Standvastige bokser en moslim raakt in gevecht met de
publieke opinie
Bokser en activist Muhammed Ali heeft veel gezichten. Het
duidelijkst herinner ik me hem van het gevecht in 1971 tegen Joe Frazier en
later als lijder aan de ziekte van Parkinson, maar daarover gaat het niet in de
documentaire van Bill Siegel. Daarin komen vooral zijn standvastigheid en zijn principes
naar voren. Ali wilde vooral geen slaaf zijn en de ketenen doorbreken.
De strijd van Muhammed Ali (Louisville Kentucky, 1942) speelt
zich af tegen de achtergrond van de toenemende kritiek op de achterstelling van
zwarten in de Verenigde Staten begin jaren zestig, maar daarnaast ook rond diens
aversie om deel te nemen aan de strijd in Vietnam. Dat laatste kwam hem in de
publieke opinie op veel kritiek te staan. In 2005 kreeg hij als een soort
eerherstel de Medal of Freedom
uitgereikt door de toenmalige president George Bush, maar de vraag die daarbij in
de documentaire gesteld wordt was wat de betekenis daarvan was.
In 1960 won de 19-jarige Cassius Clay een medaille tijdens
de Olympische Spelen in Rome.
Het zette hem, ondersteund door een zesjarig sponsorcontract
met plaatselijke zakenlieden, aan om wereldkampioen te willen worden. Een jaar
later kreeg hij tijdens een verblijf in Miami interesse in de islam. De slogan
dat wat voor een blanke de hemel is, voor een zwarte de hel is, sprak hem erg
aan. Anders dan vele andere zwarten sloot hij zich niet aan bij de
burgerrechtenbeweging die integratie nastreefde, maar koos hij volgens de leer
van moslimleider Elijah Muhammed voor segregatie. Ook kon hij zich vinden in de
ideeën van de radicale Malcolm X, maar toen die zich afsplitste van de hoofdstroom,
bleef Clay toch bij de Black Muslims.
Tijdens een toernee kwam Clay zijn toekomstige vrouw tegen
die zijn handtekening verscheurde met het oogmerk om hem te laten inzien dat
hij zich als moslim moest laten dopen. Dat deed hij voor het titelgevecht in
1964 met Sonny Liston, hetgeen bijna nog betekende dat het gevecht niet door
kon gaan, maar men kneep een oogje toe.
De titel wereldkampioen vierde hij met een tournee door
Afrika en niet langs West-Europese steden. Hij liet zich voorstaan op zijn
bijnaam The Greatest. De moord op
Malcolm X werd vergezeld door brandstichting in de woning van Ali, waarop de
moeder van Ali wilde dat hij brak met de Black Muslims, maar dat deed haar zoon
niet. Zijn uitdager Patterson, die graag een moslim en militante zwarte in de
pan wilde hakken kreeg een lange afstraffing van Ali en ook uitdager Terell
ging eraan.
Des duivels was Ali toen hij een oproep kreeg voor militaire
dienst, omdat president Johnson meer troepen nodig had in Vietnam. Hij vond dat
hij het land een betere dienst bewees door te boksen. Daarnaast had hij ook
niets tegen de Vietcong. Hij verwoordde dat standpunt tegen een commissie die
zijn gewetensbezwaren toetste. Hij raakte daardoor zowel zijn sponsorcontract
kwijt, mocht niet meer boksen, moest zijn titel inleveren en kreeg ook nog eens
een gevangenisstraf opgelegd. Gedurende de lange rechtszaak hierover hield Ali
spreekbeurten in het land om geld te verdienen. Ook trouwde hij met de vrouw die
hem eerder had laten staan en kreeg kinderen met haar. In de praatshow met
David Frost verkondigde Ali dat alle blanken duivels waren.
Martin Luther King bewonderde vooral de moed van Ali. Hij
kreeg meer steun: tijdens de Olympische Spelen in Mexico hieven zwarte winnaars
van een hardloopnummer op het podium een bokshandschoen in de lucht. In 1970
was zijn rechtszaak tot het Hooggerechtshof aangekomen. Na veel juridisch
getouwtrek werd Ali vrijgesproken. Inmiddels bokste hij alweer in Atlanta,
Georgia. Na zijn gewonnen partij werd hij gefeliciteerd door de weduwe van Martin
Luther King.
Hoewel Ali soms een hele grote mond had en erg kon snoeven
over zijn boksprestaties, was hij ook een man die overeind bleef als hij werd
aangevallen op zijn politieke standpunten. Iemand die de strijd aangaat met de
publieke opinie in de Verenigde Staten is een hele grote.
Hier
de trailer.