Vrijblijvende ironie over een religieus sprookjesland
Op vijf vroege dagen in december 2010 reisde de schrijver
P.F. Thomése op uitnodiging van de inmiddels opgeheven United Civilians for
Peace (UCP) door Israël en de Palestijnse gebieden, waarin het Palestijns Gezag
het - in theorie althans - voor het zeggen heeft.
Hij deed dit samen met de schrijvers Jan Siebelink, Rosita
Steenbeek en priester Antoine Bodar. Nogal een bont gezelschap. Het is de vraag
waarom Thomése op het verzoek is ingegaan. Zelf weet hij het niet goed. Het
verbaasde hem dat hij werd uitgestuurd. Hij weet evenmin voor welk karretje hij
gespannen wordt. ‘Wie gratis reist zal dit merken ook,’ zegt hij daar lijdzaam
over.
Thomése schrijft ironisch over de reis. Hij is de enige in
het kwartet die niks is, ‘zoals dat heet, en dat is niet veel in een omgeving
waarin iedereen pretendeert iets te zijn.’
‘Het idee is dat wij een bezoek brengen aan Israël en de
bezette gebieden en ons aldaar onder deskundige leiding op de hoogte stellen
van de politieke situatie. Huh? Met deze gasten? We vormen, als we al iets
vormen, een nogal ‘romantisch-decadent’ gezelschap, dat ongetwijfeld beter
thuis is in Gustave Flauberts liederlijke en betoverende Voyage en Orient dan
in de Akkoorden van Oslo en de resoluties van de Verenigde Naties inzake de
autonomie van de Palestijnse gebieden.’
Hij is ergerlijk dat hij zich ook in politiek opzicht
voordoet als een onwetende.
Of zou die openheid iets kunnen losmaken in een land - een
sprookjesland der gelovigen zoals Thomése het noemt - waarin tegenstellingen,
geholpen door het armzalige taalgebruik van de massamedia, onwrikbaar
vastliggen?
Helaas is daarvan weinig te merken in dit verslag, dat hij
in de eerste drie maanden van 2011 schreef. Het gezelschap reist in een auto
van de VN en met een gids naar een Palestijns vluchtelingenkamp in Bethlehem en
een joodse nederzetting in Hebron. Daarnaast komt men in (Oost-) Jeruzalem en
in de Gazastrook. Ze worden gevolgd door een televisieploeg van de NCRV, die
Thomése als een blok aan zijn been ervaart.
De gids in Bethlehem is een Palestijnse vrouw uit Gouda. Het
vluchtelingenkamp stelde Thomése zich voor als een tentenkamp, maar bleek een
vervuilde woonwijk zoals veel anderen. Ze stuiten op de kolossale muur die
Thomése, net als het getto en het kamp, herinnert aan de tweede wereldoorlog
die hier voortduurt. ‘Wat hier stilzwijgend wordt uitgeschreeuwd, in beton en
in graffiti, in brandende autobanden en automatische geweren, is de universele
semantiek van de ongelijkheid.’ Berooide Palestijnen versus machtige joden, die
beiden hun best doen om als de grootste verliezer gezien te worden.
Slachtoffers en daders houden elkaar in een houdgreep.
De joodse nederzetting die ze via een aparte, alleen voor
joden ingestelde snelweg bereiken is schoon en proper. Thomése laat zich
inpakken door de mythe van een minuscuul landje dat dapper doorzet in een zee
van vijandige woestijnen. ‘Alleen tegen de rest van de wereld. En ik, vanachter
het getinte glas van onze minibus, ben daar op dit moment gevoelig voor.’
De verhalen in Jerusulem en Gaza ademen dezelfde meligheid.
In plaats van een flinke boeiende discussie met andere gezelschapsleden, blijft
het bij sneren, bijvoorbeeld over Knielen voor een bed violen van
Siebelink, dat Thomése een religieuze bekentenisroman noemt of over de
uitbundigheid van Rosita Steenbeek, om van de speldenprikken naar Antoine Bodar
nog maar te zwijgen. Thomése neemt daarbij ook zichzelf op weg naar de heiligdommen
in Jeruzalem op de hak: de wijzen kwamen uit het oosten, de halve garen uit het
westen.
Thomése bekent tenslotte dat hij geen man is voor dit soort
ondernemingen. ‘Ik ben er pas wanneer ik erover na kan denken. Pas wanneer ik
me van de wereld afgescheiden weet, kan ik gaan leven. Dan kunnen de wereld en
ik naast elkaar bestaan. Anders zit ik er te dicht op, is er geen afstand en
zie ik niets.’
Maar al te graag
zoekt hij, zoals hij dat noemt, in de ontzaglijke ruimte van de vrijheid de
vrijblijvendheid weer op. Een protest tegen de nederzettingenpolitiek was op
zijn plaats geweest. Ook voor iemand die gratis reist. Zelfs in een ingespannen
karretje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten