leven aldaar en noemt zijn boek een roman, hetgeen hem door vroegere collega’s niet in dank werd afgenomen. De meeste auteurs ontlenen volgens Groot inhoudelijke elementen van hun werk aan hun omgeving. Het belangrijkst is dat het verhaal werkelijkheid wordt voor de lezer. Groot is huiverig voor een esthetische benadering, waarmee alle inhoud kan worden goed gepraat alsof het alleen om het hoe zou gaan. Hij blijft een onbekommerde lezer die zich graag laat overrompelen door een mooi verhaal.

Uit de zaal komt na de pauze de vraag of hij voorrang aan filosofie of aan literatuur.
Groot vindt dit een gewetensvraag omdat hij sinds kort een bijzondere leerstoel over dit onderwerp bekleedt aan de Universiteit van Nijmegen. Literatuur en filosofie kunnen niet zonder elkaar. In de literatuur wordt geconcretiseerd wat er in de filosofie aan abstracte denkbeelden wordt geopperd. De werkelijkheid is trouwens meer dan denken alleen. We houden vaak onze constructie daarvan voor de werkelijkheid en in het ergste geval willen we de werkelijkheid daarnaar aanpassen. In de economie bijvoorbeeld wordt de mens gezien als handelend volgens eigenbelang en vandaar dat men de concurrentie steeds wil bevorderen.

Een ander vraagt of schrijvers met hun boeken het soort effecten willen beogen zoals Munro doet met het schuldgevoel van het meisje. Groot zegt dat het van de biografie van de lezer afhangt of hij zich daardoor aangesproken voelt. De ene schrijver wil meer overtuigen dan de ander. Als voorbeeld van de eerste soort is Thomas Mann.

De boekverkoper van Spijkerman vraagt naar aanleiding van de morele dimensie die altijd in de roman aanwezig is, naar de grens van de vrijheid. Die is er volgens Groot wel, al is het in theorie.

De grens tussen filosofie en literatuur is niet scherp te trekken. Groot noemt Sartre die zich in beide richtingen ontwikkelde. De aangrijpende scène in Walging waarbij de hoofdpersoon op een bankje tegenover een boom zit en een inzicht in het leven krijgt, beleefde Groot zelf toen hij als student langs de Amstelbrouwerij in Amsterdam fietste.

Iemand vraagt waarom Tirza van Grunberg zoveel positieve beoordelingen kreeg, terwijl hij het boek erg cynisch vond. Groot schreef zelf een kritisch stuk in De Leesclub van de NRC en zegt dat Grunberg graag provoceert.

Leest men om de eenzaamheid op te heffen? Groot ziet de mens als een narratief wezen dat verhalen nodig heeft voor zijn zelfbesef. Verhalen brengen een tijdsdiepte en ordening aan.
Lange tijd werd het vertellen van een verhaal niet op prijs gesteld in de moderne literatuur. Groot is blij dat die opvatting kantelt.

De inleidster vraagt het publiek naar aansprekende romanfiguren. Iemand noemt Catcher in the rye en het werk van Kerouac en zegt erbij dat hij die weg nooit gevolgd heeft. Groot zegt dat hij wellicht blij daarmee moet zijn. Zelf was hij verliefd op een wanhopige vrouw uit de Buddenbrooks die hij op audio beluisterde.

De inleidster vraagt tenslotte naar het onderscheid tussen feiten en fictie en noemt als voorbeeld de huidige serie over Beatrix. Ze vond de relatie tussen Beatrix en haar vader ongeloofwaardig. Groot vindt de discussie over feit dan wel fictie minder interessant dan de manier waarop de inhoud verbeeld wordt. Een mevrouw noemt Judith Koelemeijers Het zwijgen van Maria Zachea waarin elf keer een andere moeder wordt voorgesteld. Groot herinnert aan Rashomon van Kurosawa waarin vier versies van een moord worden opgediend.     

De inspirerende inleiding van Ger Groot verschijnt binnenkort in Trouw.   




1 opmerking:

  1. De lezing is te vinden in Trouw, 17 maart 2012 onder de titel 'Het wonder van de roman'.

    BeantwoordenVerwijderen