Onmogelijke opgave om Nooit meer slapen te verfilmen
Het is een waagstuk om de intrigerende roman Nooit meer slapen (1966) van W. F.
Hermans te verfilmen. Diens hallucinerende beschrijving van de zoektocht van
Alfred Issendorf in het noorden van Noorwegen om daar te zoeken naar een krater
van een meteorietinslag, is beeldend zo sterk dat elke visuele weergave daarvan
welhaast moet mislukken. Regisseur Boudewijn Koole, die vier jaar daarvoor met Kauwboy een geslaagde portret schetste
van een vader zoon relatie, slaagde, ondanks de mooie beelden van de
onherbergzame natuur, dan ook niet.
Koole brengt de zoektocht van Alfred als een lange flashback
na een blik op een meteorietenregen en op geologiestudent Alfred die een rauwe
vis verorbert. Hij heeft die uit een net gehaald in het meer waarbij Alfred
samen met drie nukkige Noren een basiskamp hadden opgeslagen. Vandaar gaan we
terug naar de aankomst van Arne in het noorden van Noorwegen en zijn ontmoeting
met Arne, die met hem mee gaat. Meteen is Alfred al nijdig over het feit dat de
luchtfoto’s waarop hij zich wilde baseren, niet door professor Nummedal van de
universiteit in Oslo geleverd zijn. In de bus waarmee ze verder naar het
noorden trekken, klaagt Alfred daarover tegen Arne.
De ontmoeting met twee andere Noren, Mikkelsen en Qvigstad,
is afstandelijk en dat verandert tijdens de tocht niet. Alfred heeft moeite hun
tempo bij te houden en loopt struikelend door een riviertje die ze op weg naar
hun basiskamp passeren. De meeste tijd loopt hij voor zich uit te mompelen en
berekeningen te maken in zijn hoofd. In de tent, die hij met Arne deelt,
bestudeert hij een tekst in een klapper en heeft last van de muggen, hetgeen
leidt tot een quasi diepzinnig gesprekken. Ook vertelt hij Arne spaarzaam over
zijn vader die ook geoloog was maar tijdens een ongeluk in Zwitserland in een
kloof viel en daar overleed, toen hijzelf zeven jaar oud was. Als Alfred later
voor zo’n kloof staat, herinnert dat hem weer aan zijn vader.
De anderen lijken zich neergelegd te hebben bij het feit dat
de natuur wreed is en God onverbiddelijk. Alfred voelt zich buitengesloten
omdat hij geen Noors spreekt en is zelf ook gesloten en koppig. Er is nog een
incident waarbij Alfred ontdekt dat Mikkelsen de luchtfoto’s ontvreemd heeft en
heel kwaad wordt, maar als hij en Arne de foto’s bekijken, blijkt dat ze het
meeste al gezien hebben. Niet lang daarna zijn Mikkelsen en Qvigstad, zonder
afscheid te nemen van Alfred, vertrokken en gaat Alfred, terwijl Arne nog in aantekeningen
maakt, koppig als hij is alvast vooruit. Dat bekomt hem slecht. Hij verliest
het kompas dat zijn moeder hem heeft meegegeven en ziet Arne pas na lang
dwalen, hallucineren en mompelen weer terug, al is hij wel dood. Daarna komt
hij al gauw weer bij het basiskamp waar hij de vis eet uit het begin van de
film. In de bus terug vraagt hij de vijftien jarig Inger Marie die op weg is
naar huis om de aantekeningen die Arne gemaakt heeft voor hem te vertalen,
waaruit blijkt dat Arne minder slecht over hem dacht dan hij vermoedde. Later
leest hij in de krant over een meteorietinslag in Finnmark, waar Mikkelsen en
Qvigstad naar toe op weg waren. De tocht is dan wel een mislukking geworden
maar Alfred is er wel door gelouterd.
Reinout Scholten van Aschat had de ondankbare taak om de
stugge Alfred te spelen. Hij deed dat bekwaam, maar kon niet sprankelen als een
jaar daarvoor in de theatervoorstelling De
familie Manson. Verrassend in de film is een scène uit een droom waarin hij
op een enorme naakte vrouw (Zoi Gorman) inhakt, maar vaker is het allemaal
teveel van hetzelfde. Mijn partner merkte nog op dat de tent van Mikkelsen en Qvigstad
gemaakt met fiberstokken in 1966 nog niet bestond en dat het ook onmogelijk is
dat Alfred op zijn camera naar een gemaakte foto kijkt omdat er toen nog geen
digitale camera’s waren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten