Op zoek naar de dood
Erlend Loe is een bekende Noorse
schrijver, die ook kinderboeken en coming of age- boeken schreef. De
recensie van Gelukkig
getrouwd op de site van Athenaeum inspireerde mij om eens iets van Loe
te lezen. De omslag van Muleum zag er uitnodigend uit. Doet denken aan
de film Chicken run (2000), maar gaat over de achttienjarige Julie die
in 2005 in één klap haar familie door een vliegtuigongeluk kwijt raakt. Haar
vader, moeder en broer Tom zijn neergestort in Afrika. Julie krijgt nog een
smsje: We storten neer. Houden van je. Doe wat je wilt. Pappa.
Daar zit je dan met kerst in je
eentje in een kapitale villa. Tegen haar vrienden en familie heeft Julie gezegd
dat ze al onderdak is. Er loopt daar wel Kzrysztof, een Poolse tegelzetter
rond. Julie heeft geen zin meer in het leven. Ze wil dood en zoekt wegen om die
te vinden.
Hoewel haar vader elke vorm van artisticiteit afkeurde en
broer Tom op het spoor zette van een studie rechten, is Julie op aanraden van
haar therapeut psycho-Geir begonnen aan een dagboek. Verder doet ze niet veel.
Ze luistert naar een cd van Antony, die ze cadeau van Kzrysztof kreeg en kijkt
op de televisie naar de Olympische Winterspelen. Dat moeten dan wel die van
2006 zijn. Vriendin Constance van het Christelijk Gymnasium smeert haar een
hond aan en vraagt haar een kleine toneelrol op zich te nemen tijdens een
schooluitvoering. Julie denkt dat het optreden een goede mogelijkheid biedt om
zich op te hangen, maar het touw dat ze daartoe koopt blijkt te elastisch.
Constance komt op bezoek in het ziekenhuis en smokkelt een hondje mee omdat ze
denkt dat Julie die wel kan gebruiken.
Als ze eenmaal weer hersteld is, gaat ze vliegen. In de
lucht voelt ze zich het meest op haar gemak. Wat haar betreft mag ze
neerstorten. In verschillende gebedsruimten in Brussel zoekt ze steun. Ze komt
in contact met moreel consulente Marijke, die verder ook niet weet wat zij met
haar aan moet en haar mee naar huis neemt. De buurman van Marijke, Dennis,
raadt haar aan over een ander te schrijven, om zo de aandacht van zichzelf weg
te houden. Julie begint een boek over het meisje Solfrid, maar daar komen we
niet veel meer over te weten dan dat ze de satan zelf op haar dak krijgt. Ze
besluit verder te reizen en de shorttracker Ahn Hyun-Soo in Seoel op te zoeken
die Olympisch goud heeft gewonnen. Na een kort verblijf bij hem reist ze
zwanger weer verder. Om besmet te worden met het H5N1 virus ligt ze dagenlang
in een kippenloods in Roemenie en als dat niet het gewenste reslutaat oplevert
zoekt ze op een lijst met extreem
gevaarlijke reisbestemmmingen haar doel.
Het boek is geschreven als een dagboek en speelt in de tijd
dat de Noorse spotprenten tegen de islam wereldwijd in de aandacht stonden.
Julie richt zich tot haar vader. In korte zinnen, die bijna spreektaal zijn en
veel vaart opleveren, vertelt ze over haar gevoelens. Het begint sprankelend,
maar wordt na verloop van tijd toch wat zeurderig. De zinnen gaan vervelend
dreunen en de avonturen worden niet boeiender Af en toe is het op het
kinderlijke af, wat Julie bijvoorbeeld schrijft over de dood die haar ouders
vonden:
‘Tot het moment dat ze Afrika raakten waren ze waarschijnlijk
nog in leven. Toen ze één centimeter boven Afrika vlogen, leefden ze nog, maar
toen ze Afrika raakten, waren ze dood. Als ik het op die manier opschrijf,
klinkt het misschien alsof ik Afrika de schuld geef van hun dood, maar dat is
natuurlijk niet het geval. Afrika kon er ook niets aan doen. Dat ligt daar nou
eenmaal.’ Maar wellicht kan een jongvolwassene hier wel van genieten.
P.s.: de titel is een verbastering van het woord museum dat
Julie als kleuter uitsprak als muleum en dat in haar familie een ingeburgerd
begrip werd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten