Weelderig, onevenwichtig relaas over een moeder-zoon
verhouding
We bevinden ons in het fictieve Zuid-Amerikaanse Madradagal,
dat sterk op Italië lijkt. Na een lange uitweiding over de geschiedenis van dat
land volgen we in het eerste deel van het boek dokter Higueroa die al
filosoferend op weg is naar een dure villa in de stad, waar een moeder en haar
zoon behoorlijk langs elkaar heen leven. Hij gaat de zoon, Gonzalo Pirobuttiro,
medisch onderzoeken. Het duurt lang voordat hij aankomt. Ondertussen vernemen
we van alles over huidige bewoners van het land zoals de stokdove nachtwaker
Palumbo en oud-bewoners zoals een voorvader van Gonzalo die in 19695 overleed.
Gonzalo zelf is ingenieur van beroep, maar verblijft thuis,
nadat hij, anders dan zijn
gesneuvelde broer, uit de oorlog is teruggekeerd. De dokter
constateert dat hij niets mankeert, althans lichamelijk is er niets aan de
hand. De dokter vraagt hem tijdens een uitgebreid gesprek over de bewaking van
de villa. Of ze geabonneerd zijn op Nistitio, een maffia-achtige organisatie,
die ook veel andere villa’s bewaakt. Gonzalo schudt zijn hoofd. Hij wil de peon
- zeg maar de conciërge van de villa - niet betalen voor nachtelijke arbeid,
want dat haalt niets uit. ‘Als de dief steelt, betaal dan toch, want de bewaker
valt niets te verwijten! Als de bewaker steelt, bedank dan de dief omdat hij
minder diefachtig is dan de bewaker… Moraal van het verhaal: betalen zul je …’
Gonzalo is geen vrolijke snuiter. Hij heeft veel last van
woedeuitbarstingen. Hij ageert tegen het ik, zonder dat dat erg beredeneerd is.
Hij kan er ook niet tegen dat de kleinzoon van een bevriende kolonel bij zijn
moeder komt om zijn huiswerk te doen. En evenzeer haat hij het dat bedienden
door zijn moeder op een avondmaal worden getracteerd.
Het tweede deel begint met een hoofdstuk vanuit de moeder,
dat volgens vertaler Frans Denissen later is toegevoegd. Ze bezoekt regelmatig
het graf van haar man en haar in de oorlog gesneuvelde zoon. Na haar relaas
volgt een kluchterig relaas over de bewaking van de villa met een heftig slot.
Buurtgenoot Trabutta, wiens villa eerder geplunderd was, had twee neven
ingehuurd als bewakers. De zoon kan er weer eens niet tegen dat zijn moeder avondeten
de bedienden heeft uitgenodigd voor het avondeten en vertrekt uit huis. De
neven van Trabutta sluipen rond het door de moeder gebarricadeerde huis en
maken iedereen in de buurt wakker.
Gadda schrijft weelderig en expressief. Een voorbeeld
hiervan is de karakterisering van de dokter die op het eind de mogelijke dood
van de moeder moet gaan vaststellen ‘Op zijn hangwangen stond een nog niet
geheel witte baard van vier dagen en hij droeg geen das, wél een uitgerafeld,
wat op een worstvel lijkend gesteven boordje; zijn rode, als door
ooglidrandontsteking aangetaste ogen moe,gezwollen en klein van uitputting en
slaap; onder die twee bollen leken de dikke, maansikkelvormige wallen twee
hangmatten of twee waterzakken.’
Gadda wijdt uit, vertelt met veel spraakwater. Hij voegt
allerlei details in, slaat zonder enige waarschuwing vreemde zijwegen in. Door
de onverwachte wendingen vielen mijn ogen wel eens van de regels. De
leerschool van het lijden is geen vakantieliteratuur, maar vraagt om een
geconcentreerde lezing, besefte ik na afloop, maar dat wist ik eigenlijk al uit
het voorwoord van Ronald de Rooy.
In Gadda’s tragische autobiografie legt deze inleider
uit dat De leerschool van het lijden een complexe roman is, waarin Carlo
Emilio Gadda (1893-1973) een poging doet tot het literair verwerken en het
uitdrijven van eerder opgelopen trauma’s: ‘zijn kinderjaren waren moeilijk en
ongelukkig, zijn vader stierf jong, de verhouding met zijn autoritaire moeder
was pijnlijk, het gezin leefde in betrekkelijke armoede, zijn geliefde broer
kwam om in de Eerste Wereldoorlog en zijn eigen oorlogservaringen waren
traumatisch.’
De Rooy vermeldt dat het boek in delen gepubliceerd werd en
pas in 1963 in zeven delen in boekvorm verscheen. Twee nieuwe delen werden
later opgenomen en in 1987 werd nog een onvoltooid tiende deel toegevoegd. Het
boek is geen echte autobiografie. Gadda vertelt indirect over zijn leven.
Vertaler Frans Denissen zegt in de Verantwoording over
de vertaling van de Italiaanse titel La cognizione del dolore dat de
eerdere vertaalster Jeanne Henriëtte Klinktert Pötters -Vos het boek de titel
De ervaring van het verdriet meegaf. Die titel lijkt me beter de lading te
dekken voor dit weelderige en onevenwichtige boek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten