Pleidooi voor standvastigheid in gedegen beschrijving van conflict op zee
Siegfried Lenz in een gerenommeerd Duits schrijver met een
lange staat van dienst. Uitgeverij Van Gennep is bezig met een heruitgave van
zijn belangrijkste boeken, zoals de klassieker Duitse les. Het
lichtschip is een herziene vertaling van de novelle Das Feuerschiff
uit 1961. Op de achterflap van dit boek, dat tussen een novelle of korte roman
in hangt, zegt de oud ogende Lenz zegt dat hij verhalen nodig heeft om de
wereld te begrijpen.
Een lichtschip vormt een baken op zee, waarop andere schepen
kunnen koersen. In dit geval bevindt het lichtschip van kapitein Freytag zich
in de Oostzee en is het met zijn laatste torn bezig is, zoals dat genoemd
wordt. Het zou een allegorie kunnen zijn voor een politieke toestand maar zover
lijkt Lenz, die ervaring heeft op zee, niet te gaan.
Kapitein Freytag voelt zich verantwoordelijk over de
bemanning, die bestaat uit stoere mannen als Zumpe die als eens doodverklaard
en als vermist is opgegeven en Gombert die een kraai aan de praat probeert te
krijgen. Daaronder is ook zijn zoon Fred die met een kwikzilververgiftiging in
het ziekenhuis lag en die hij op zijn schip heeft meegenomen. De verhouding
tussen vader en zoon is nogal ijzig, maar wordt verder niet uitgewerkt. Volgens
Fred heeft zijn vader in de Levant (West-Azië) ooit een bemanningslid in de
steek gelaten.
Fred is degene die op de golven een motorboot met pech
ontdekt. Na een reddingsactie blijken er drie opvarenden te zijn: twee
criminele broers: de reus Eugen met een hazenlip en de in zichzelf gekeerde,
agressieve Eddie, vergezeld door dokter Caspary, die geen echte dokter is, maar
een advocaat, naar hij zelf beweert. De nieuwelingen zijn bewapend en willen
naar Faaborg, want daar worden ze verwacht. Ze eigenen zich de mess toe en
bedreigen de kapitein hun verlangen in te willigen.
Freytag staat voor de keuze om de mannen aan te geven of hen
een vrijbrief te geven voor hun zwarte handel. Hij besluit in eerste instantie
in het logboek niets te melden over de reddingsactie. Zijn doel op deze laatste
reis is de bemanning veilig en voltallig aan de kust te krijgen, hetgeen te
begrijpen na het debacle in de Levant. De bemanning wil echter met het gespuis
afrekenen. Een opstekende storm doet de dreiging toenemen.
Het conflict spitst zich toe op in de gesprekken tussen de
kapitein en dokter Caspary. Ze spelen een spel om de macht. Beiden delen ze
hetzelfde lot. Ze zitten gevangen op het schip dat niet zelf kan varen, dat
althans aan de anker ligt.
Het boek kent een traditionele opbouw, hetgeen niet vreemd
is in de tijd waarin het geschreven is. Lenz schrijft degelijk, beschouwelijk tot
het afstandelijke aan toe. In de dialogen wordt soms wel erg om de hete brei heen
gedraaid. De uitwerking is wat schematisch en bevat weinig humor.
Het standpunt van de kapitein (en ongetwijfeld ook van Lenz)
wordt duidelijk in een gesprek met zijn zoon Fred over de keuze tussen held of
martelaar:
‘Ik zal je eens wat vertellen, jongen; ik ben nog nooit een
held geweest en een martelaar wil ik ook niet worden. Ik heb die altijd alle
twee maar verdacht gevonden; ze sterven te simpel, ze zijn ook in de dood nog
zeker van hun zaak - te zeker, geloof ik en dat is geen oplossing. Ik heb
mensen gekend die stierven om daarmee een beslissing te forceren; ze hebben
niets beslist maar alles gelaten zoals het was. De dood heeft henzelf geholpen,
niet de anderen. Wie niet over wapens of geweld beschikt heeft altijd nog meer
mogelijkheden, en ik denk vaak dat achter die wens om zich met geweld aan
geweerlopen op te offeren het ergste egoïsme schuilgaat.’
Zijn pleidooi voor standvastigheid lijkt me een belangrijke
eigenschap, vooral op zee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten