Ontheemd en zonder grip
Mathijs Souhoka (1949)
is een Ambonees, die op tweejarige leeftijd met zijn familie naar Nederland
verscheept werd. Ze werden van 1954 tot 1966 in kamp Conrad in Rouveen
geïnterneerd. Zijn tante vond het hier vooral koud. Men voelde zich bedrogen
door de regering. In Rouveen stonk het naar gekuild gras. Hijzelf voelt zich
niets, hij is niet hier, niet daar, hij is ontheemd en zonder grip. Mathijs
schildert en speelt gitaar. Door ontmoetingen met dorpelingen en lotgenoten
probeert hij in de documentaire begrip te ontvangen, maar veel daarvan krijgt
hij niet.
De documentaire toont
oude beelden van de verscheping van de Ambonezen en het dorp Rouveen in de
gemeente Staphorst, ook van de begraafplaats, waarop verschillende Ambonezen
liggen, waaronder Jantje, een jeugdvriendje van Mathijs.
Klaas Piel, een boer uit
Rouveen, die met een bulldozer het kamp met de grond gelijkmaakte, zegt dat hij
wel contact met de Ambonezen wilde, maar dat ze zo anders waren. Ze droogden
vis op hun dak, die stonk en ze deden de hele dag niets. Mathijs vindt dat zij
minder geacht werden dan de joden die tenminste nog brood van de vader van
Klaas kregen.
Kamp Conrad was in de
oorlog een doorgangskamp voor joodse gevangenen. De ontmoeting met een joodse
man van 94 jaar, die eerst in Conrad en later in een concentratiekamp zat,
geeft ook geen voldoening. De vraag is wie er erger aan toe waren. Jullie
hadden nog je familie, zegt de oude man, die zuurstof krijgt door een slangetje
in zijn neus.
Mathijs heeft het niet
getroffen. Het ergst vindt hij nog de dood van zijn zoontje Maurits, die in
1978 dodelijk werd aangereden door een auto. Eerder al in 1968 verloor hij zijn
speelkameraadje Jantje, die onder een boerenwagen terechtkwam. Hij bezoekt twee
broers van Jantje, die vertellen dat hun vader erg boos was op zijn zoon, die
enkele dagen overleed aan inwendige verwondingen, en hem zelfs sloeg. Mathijs
kan dat wel begrijpen. Zijn eigen vader reageerde zich ook vaak af op zijn
kinderen. De zoon van de boer vertelt dat zijn vader niet naar de familie toe
ging, omdat men niet wist hoe die zou reageren.
Er is duidelijk sprake
van een enorme cultuurkloof tussen de ouderwetse Staphorster bevolking en de in
het kamp gedumpte Ambonezen. Van Spijker, die hun buurman was, zegt dat het aan
de taal en de huidskleur lag, maar vindt ook dat de Ambonezen weinig moeite
deden zich aan te passen. Mensen met een andere geloofsbeleving vallen toch al
buiten de gereformeerde dorpsgemeenschap. Dorpeling Haring zegt dat hij niet
wist dat ze van de KNIL waren en het vaderland gediend hadden. De dominee zei
ook niets. De tijd was anders. Ze drinken er maar een kop koffie op. Met melk
en suiker.
Later gaat Mathijs met
zijn dochter Salomy terug naar Ambon. Daar beseft hij des te beter dat ze in
Nederland niet meer wisten wie ze waren. Hun ouders leerden hun kinderen geen
weerbaarheid. Ze dachten dat ze weer terug zouden gaan naar Ambon. Zelf tekende
hij altijd de blauwe zee. Zijn vader had veel frustraties over het ontslag als
KNIL-militair zag zijn kinderen niet. Hij sloeg een keer een vader van vriendje
Dominggus in elkaar. Mathijs zoekt hem op. De man moet er nog om huilen. Hij
heeft er nooit met iemand over gesproken.
Voorafgaande aan de film
meldt Lassche dat hoofdpersoon Mathijs Souhoka vlak voor het uitkomen van de
documentaire onverwachts overleed. Hij beschouwde de film als een document voor
volgende geslachten.
Vreemdelingen en Bijwoners won in april 2012 zowel de jury- als de
publieksprijs De Tegel 2011. Dit is de belangrijkste journalistieke prijs in
Nederland.
Hier meer
over deze indrukwekkende documentaire.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten