Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



vrijdag 31 augustus 2012

Recensie: Bekentenissen van Zeno (2008), Italo Svevo




Bedwelmende taal van een kettingroker

Hoofdpersoon Zeno Cosini is een verlegen man uit Triëst, die zich steeds behoorlijk in de nesten werkt. De term verwikkelingen is op zijn leven nog het beste van toepassing. De liefde en de zaken, die beide nauw verbonden met elkaar verbonden waren, vormen de hoofdmoot van dit lijvige boek, waarin een leven uit Triëst vlak voor de Eerste Wereldoorlog, bijna letterlijk, wordt uitgelegd. Zeno neemt de lezer mee met zijn nuchter beredeneerde, maar daarom juist bedwelmde relaas over zijn verleden.

Bekentenissen van Zeno begint met een kort voorwoord van dokter S., een psycho-analyticus, die Zeno in behandeling had en hem ertoe heeft aangezet zijn leven op schrift te stellen. Zeno heeft zich dan inmiddels aan zijn invloed onttrokken. S. zegt over de verhalen van Zeno: ‘Ik publiceer ze uit wraak en hoop dat het hem ongenoegen doet.’

Zeno vertelt in lange fragmenten over zijn rookverslaving, de ontmoeting met zijn vrouw en zijn zakenleven. Nadat zijn moeder op zijn veertiende overleed, had hij een onstuimige drang tot zelfverbetering om zijn vader te plezieren. Uitgebreid staat hij stil bij de totstandkoming van zijn huwelijk. Als dertigjarige pummel kwam hij via de zakenman Giovanni Malfenti in het huis van diens vier dochters die allemaal een voornaam hadden die met een A begint. Zeno dingt naar de hand van de mooiste, Ada, maar zij ziet meer in de betere violist Guido. Zeno stelt zich daarom tenslotte tevreden met de loenzende Augusta. Het is lekker ouderwets dat hij als man de opvoeding van zijn vrouw ter hand neemt. Tegelijk zit hij er niet mee een maitresse te nemen. Carla is een niet al te goede zangeres. De firma list en bedrog speelt een belangrijke rol om zijn daden thuis te verantwoorden. Soms wordt het een soort theater van de lach. Samen met Guido zet hij een handelszaak op maar floreren doet die niet echt. Guido is meer geïnteresseerd in Carmen die hij heeft aangesteld als stenotypiste en die zijn minnares wordt.

De openbaringen van Zeno blijven boeiend. Dat zegt veel over de manier van schrijven van Svevo, die soms wel eens tot slapstick neigt door alle grote en kleine wendingen die zich in het liefdes- en zakenleven van Zeno verdoen en die veel van zijn gedragsrepertoire vergen.
In de rustig opgebouwde beschouwingen wordt terugverteld, hetgeen betekent dat de chronologie niet altijd gevolgd hoeft te worden en spanning kan worden ingebouwd door onthullingen te doen zoals over de dood van de vriend van Zeno, Copler, die zijn relatie met Carla zou kunnen verklappen.

In het laatste dagboekachtige hoofdstuk Psycho-analysekomt Zeno terug op zijn behandeling. Het is 3 mei 1915 en hij is de psycho-analyse beu. De dokter heeft hem genezen verklaard nadat Zeno hem de liefde voor zijn moeder heeft verklaard. Door te roken strafte hij zich daarmee, zegt dokter S. Daarbij hoorde natuurlijk de haat tegen zijn vader en schoonvader. Die haat zou zover gaan dat Zeno daarom diens dochter trouwde. Voor Zeno zelf is het allemaal onzin. Hij zegt over de dokter: ‘Ook hij zal wel een hystericus zij die vergeefs heeft getracht zijn moeder te bezitten en zich nu wreekt op iemand die er niets mee te maken heeft.’ Hij is genezen door de handel, zegt hij en gezondheid bestaat niet.

Volgt nog een prachtige verhaal over het begin van de Eerste Wereldoorlog in de omgeving van Triëst. Zeno maakt in een wandeling rond zijn zomerverblijf in de buurt van de Italiaanse grens. Hij weet dat de mooie bediende Teresina daar aan het werk in op een aardappelveld en vertelt haar vader dat hij niet bang hoeft te zijn voor de oorlog, maar wordt niet veel later gestuit door soldaten die hem sommeren terug te gaan naar Triëst.

In zijn Nawoord waarschuwt roker Henk Hofland ons tegen al te grote gezondheid en zelfverbetering. Hij noemt Zeno de recidivist van de inconsequentie en vindt hem daarom bevrijdend. Dat is zeker zo in onze tijd waarin iedereen perfect moet zijn en er zelfs al geklaagd als een werkloze solliciteert met een raar kapsel.

Saving face (2011), documentaire van Daniel Junge en Sharmeen Obaid Chinoy



Gezicht verwoest, leven verwoest

De Pakistaanse Zakia (39) maakte vroeger graag foto’s van zichzelf, maar loopt inmiddels zwaar gesluierd met een zonnebril op. Ze is door haar man bewerkt met zoutzuur en mist de helft van haar gezicht. Het is een gruwelijk gezicht. Op de plaats waar haar rechteroog moet zitten, bevindt zich een enorm litteken. Regelmatig worden vrouwen met zuur bewerkt omdat verzoeken van mannen worden afgewezen.

In Londen werkt de Pakistaanse plastisch chirurg Mohammed Jawad. Hij is gespecialiseerd in borsten. Hij geniet ervan om ze te vergroten of te verkleinen. Hij reconstrueerde het gezicht van fotomodel Katie Piper, nadat die met zuur was aangevallen. Jawad gaat naar Pakistan om Zakia te onderzoeken. Haar gezicht is alleen verbonden geweest. Verder is er niets mee gedaan.

De documentaire-makers bezoeken de woonplaats van Zakia. Haar man was verslaafd aan drank en drugs en mishandelde haar. Op het moment dat ze echtscheiding aanvroeg, bedreigde hij haar met accuzuur. Inmiddels zit hij in de gevangenis. Hij ontkent dat hij zijn vrouw heeft mishandeld. Zijn vader zegt dat Zakia een relatie had met een ander. Zakia zegt dat mannen kunnen doen wat ze willen en dat vrouwen de schuld krijgen. Ze heeft een advocate ingeschakeld en bespreekt met haar het komende proces. De advocate hoopt op een precedentwerking.

Rukhsana (25) is door haar man toegetakeld met zuur en door haar schoonzus met benzine. Haar schoonmoeder hield er een lucifer bij. Ze vertelt Jawad dat ze terugging naar haar schoonfamilie omdat ze geen geld had om haar kinderen eten te geven. Jawad is overstuur en boos. Ze toont de kamer waar het gebeurde. Ze is daar nog altijd bang. Haar man was altijd gewelddadig, maar die ontkent. Hij zegt dat ze zelf doordraaide.

Er is een gratis kliniek in Islamabad, opgericht door de Acid Survivors Foundation waar de mishandelde vrouwen opgevangen worden. Bij binnenkomst zit men in de put, maar men steunt elkaar en vindt weer levensmoed. De manager van het opvanghuis bezoekt ook vrouwen op het platteland die mishandeld zijn. Buiten de honderd gevallen waarin aangifte is gedaan, zijn er meer, zegt hij. Men komt gemakkelijk aan zuur omdat die gebruikt wordt voor de katoenproductie. Het aantal slachtoffers neemt toe. De Acid Survivors Foundation belegt een conferentie. Men wil wetgeving. Rukhsana spreekt de zaal toe. Een parlementslid wil dat mannen levenslang gestraft worden. Later wordt dit voorstel in het parlement met algemene stemmen aangenomen.   

Het gezicht van Zakia wordt strakker, de pijn niet te harden. Een operatie is onontkoombaar, zegt Jawad, al heeft die zijn beperkingen. Tijdens de operatie sneert hij tegen zijn Pakistaanse collega’s dat ze wel een atoombom kunnen maken maar niet het gezicht van een mooie vrouw oplappen. Hij reconstrueert de lippen maar een glazen oog lukt niet omdat de oogkas verdwenen is. In een latere operatie komt de neus aan de orde, zegt hij. Rukhsana kan nog niet geopereerd omdat ze zwanger is. Ze vindt het vervelend maar is ook gelukkig. Ze hoopt dat het een jongen wordt, want meisjes zijn kwetsbaar.

Zakia gaat naar de rechtbank. De uitspraak wordt uitgesteld op last van de advocaat van haar man. Die bedreigt haar. De man van Rukhsana zit inmiddels vast op verdenking van ontvoering van een dertienjarig meisje. Hij heeft geen spijt van de mishandeling van Rukhsana. De man van Zakia krijgt later twee maal levenslang. Zakia is blij. Hij kan haar niet meer bedreigen. Jawad omarmt haar in het ziekenhuis. Hij bewondert haar moed en vertelt over een prothese, die ze dagelijks op haar gezicht moet plakken.

Jawad feliciteert Rukhsana met de baby. Het jongetje gaat Mohammed heten, naar de chirurg. Ze moet nog zes maanden wachten voor de operatie kan plaatsvinden. Jawad is voldaan. Eigenlijk red ik ook mijn eigen gezicht, zegt hij. Zakia gaat naar buiten zonder sluier en laat weer een foto maken van haar gezicht. Voor haar begint een nieuw leven.

Hier de trailer van deze documentaire. Sharmeen toont trots de Oscar, die ze hiermee samen met Daniel Junge won (zie foto).

donderdag 30 augustus 2012

Recensie: De leerschool van het lijden (2011), Carlo Emilio Gadda


Weelderig, onevenwichtig relaas over een moeder-zoon verhouding

We bevinden ons in het fictieve Zuid-Amerikaanse Madradagal, dat sterk op Italië lijkt. Na een lange uitweiding over de geschiedenis van dat land volgen we in het eerste deel van het boek dokter Higueroa die al filosoferend op weg is naar een dure villa in de stad, waar een moeder en haar zoon behoorlijk langs elkaar heen leven. Hij gaat de zoon, Gonzalo Pirobuttiro, medisch onderzoeken. Het duurt lang voordat hij aankomt. Ondertussen vernemen we van alles over huidige bewoners van het land zoals de stokdove nachtwaker Palumbo en oud-bewoners zoals een voorvader van Gonzalo die in 19695 overleed.

Gonzalo zelf is ingenieur van beroep, maar verblijft thuis, nadat hij, anders dan zijn
gesneuvelde broer, uit de oorlog is teruggekeerd. De dokter constateert dat hij niets mankeert, althans lichamelijk is er niets aan de hand. De dokter vraagt hem tijdens een uitgebreid gesprek over de bewaking van de villa. Of ze geabonneerd zijn op Nistitio, een maffia-achtige organisatie, die ook veel andere villa’s bewaakt. Gonzalo schudt zijn hoofd. Hij wil de peon - zeg maar de conciërge van de villa - niet betalen voor nachtelijke arbeid, want dat haalt niets uit. ‘Als de dief steelt, betaal dan toch, want de bewaker valt niets te verwijten! Als de bewaker steelt, bedank dan de dief omdat hij minder diefachtig is dan de bewaker… Moraal van het verhaal: betalen zul je …’

Gonzalo is geen vrolijke snuiter. Hij heeft veel last van woedeuitbarstingen. Hij ageert tegen het ik, zonder dat dat erg beredeneerd is. Hij kan er ook niet tegen dat de kleinzoon van een bevriende kolonel bij zijn moeder komt om zijn huiswerk te doen. En evenzeer haat hij het dat bedienden door zijn moeder op een avondmaal worden getracteerd.

Het tweede deel begint met een hoofdstuk vanuit de moeder, dat volgens vertaler Frans Denissen later is toegevoegd. Ze bezoekt regelmatig het graf van haar man en haar in de oorlog gesneuvelde zoon. Na haar relaas volgt een kluchterig relaas over de bewaking van de villa met een heftig slot. Buurtgenoot Trabutta, wiens villa eerder geplunderd was, had twee neven ingehuurd als bewakers. De zoon kan er weer eens niet tegen dat zijn moeder avondeten de bedienden heeft uitgenodigd voor het avondeten en vertrekt uit huis. De neven van Trabutta sluipen rond het door de moeder gebarricadeerde huis en maken iedereen in de buurt wakker.

Gadda schrijft weelderig en expressief. Een voorbeeld hiervan is de karakterisering van de dokter die op het eind de mogelijke dood van de moeder moet gaan vaststellen ‘Op zijn hangwangen stond een nog niet geheel witte baard van vier dagen en hij droeg geen das, wél een uitgerafeld, wat op een worstvel lijkend gesteven boordje; zijn rode, als door ooglidrandontsteking aangetaste ogen moe,gezwollen en klein van uitputting en slaap; onder die twee bollen leken de dikke, maansikkelvormige wallen twee hangmatten of twee waterzakken.’

Gadda wijdt uit, vertelt met veel spraakwater. Hij voegt allerlei details in, slaat zonder enige waarschuwing vreemde zijwegen in. Door de onverwachte wendingen vielen mijn ogen wel eens van de regels. De leerschool van het lijden is geen vakantieliteratuur, maar vraagt om een geconcentreerde lezing, besefte ik na afloop, maar dat wist ik eigenlijk al uit het voorwoord van Ronald de Rooy.

In Gadda’s tragische autobiografie legt deze inleider uit dat De leerschool van het lijden een complexe roman is, waarin Carlo Emilio Gadda (1893-1973) een poging doet tot het literair verwerken en het uitdrijven van eerder opgelopen trauma’s: ‘zijn kinderjaren waren moeilijk en ongelukkig, zijn vader stierf jong, de verhouding met zijn autoritaire moeder was pijnlijk, het gezin leefde in betrekkelijke armoede, zijn geliefde broer kwam om in de Eerste Wereldoorlog en zijn eigen oorlogservaringen waren traumatisch.’ 

De Rooy vermeldt dat het boek in delen gepubliceerd werd en pas in 1963 in zeven delen in boekvorm verscheen. Twee nieuwe delen werden later opgenomen en in 1987 werd nog een onvoltooid tiende deel toegevoegd. Het boek is geen echte autobiografie. Gadda vertelt indirect over zijn leven.

Vertaler Frans Denissen zegt in de Verantwoording over de vertaling van de Italiaanse titel La cognizione del dolore dat de eerdere vertaalster Jeanne Henriëtte Klinktert Pötters -Vos het boek de titel De ervaring van het verdriet meegaf. Die titel lijkt me beter de lading te dekken voor dit weelderige en onevenwichtige boek.

Mari Carmen Espana – The end of silence (2008), documentaire van Martin Jönsson en Pontus Hjorthén


Geen verzoening in Spanje

De jonge Zweed Martin Jönsson is gefascineerd door de Spaanse burgeroorlog waar zwart tegenover rood stond en waaraan ook zijn landgenoten deelnamen. In de burgeroorlog werd Franco gesteund door Hitler en Mussolini. In 1939 kwam er een eind aan de jonge Republiek. Jönsson hoorde in de jaren zeventig de toenmalige premier Olof Palme zeggen dat de toekomst een hard oordeel zou geven over het regime van Franco en heeft dat in zijn oren geknoopt.

Martin Jönsson bezoekt zijn vriend Pontus op die in Sevilla woont, een boek wil schrijven en huizen renoveert, Mari Carmen, die haar opa in de oorlog verloor. Ze staat op het kerkhof in Zuid-Spanje waar hij samen met anderen werd doodgeschoten. Ze zou graag willen dat het graf werd geopend. Spanje ligt vol met massagraven, zegt Mari. Franco is al dertig jaar dood maar zijn wandaden zijn nog nooit veroordeeld. Er heerst een pacto de silencio.

Pontus denkt dat het niet lukt om toestemming te krijgen. Ze bezoeken De vallei van de gevallenen net buiten Madrid, een herdenkingsoord waar Franco begraven ligt onder het grootste kruis ter wereld. Ze spreken er met Andres Iniesta die als dwangarbeider aan het monument werkte. Een leraar uit een naburig dorp neemt hen mee naar een kelder waar een archief bewaard wordt waarin de terechtstellingen van Republikeinen opgeschreven werden. Dat gebeurde tijdens La limpieza, ofwel de zuivering.

Ze bezoeken een locatie bij Lerma, waar onder grote belangstelling van de bevolking, een massagraf wordt geopend door nabestaanden. Erover praten in het openbaar is taboe en gevaarlijk. Niemand heeft ooit spijt betuigd over de executies. De burgemeester, lid van de Partido Popular, was tegen de opening van het graf. Hij was niet uitgenodigd, zegt hij en wil dat het allemaal vergeten wordt. Een werkzame archeoloog meent dat na de overgang naar democratie te weinig is gedaan om de geschiedenis te bespreken, zoals wel gebeurde in Duitsland en Zuid-Afrika. In Spanje ligt dat gevoelig. In 1981 probeerde Tejero namens ontevreden generaals nog een rechtse coupe te plegen.

Pontus wil, na alle verhalen en ontmoetingen, Mari graag helpen. Ze gaan naar de burgemeester van La Puebla voor toestemming. Deze heer Pozo verwijst eerst naar de rechter, maar geeft tenslotte toch toestemming. Mari is uitgelaten. Als het archeologisch onderzoek bezig is, komt de burgemeester terug op zijn besluit. Hij heeft zich bedacht. Mari moet naar de regering voor toestemming. Dat kan lang duren. Martin gaat op vakantie naar de Canarische Eilanden en ziet daar veel straatnamen van fascistische generaals.

Pontus en Martin bezoeken het Sint Rafael-kerkhof waar ook massagraven lagen. De katholieke kerk koos tegen het belang van de armen in altijd de kant van Franco. Ze besluiten Don Anselmo Alvarez, de abt van het klooster in De vallei van de gevallenen, aan de tand te voelen. Die beroept zich op de traditie. De Spaanse publieke opinie verschilt van de internationale opinie over het Franco regime. Hij bestrijdt dat er meer dan vijftigduizend Republikeinen zijn gedood. Pontus en Martin Jönsson bellen met de Engelse historicus Antony Beevor die bevestigt dat het om tweehonderd duizend Republikeinse slachtoffers gaat tegenover achtendertig duizend bij de fascisten.

Tenslotte krijgt Mari Carmen geld en toestemming voor opening van het graf. Ze kent de dader maar wil dat laten rusten. Dorp na dorp wordt blootgelegd, zeggen de documentairemakers, en daarmee komt er langzaam een eind aan de burgeroorlog.

In een naschrift laten ze weten dat op 27 december een Wet op de Historische Herinnering werd aangenomen en dat De vallei van de gevallenen inmiddels De vallei van alle gevallenen heet.  

Hier de eerste zes minuten van de documentaire.

woensdag 29 augustus 2012

Live, Jan Jaap van der Wal in het Vondelpark openluchttheater, augustus 2012



De televisieregistratie van de theatershow Live (2012) komt uit het sfeervolle Amsterdamse openluchttheater, waarin het toestroomde publiek aan de gezichten te zien duidelijk opgetogen is over de sympathieke cabaretier. Behalve dan een jonge vrouw die na een half uur wegloopt. Het is te merken dat Jan Jaap van der Wal ook als stand-up comedian zijn mannetje staat. Hij veronderstelt dat zij hem waarschijnlijk door de war haalde met Hans Liberg en dat ze thuis nog eens op de hoes van diens cd gaat kijken hoe Liberg er ook alweer uitzag. Of dat ze van haar psychiater niet naar buiten mag en wellicht bang is gesnapt te worden. Van der Wal waarschuwt meteen stellen die met hun minnaar of minnares naar deze voorstelling zijn gekomen, al lijkt het hem niet voor de hand liggend dat ze op zo’n gratis evenement zijn afgekomen.

Van der Wal begint verrassend met een nogal onbeduidend voorval: een concert dat Keith Jarrett in 1975 in Keulen gaf. Ondanks het feit dat alles in de voorbereiding misliep en er geïmproviseerd moest worden, werd het toch een fantastisch optreden. Dat brengt Van der Wal tot de conclusie dat intuïtie belangrijk is en dat wordt door de politici wel eens vergeten.

Hij verstaat zich met enkele jongeren onder zijn gehoor en zegt dat die zich ongetwijfeld denken dat er ieder jaar verkiezingen gehouden worden, net als de liedjesprogramma’s op de commerciële omroep waar ze graag naar kijken. Hij pleit voor een charismatisch leider, iemand die zegt: ‘Jongens, volgens mij moeten we dit niet doen.’ Hij verwijst daarmee naar burgemeester Cohen die de uitspraak gedaan zou hebben toen in Amsterdam een Gay Pride samenviel met een voetbalwedstrijd in de Arena tegen een Engelse club.

De anekdote waarmee hij opent komt nog twee maal terug in het programma. Halverwege vertelt hij die vanuit het perspectief van de jonge Vera Brandes, die de organisatie van het concert op zich nam en op het eind vanuit het idee dat er toch iemand ook achter Brandes moet hebben gestaan, iemand met ervaring die haar zijn steun gaf. Hij komt erop uit dat naast intuïtie ook ervaring belangrijk is in onze hedendaagse wereld waarin het alleen nog maar om cijfers lijkt te gaan.

Van der Wal komt net als Doutzen Kroes en Lutz Jacobi uit Friesland. Hij vertelt dat hij vroeger knikkerde en vraagt hoe die grote knikkers hier in het Westen heten. Bonken, roept het publiek. In Friesland heetten ze natuurlijk anders. Daar hadden ze ook de ongeschreven regel dat wie blut was zijn knikkers terugkrijgt. Van der Wal plaatst daar een opmerking achteraan over de Grieken die daarmee ook een eind gekomen zijn.

Hij accepteert iedereen op Facebook. De vraag: wat ben je aan het doen zou moeten luiden wat was je aan het doen. Hij wás aan het werk en kijkt nu of zijn ex al lelijker is geworden. Hij is kortgeleden getrouwd. Hij toont zijn ring. De hedendaagse communicatie is in ieder geval gemakkelijker dan bij de indianen die rooksignalen afgaven, maar ook trivialer. Hij doet een sketch over de uitvinder van het spelletje Angry Birds die wekenlang achter de computer zag om het te maken en door zijn vrouw wordt meegenomen naar en feestje en zich daar schaamt voor zijn activiteit.

In het brugrestaurant over de A4 bestelde hij door de intercom een soort kipstrips en kreeg een emmer vol, die niet meer geretourneerd kon worden. Ook heeft hij een en ander uitgezocht over Henk en Ingrid die met hun modale inkomen precies dat ene huis in een Vinexwijk in Tiel kunnen kopen. Hij sneert nog eens over het Kunduz-accoord, waarmee Alexander Pechtold en Jolande Sap de Afghaanse politie onbewapend wil opleiden tot een soort stadswachten met veel kennis van de Europese regelgeving en de homorechten.

Een aangenaam, rustig optreden passend bij de mooie zomeravond in Amsterdams groen.

One fine day (2012), documentaire van Klaas Bense


Wat een individu vermag.

Klaas Bense vraagt zich af wat een individu kan veranderen in de grote wereld en zoekt daar over de hele wereld een aantal personen bij. Achter de grootste daden zit vaak een onbekend, 'gewoon' mens, zo begint de synopsis van deze documentaire.

De Amerikaanse hardlloper John Carlos raakte in opspraak bij de Olympische Spelen in Mexico omdat hij zijn vuist balde vanwege zijn sympathie met de Black Power beweging. In de jaren zestig bezaten blanken privileges zoals in zee zwemmen of café bezoeken die niet voor zwarten weggelegd waren. Carlos provoceerde al eerder. Zijn jeugdheld was Robin Hood die het geld van de rijken onder de armen verdeelde. Hij stal zelf ook, tot hij door een politieman werd gewezen op zijn hardlooptalent. Hij werkt inmiddels op de Palm Springs High School. Zijn vrouw is kapster en zegt dat hij veel scheldbrieven kreeg en vaak van baan veranderde.

De 21-jarige Chileense Maria Jesús Sanhueza (zie foto) zegt dat ze als kind al onuitstaanbaar was omdat ze alles wilde weten. Ze werd vroeg zelfstandig omdat haar gescheiden moeder werkte. Ze leidde de Pinguïn Revolutie in 2006. Men eiste toegang tot de universiteit voor de vele jongeren die een studie niet konden betalen. Ruim een miljoen studenten deden mee aan demonstraties en schoolbezettingen, tot de regering over de brug kwam met studiebeurzen. Revolutionar zijn is verantwoordelijkheid nemen voor je eigen leven, zegt Maria.

In een ommuurd Oost-Duitsland zette de Leipziger dominee Christian Führer in 1989 de deuren van de Nikolaikerk open voor iedereen die snakte naar vrijheid waaronder het recht om te reizen. Hij organiseerde vredesgebeden die navolging kregen in het hele land. Hij liet  ook een bandje in de kerk spelen. De jongens waren vrij hun eigen teksten te zingen. De staat wilde de opstand onderdrukken net als de Chinese regering deed op het Tiananmenplein, maar de Oost-Duitsers pleegden geweldloos verzet. Men sloeg daarmee bressen in de muur. De regering gaf op.

De fictieve internetter Nic uit China gaat met een camera de straat op en filmt bijvoorbeeld huisuitzettingen. Hij zet de kritische beelden op internet. Als die er door de overheid afgehaald worden, zoals de trein die vanwege een slechte constructie van een viaduct af stortte, zet hij ze er weer op net zo lang tot ze blijven staan.

Het meest ontroerend is het portret van Kovida U, een Birmeense monnik die in zijn oranje pij op een racefiets door een Amerikaanse stad rijdt. Hij is daar als banneling omdat hij een protest organiseerde tegen het Birmese militaire bewind die een monnik doodde. Hij eiste excuses van het regiem en zou anders een demonstratie in Rangoon organiseren, hetgeen ook gebeurde. Hij was een zoon van een arme boer en werd samen met zijn broer door een buurman naar een klooster gebracht waar hij kon studeren, ook al had men geen avondeten voor de jongens. Hij vindt het moeilijk afstand te doen van zijn pij, mist zijn familie in Birma, huilt elke dag omdat het leven moeilijk is, maar oogt strijdbaar. Later zien we hem in pak naar een sushi restaurant gaan waar hij als ober werkt.

Poëtisch is tenslotte het portret van de vijftienjarige Iraakse Rania Ibrahim. Ze werd als dertien jarige gedwongen om te trouwen. Ze kreeg door anderen een bommenkorset onder haar jurk omgegord. Bij een politiepost wilde men niet geloven, dat ze geen aanslag wil plegen. Ze zag zichzelf als een boom, waarin men spijkers slaat die wensen moeten voorstellen. Ze bevrijdde zichzelf van haar korset. Durf te zijn, zegt ze. Ze werd op 2 augustus 2009 veroordeeld tot zeveneneenhalf jaar gevangenisstraf voor een poging tot een aanslag op Iraakse veiligheidstroepen.


  



dinsdag 28 augustus 2012

Russisch monopoly (2008), documentaire van Christiane Büchner


De nadelen van een gemeenschappelijke flat.

In Russische films zien we vaker personen die samen een flat bewonen. Ook in de Russische literatuur komt dit geregeld voor. Christiane Büchner legt met behulp van op het scherm geprojecteerde ondertitels uit dat alle flats vroeger het eigendom van de Russische staat waren en dat men vanwege de woningschaarste flats met elkaar deelde. Twintig jaar geleden kregen de bewoners de flats van de staat cadeau. De stukjes onroerend goed vormen een probleem als men de flat wil verkopen. De verkoopprijs bestaat figuurlijk gezien uit de eisen van alle eigenaren. De ondertitel van deze documentaire luidt dan ook: Of hoe verkoop je een flat met zes eigenaren.

De flat waar het in deze documentaire om gaat ligt in de binnenstad van Sint - Petersburg. Hun flat is een soort pension, zeggen Valera en Ira Jarosjena, die met hun zoontje in de flat wonen. Iedereen heeft een eigen kamer met een eigendomsakte. Men kan alleen weg als iedereen instemt met de verkoop. Valera heeft in Tsjetsjenië gediend en zou een eigen flat krijgen, maar die belofte is nooit nagekomen. Vadim heeft zijn kamer ingericht volgens Feng Shui. De blondine Irina Rekout verhuurt haar kamer aan een gezin. Zij wil graag verkopen omdat de markt gunstig is.

Twee jonge makelaars van Advex houden zich bezig met de verkoop, die opvallend genoeg in dollars wordt berekend. Met Playmobilpoppetjes wordt de situatie van de flatbewoners geschetst. Rimma vertelt haar cheffin Natasja dat de flat fluwelen treden heeft. Ze bedoelt daarmee dat de treden laag zijn, zodat een vrouw met lange rok erover naar beneden kan schrijden. Het duurt weken voordat zich een zakenvrouw meldt die de flat wil kopen. Men enig misbaar kijkt ze in de donkere, bedompte kamers. Sommige hebben niet eens buitenlicht.

De makelaars plegen overleg met hun klanten wat zij willen. Sommigen willen geld, anderen, zoals het gezin Jarosjena, vervangende woonruimte, het liefst met meerdere kamers, maar gezien het budget is het lastig aan woningverbetering te denken. Ira ligt nogal dwars. Ze wil geen aparte lichtpeertjes in de flat voor iedereen, want dat doet haar denken aan het communisme. Aan de rand van de stad is meer woonruimte beschikbaar. Veel bewoners van gemeenschappelijke flats zijn daar naar toe getrokken. De zoektocht duurt maanden, maar uiteindelijk vinden ze een flat met twee kamers. 

Twintig personen zijn bij de transactie betrokken. Ze hebben zich met hun paspoorten verzameld bij de bank die de verkoop financieel regelt. Er dreigt een kink in de kabel als een vlek in het paspoort van Vadim wordt geconstateerd. De bank accepteert dat niet. Het is lang wachten. Er verschijnt een klok in beeld. Natasja posteert zich voor de ingang van het bankgebouw om te zorgen da niemand van het bankpersoneel het pand verlaat voor er een oplossing is. Tenslotte geeft de bank zijn fiat. Uiteindelijk duurde de overgang van de oude naar de nieuwe eigenaar zes maanden en twaalf uur. Slechts een persoon kreeg een eigen flat, de anderen zijn in andere gemeenschappelijke flats getrokken

Het onderwerp wordt lichtvoetig gebracht. De muziek is vrolijk, met een knipoog dat het zal nog wel tientallen jaren zal duren voordat alle gemeenschappelijke flats verkocht zijn.

Tenslotte worden we rondgeleid door de vrouw die de flat gekocht heeft. Ze heeft alles gerenoveerd. Ze heeft er een bedrijfje in gevestigd op het gebied van mode. Het is er licht en schoon.  

Hier meer over Christiane Büchner

Recensie: Muleum (2009), Erlend Loe


Op zoek naar de dood

Erlend Loe is een bekende Noorse schrijver, die ook kinderboeken en coming of age- boeken schreef. De recensie van Gelukkig getrouwd op de site van Athenaeum inspireerde mij om eens iets van Loe te lezen. De omslag van Muleum zag er uitnodigend uit. Doet denken aan de film Chicken run (2000), maar gaat over de achttienjarige Julie die in 2005 in één klap haar familie door een vliegtuigongeluk kwijt raakt. Haar vader, moeder en broer Tom zijn neergestort in Afrika. Julie krijgt nog een smsje: We storten neer. Houden van je. Doe wat je wilt. Pappa.

Daar zit je dan met kerst in je eentje in een kapitale villa. Tegen haar vrienden en familie heeft Julie gezegd dat ze al onderdak is. Er loopt daar wel Kzrysztof, een Poolse tegelzetter rond. Julie heeft geen zin meer in het leven. Ze wil dood en zoekt wegen om die te vinden.

Hoewel haar vader elke vorm van artisticiteit afkeurde en broer Tom op het spoor zette van een studie rechten, is Julie op aanraden van haar therapeut psycho-Geir begonnen aan een dagboek. Verder doet ze niet veel. Ze luistert naar een cd van Antony, die ze cadeau van Kzrysztof kreeg en kijkt op de televisie naar de Olympische Winterspelen. Dat moeten dan wel die van 2006 zijn. Vriendin Constance van het Christelijk Gymnasium smeert haar een hond aan en vraagt haar een kleine toneelrol op zich te nemen tijdens een schooluitvoering. Julie denkt dat het optreden een goede mogelijkheid biedt om zich op te hangen, maar het touw dat ze daartoe koopt blijkt te elastisch. Constance komt op bezoek in het ziekenhuis en smokkelt een hondje mee omdat ze denkt dat Julie die wel kan gebruiken. 

Als ze eenmaal weer hersteld is, gaat ze vliegen. In de lucht voelt ze zich het meest op haar gemak. Wat haar betreft mag ze neerstorten. In verschillende gebedsruimten in Brussel zoekt ze steun. Ze komt in contact met moreel consulente Marijke, die verder ook niet weet wat zij met haar aan moet en haar mee naar huis neemt. De buurman van Marijke, Dennis, raadt haar aan over een ander te schrijven, om zo de aandacht van zichzelf weg te houden. Julie begint een boek over het meisje Solfrid, maar daar komen we niet veel meer over te weten dan dat ze de satan zelf op haar dak krijgt. Ze besluit verder te reizen en de shorttracker Ahn Hyun-Soo in Seoel op te zoeken die Olympisch goud heeft gewonnen. Na een kort verblijf bij hem reist ze zwanger weer verder. Om besmet te worden met het H5N1 virus ligt ze dagenlang in een kippenloods in Roemenie en als dat niet het gewenste reslutaat oplevert zoekt ze op een lijst met  extreem gevaarlijke reisbestemmmingen haar doel.

Het boek is geschreven als een dagboek en speelt in de tijd dat de Noorse spotprenten tegen de islam wereldwijd in de aandacht stonden. Julie richt zich tot haar vader. In korte zinnen, die bijna spreektaal zijn en veel vaart opleveren, vertelt ze over haar gevoelens. Het begint sprankelend, maar wordt na verloop van tijd toch wat zeurderig. De zinnen gaan vervelend dreunen en de avonturen worden niet boeiender Af en toe is het op het kinderlijke af, wat Julie bijvoorbeeld schrijft over de dood die haar ouders vonden:
‘Tot het moment dat ze Afrika raakten waren ze waarschijnlijk nog in leven. Toen ze één centimeter boven Afrika vlogen, leefden ze nog, maar toen ze Afrika raakten, waren ze dood. Als ik het op die manier opschrijf, klinkt het misschien alsof ik Afrika de schuld geef van hun dood, maar dat is natuurlijk niet het geval. Afrika kon er ook niets aan doen. Dat ligt daar nou eenmaal.’ Maar wellicht kan een jongvolwassene hier wel van genieten.

P.s.: de titel is een verbastering van het woord museum dat Julie als kleuter uitsprak als muleum en dat in haar familie een ingeburgerd begrip werd.


maandag 27 augustus 2012

Adriaan van Dis, VPRO-Zomergasten, 26 augustus 2012


Verzuchtingen van een wanhopige optimist

Adriaan van Dis (1949) staat bekend om zijn wufte manier van doen, maar tegelijk is hij een schrijver en programmamaker met het hart op de goede plaats. In een - aan de uitzending voorafgaand - fragment uit het boekenprogramma Hier is … Adriaan van Dis zingt hij een gaste toe. Hij was ooit figurant bij de opera. Hij houdt van de theatrale vorm. Kunst moet van hem ook kunstmatig zijn.

Van Dis heeft zelf het programma Zomergasten gepresenteerd. Jan Leyers vraagt hem aan welke kant van de tafel hij het liefst zit. Van Dis antwoordt dat hij als presentator het liefst zijn gast kneedde. Als het vervolg van de uitzending met Jolande Withuis ter sprake komt, zegt Van Dis dat hij Jan Leyers zal vervangen als die onwel wordt en een heel hard interview met zichzelf zal houden.

Uit zijn gekozen fragmenten distilleert Van Dis achteraf een verhaal over de oorlog, maar uiteindelijk gaat het toch vooral over zijn vader. Hij begint met Télématin, het nogal opgeblazen ochtendprogramma van France 2. Het verwondert niet dat Van Dis daarnaar kijkt. Hij vertelt nogal snoeverig over zijn Parijse leven in het arrondissement nabij Montparnasse, maar heeft na acht jaar nog niet het gevoel dat hij erbij hoort. Hij ging er naar toe om zichzelf te ontkooien, zoals hij dat noemt, om iets mee te maken. Ledigheid is niet aan hem besteed.

Jan Leyers houdt de regie in handen en vraagt door over de jeugd van Van Dis, waarover hij al in boeken als Nathan Sid en Indische duinen al een en ander losliet. Een mooie aanleiding is een fragment uit Gulliver’s Travels (1939), dat Van Dis als zesjarige jongen samen met zijn vader in De Rustende Jager in Bergen NH zag. Zijn moeder hoorde pas bij aankomst in IJmuiden dat ze zwanger was. Hij was een druktemaker, een laatbloeier, een reus als Gulliver die kijkt naar het gewriemel aan zijn voeten, een buitenstaander, een observator. Van Dis vertelt dat hij tien jaar in analyse in geweest omdat hij last had van zijn driftige vader, die hem dagelijks sloeg. Hij hield ervan uit te dagen. Na afloop beheerde hij zijn eigen krankzinnigheid beter. Elk kind heeft zijn lelijke kanten, zegt hij.

De cineast Viktor Kossakovsky, de vader van Svyato, presteerde het om de spiegel lange tijd weg te houden van zijn tweejarig zoontje om hem daarna ermee te confronteren. Van Dis gaat niet in op de boeiende vraag van Leyers of de ellende van ons zelfbesef niet is begonnen met de spiegel, het idee dat je niet samenvalt met jezelf, maar Van Dis werd meer geboeid door de boosheid en de zoen van Svyato. Hijzelf verbeeldde zich tot zijn zestiende dat hij een schaduwhuis had.

Het programma Luipaard op schoot (1960) zag Van Dis bij mensen in de straat in Hilversum en leidt tot een gesprek over zijn reisprogramma’s. The last voices of World War I, waarin oud-soldaten vertellen over shellshock, herinnerde hem aan zijn vader, die op zijn 21-ste op een Japans schip door Engelsen werd beschoten en dagenlang op een vlot in zee dreef. Wellicht daardoor vertoonde hij later krankzinnig gedrag en telde hij hardop in bed. Een kind vraagt niks, zegt Van Dis. Die vindt alles normaal.

Op de vraag van Leyers of Van Dis met een vader, die charmant was tijdens bezoek maar daarna een beest, haast schizofreen is opgevoed, antwoordt Van Dis dat hij al vroeg wist dat hij nooit een gezin wilde hebben. Hij heeft zijn drift onder controle, maar wel een gemene tong. Hij wil niet meer over zijn jeugd praten, maar voelt hij zich ook trots op zijn vader die overleed toen hij tien jaar was en altijd met zijn handen in zijn zakken voor het raam stond. Dat wilde Adriaan ook. Daarom werd hij schrijver. Hij had wel kinderen gewild, maar hij put ook veel voldoening uit zijn werk. Later op de avond zegt hij dat hij vooral een fatsoenlijk mens wil zijn, die anderen geen schade berokkent.

De documentaire Omdat wij mooi waren (2010) van Frank van Osch gaat in op de ontkenning van de Indische troostmeisjes die door de Jappen werden meegenomen. Hilde Janssen weet door haar empathie het vertrouwen van de vrouwen te winnen. Van Dis had drie donkere halfzussen. Zijn moeder was bang dat die ook zouden worden meegenomen. Hij is bezig met een boek over zijn moeder die 99 jaar werd. Hij interviewde haar toen ze tachtig was. Gebogen over zijn schrijfblok kwam hij veel intieme details aan de weet over de Brabantse boerendochter die de kleurlijn overstak en tussen twee culturen leefde. Zijn moeder verloor haar eigen moeder toen ze vier was. Gevoel stond daarom bij hen thuis op rantsoen. De buurt had vooroordelen over hun koloniale verleden, dat mooi werd voorgesteld. De dood van zijn vader betekende een opluchting, maar hij had het ook niet gemakkelijk met zijn moeder en trok zijn eigen plan.

In een fragment uit VerhagenCadabra (1979) vertelt mevrouw Rost van Tonningen over haar Groot Germaanse ideeën. Van Dis valt op zo’n keurige Gooische dame met een parel in het oor, maar verafschuwt haar ideeën. Ze was een loeder dat mensen zwart maakte die geen zuiver bloed hadden. Volgens Van Dis zijn we allemaal bastaarden en moeten we daarmee verder. We komen allemaal uit Ethiopië, vult Jan Leyers aan, voordat hij een fragment uit Inside job (2010), de keuzefilm van Van Dis aankondigt. Van Dis verwerpt de recente uitlating van Zalm om van de ABN weer een particuliere bank te maken en vertelt dat hij net als zijn familie ook belegde en daarmee veel geld verloor. Hij is solidair met een bijstandsmoeder uit Lelystad die het zwaarder heeft.

In de Deense documentaire Gaias born (1998) vertelt een vrouw zonder ledematen over haar waarde. Van Dis werd gefascineerd door de mismaakte medemens omdat hij in Bergen vlak bij het bio-vakantieoord woonde. Hij heeft geen antwoord op het tegenwoordige eugenetische ideaal, maar het houdt hem wel bezig. Van Dis is ook gefascineerd door de schilder Francis Bacon. In een interview uit 1985 vertelt die dat het geweld in zijn schilderijen niets voorstelt vergeleken bij het geweld in de wereld. Van Dis vraagt er een glas wijn bij. Twee mag hij er hebben van zijn specialist, anders krijgt hij cognitieve problemen. Hij is zelf te burgerlijk om te leven als Bacon. Door ervaring heeft hij zich discipline aangeleerd, maar hij vindt dat hij veel met Bacon gemeen heeft. Onder andere zijn visie op het leven. Hij gelooft alleen in het verhaal. Leyers begint over de soft focus in zijn werk, maar Van Dis stelt dat men akelige zaken ook mooi kan beschrijven. Breyten Breytenbach was een vaderfiguur voor hem en zette hem aan tot schrijven. In Une saison au Paradis (1996) van Ricard Dindo horen we over diens gevangenschap in Pretoria, snorstad door Van Dis genoemd, omdat er zoveel ambtenaren woonden.  

Van Dis was ooit lid van de JOVD en vond dat vrouwen geen broeken mochten dragen. De maanlanding vond hij maar rechts en imperialistisch en de Olympische Spelen iets voor snobs. Na zijn ontkooiing is hij een bewuste zwevende kiezer en zeker geen wereldverbeteraar, maar vooral een angsthaas. Hij kwam Zuid-Afrika als boer binnen en greep niet de kans aan om deel te nemen aan de strijd van het ANC. Hij laat niet het achterste van zijn tong zijn. Hij is zich ervan bewust dat hij bekeken wordt, althans door hen die niet naar ronkende politici op een andere zender kijken. De televisie is een monster en de kijker niet aardig. Hij zoekt troost in de impressie van Alexander Payne uit 2006 over Parijs, waarin een postbezorgster uit Denver ondanks haar eenzaamheid tot vol is van de stad. Van Dis is zelf bezig om te verhuizen naar de Achterhoek. Hij heeft al een graf gekocht in Bergen en wil nog veel reizen.
Leyers spreekt hem nog eens aan op zijn emotionele erfenis. Van Dis antwoordt dat hij schrijft over hetgeen dichtbij hem ligt. Hij noemt zichzelf een wanhopige optimist. Hij hoopt dat de uitzending niet te saai was. Dat was het zeker niet door het aanhoudende kneedwerk van Jan Leyers. 

Hier de tijdlijn van het programma, hier de site van Van Dis, hier mijn recensie van Inside job.

Vreemdelingen en bijwoners (2011), documentaire van Geertjan Lassche


Ontheemd en zonder grip

Mathijs Souhoka (1949) is een Ambonees, die op tweejarige leeftijd met zijn familie naar Nederland verscheept werd. Ze werden van 1954 tot 1966 in kamp Conrad in Rouveen geïnterneerd. Zijn tante vond het hier vooral koud. Men voelde zich bedrogen door de regering. In Rouveen stonk het naar gekuild gras. Hijzelf voelt zich niets, hij is niet hier, niet daar, hij is ontheemd en zonder grip. Mathijs schildert en speelt gitaar. Door ontmoetingen met dorpelingen en lotgenoten probeert hij in de documentaire begrip te ontvangen, maar veel daarvan krijgt hij niet.

De documentaire toont oude beelden van de verscheping van de Ambonezen en het dorp Rouveen in de gemeente Staphorst, ook van de begraafplaats, waarop verschillende Ambonezen liggen, waaronder Jantje, een jeugdvriendje van Mathijs.

Klaas Piel, een boer uit Rouveen, die met een bulldozer het kamp met de grond gelijkmaakte, zegt dat hij wel contact met de Ambonezen wilde, maar dat ze zo anders waren. Ze droogden vis op hun dak, die stonk en ze deden de hele dag niets. Mathijs vindt dat zij minder geacht werden dan de joden die tenminste nog brood van de vader van Klaas kregen.

Kamp Conrad was in de oorlog een doorgangskamp voor joodse gevangenen. De ontmoeting met een joodse man van 94 jaar, die eerst in Conrad en later in een concentratiekamp zat, geeft ook geen voldoening. De vraag is wie er erger aan toe waren. Jullie hadden nog je familie, zegt de oude man, die zuurstof krijgt door een slangetje in zijn neus.

Mathijs heeft het niet getroffen. Het ergst vindt hij nog de dood van zijn zoontje Maurits, die in 1978 dodelijk werd aangereden door een auto. Eerder al in 1968 verloor hij zijn speelkameraadje Jantje, die onder een boerenwagen terechtkwam. Hij bezoekt twee broers van Jantje, die vertellen dat hun vader erg boos was op zijn zoon, die enkele dagen overleed aan inwendige verwondingen, en hem zelfs sloeg. Mathijs kan dat wel begrijpen. Zijn eigen vader reageerde zich ook vaak af op zijn kinderen. De zoon van de boer vertelt dat zijn vader niet naar de familie toe ging, omdat men niet wist hoe die zou reageren.

Er is duidelijk sprake van een enorme cultuurkloof tussen de ouderwetse Staphorster bevolking en de in het kamp gedumpte Ambonezen. Van Spijker, die hun buurman was, zegt dat het aan de taal en de huidskleur lag, maar vindt ook dat de Ambonezen weinig moeite deden zich aan te passen. Mensen met een andere geloofsbeleving vallen toch al buiten de gereformeerde dorpsgemeenschap. Dorpeling Haring zegt dat hij niet wist dat ze van de KNIL waren en het vaderland gediend hadden. De dominee zei ook niets. De tijd was anders. Ze drinken er maar een kop koffie op. Met melk en suiker.

Later gaat Mathijs met zijn dochter Salomy terug naar Ambon. Daar beseft hij des te beter dat ze in Nederland niet meer wisten wie ze waren. Hun ouders leerden hun kinderen geen weerbaarheid. Ze dachten dat ze weer terug zouden gaan naar Ambon. Zelf tekende hij altijd de blauwe zee. Zijn vader had veel frustraties over het ontslag als KNIL-militair zag zijn kinderen niet. Hij sloeg een keer een vader van vriendje Dominggus in elkaar. Mathijs zoekt hem op. De man moet er nog om huilen. Hij heeft er nooit met iemand over gesproken.   

Voorafgaande aan de film meldt Lassche dat hoofdpersoon Mathijs Souhoka vlak voor het uitkomen van de documentaire onverwachts overleed. Hij beschouwde de film als een document voor volgende geslachten.

Vreemdelingen en Bijwoners won in april 2012 zowel de jury- als de publieksprijs De Tegel 2011. Dit is de belangrijkste journalistieke prijs in Nederland. 

Hier meer over deze indrukwekkende documentaire.

zondag 26 augustus 2012

Filmrecensie: Away from her (2006), Sarah Polley



Echtgenoot, weg van zijn vrouw.

Away from her hoort thuis in de categorie melodrama, die, als ik het goed zie, het overgrote deel van de filmproductie uitmaakt. Er wordt ingezet op het gemoed van de kijkers, dat beroerd wordt door de overtrokken gevoelens van de acteurs. Amerikaanse films scoren daarbij hoog, wellicht om de gevoelswereld daar, de goede niet te na gesproken, nog altijd die van de oermens niet is voorbijgestreefd. Ze zitten vast in schematische voorstellingen, van man en vrouw vooral, ooit over de oceaan gebracht door lieden die de eigen cultuur wilden vasthouden en daar vooral geen verandering in wilden brengen. Voor deze Canadese film naar een verhaal van Alice Munro, die toch juist in relaties prikt, geldt hetzelfde. De melodramatische kant van het verhaal is door Sarah Polley uitvergroot.

Vasthouden en vooral niet loslaten, is het devies, dat Grant Anderson omarmt als zijn vrouw Fiona (Julie Christie) vanwege Alzheimer naar het verpleeghuis MeadowLake besluit te gaan. Doe het niet, roept hij haar toe. Een van de eerste zinnen in de film luidt: I never wanted to go away from her.

De film kent twee sporen: de geestelijke toestand van Fiona met terugblikken op hun vierenveertig jarige huwelijk en als tweede spoor een bezoek dat Grant aan Marian, de vrouw van zijn oud-collega Aubrey, die ook een tijdlang in hetzelfde verpleeghuis opgenomen geweest is, maar die inmiddels weer thuis is omdat de verpleegkosten te hoog waren. Langzamerhand, door het larmoyante en voorspelbare losmakingsproces heen, begrijpen we wat Grant aan Marian komt vragen.  

Geen middel is geschuwd om het afscheid tussen Fiona en Grant zo pijnlijk mogelijk te maken. Ze hebben al twintig jaar een comfortabel huis in de natuur, met veel ongerepte sneeuw, waarin ze heerlijk kunnen langlaufen. In plaats van een hulp te nemen of dagopvang te organiseren, wordt Fiona meteen in MeadowLake opgenomen. Er is een regel die zegt dat bezoekers, waaronder de naaste familie, de eerste maand niet langs mogen komen, om de patiënten de kans te geven aan de nieuwe omgeving te wennen. Directrice Madeleine doet poeslief, maar is vooral haar bedrijf aan het managen. Als Grant dan voor de eerste keer, met een bosje narcissen, op bezoek komt, zitten de patiënten niet te rummycubben maar te bridgen alsof ze clubleden zijn. Fiona speelt samen met Audrey en ziet haar man nauwelijks staan.

Het is, ondersteund door zoetige muziek, allemaal voorspelbaarheid troef, vooral wat die dementie betreft. Die begint ermee dat Fiona na de afwas - op zich een wonderlijk verschijnsel in een film uit het Noord-Amerikaanse continent - een koekenpan in de koelkast zet. Als Grant langs gaat om het verpleeghuis te bekijken, hoeft hij de gesloten afdeling niet te zien, want daar zal zijn vrouw toch nooit komen. De kijker voelt op zijn klompen aan dat zij daar natuurlijk later wordt opgenomen.

Het enige lichtpuntje, buiten een sportverslaggever die niet kan ophouden commentaar te leveren, is een zekere dreiging vanuit het verleden toen Grant doceerde en altijd in het gezelschap van mooie meisjes was. Fiona refereert tijdens de rit naar MeadowLake aan ene Veronica die dreigde zichzelf van kant te maken, maar verder horen we daar niets meer over. Wellicht is het een subtiele hint achter de wraak die Fiona neemt door, met haar zorgzaamheid voor Audrey, haar man in de kou te laten staan.

De film is gebaseerd op het korte verhaal van Alice Munro The Bear Came over the Mountain. Hier de trailer.

Recensie: Het lichtschip (2011), Siegfried Lenz


Pleidooi voor standvastigheid in gedegen beschrijving van conflict op zee

Siegfried Lenz in een gerenommeerd Duits schrijver met een lange staat van dienst. Uitgeverij Van Gennep is bezig met een heruitgave van zijn belangrijkste boeken, zoals de klassieker Duitse les. Het lichtschip is een herziene vertaling van de novelle Das Feuerschiff uit 1961. Op de achterflap van dit boek, dat tussen een novelle of korte roman in hangt, zegt de oud ogende Lenz zegt dat hij verhalen nodig heeft om de wereld te begrijpen.

Een lichtschip vormt een baken op zee, waarop andere schepen kunnen koersen. In dit geval bevindt het lichtschip van kapitein Freytag zich in de Oostzee en is het met zijn laatste torn bezig is, zoals dat genoemd wordt. Het zou een allegorie kunnen zijn voor een politieke toestand maar zover lijkt Lenz, die ervaring heeft op zee, niet te gaan.

Kapitein Freytag voelt zich verantwoordelijk over de bemanning, die bestaat uit stoere mannen als Zumpe die als eens doodverklaard en als vermist is opgegeven en Gombert die een kraai aan de praat probeert te krijgen. Daaronder is ook zijn zoon Fred die met een kwikzilververgiftiging in het ziekenhuis lag en die hij op zijn schip heeft meegenomen. De verhouding tussen vader en zoon is nogal ijzig, maar wordt verder niet uitgewerkt. Volgens Fred heeft zijn vader in de Levant (West-Azië) ooit een bemanningslid in de steek gelaten.

Fred is degene die op de golven een motorboot met pech ontdekt. Na een reddingsactie blijken er drie opvarenden te zijn: twee criminele broers: de reus Eugen met een hazenlip en de in zichzelf gekeerde, agressieve Eddie, vergezeld door dokter Caspary, die geen echte dokter is, maar een advocaat, naar hij zelf beweert. De nieuwelingen zijn bewapend en willen naar Faaborg, want daar worden ze verwacht. Ze eigenen zich de mess toe en bedreigen de kapitein hun verlangen in te willigen.

Freytag staat voor de keuze om de mannen aan te geven of hen een vrijbrief te geven voor hun zwarte handel. Hij besluit in eerste instantie in het logboek niets te melden over de reddingsactie. Zijn doel op deze laatste reis is de bemanning veilig en voltallig aan de kust te krijgen, hetgeen te begrijpen na het debacle in de Levant. De bemanning wil echter met het gespuis afrekenen. Een opstekende storm doet de dreiging toenemen.

Het conflict spitst zich toe op in de gesprekken tussen de kapitein en dokter Caspary. Ze spelen een spel om de macht. Beiden delen ze hetzelfde lot. Ze zitten gevangen op het schip dat niet zelf kan varen, dat althans aan de anker ligt.

Het boek kent een traditionele opbouw, hetgeen niet vreemd is in de tijd waarin het geschreven is. Lenz schrijft degelijk, beschouwelijk tot het afstandelijke aan toe. In de dialogen wordt soms wel erg om de hete brei heen gedraaid. De uitwerking is wat schematisch en bevat weinig humor.

Het standpunt van de kapitein (en ongetwijfeld ook van Lenz) wordt duidelijk in een gesprek met zijn zoon Fred over de keuze tussen held of martelaar:
‘Ik zal je eens wat vertellen, jongen; ik ben nog nooit een held geweest en een martelaar wil ik ook niet worden. Ik heb die altijd alle twee maar verdacht gevonden; ze sterven te simpel, ze zijn ook in de dood nog zeker van hun zaak - te zeker, geloof ik en dat is geen oplossing. Ik heb mensen gekend die stierven om daarmee een beslissing te forceren; ze hebben niets beslist maar alles gelaten zoals het was. De dood heeft henzelf geholpen, niet de anderen. Wie niet over wapens of geweld beschikt heeft altijd nog meer mogelijkheden, en ik denk vaak dat achter die wens om zich met geweld aan geweerlopen op te offeren het ergste egoïsme schuilgaat.’

Zijn pleidooi voor standvastigheid lijkt me een belangrijke eigenschap, vooral op zee.  

zaterdag 25 augustus 2012

Jolande Withuis, VPRO-Zomergasten, 5 augustus 2012


Jolande Withuis (Zutphen, 1949) is een historisch sociologe en werkt sinds 1999 op het NIOD. Ze schrijft voor de belangrijkste landelijke dagbladen en publiceerde een biografie over verzetsheld Pim Boellaard. Op het moment is ze bezig met een biografie over Juliana.

Jan Leyers vraagt haar of ze de laatste week druk bezig was met dat laatste. De goedlachse Withuis met een jeugdige uitstraling antwoordt dat ze vooral bezig was met de uitzending van Zomergasten. Het selecteren van de fragmenten bezorgde haar veel plezier. Ze begint met de leader van De wrekers uit 1967, waarin vooral Emma Peel (Diana Rigg) als onafhankelijke schietende vrouw haar tijd ver vooruit was. Jolande zat op het gymnasium in Amsterdam en kon de serie, net als haar moeder, zeer waarderen. Anders dan haar vader, een journalist voor De Waarheid, die of aan het schrijven was of over zijn schaakbord gebogen zat.

Het gesprek gaat verder over het communistische gezin waarin ze opgroeide en waarin leuke dingen niet bestonden. Alles was politiek. Haar vader drukte zijn stempel op het gezin. Ze keken niet naar De bezetting van Lou de Jong, omdat zijn visie niet deugde. Jan Leyers luistert met een meewarige blik toe, maar Jolande zegt dat ze het niet als een straf beleefde. Later ontdekte ze de tuin en de muziek. Ze was in haar jeugd een keurig meisje en ze deed netjes haar huiswerk. Het was een mooi moment geweest om te vragen hoe haar vriendinnen op school daarop reageerden, maar Leyers schakelt over naar een fragment van NBC over De Rosenbergs, die vanwege hun communistische sympathieën in 1953 in de VS op de electrische stoel belandden.

Withuis vond het vooral erg dat de commentator op het eind zegt dat de 37-jarige Ethel, die nog niet dood bleek toen ze de electroden losmaakten en dus opnieuw een aantal schokken te verduren kreeg, in de hemel nog wat uit te leggen had. Het brengt haar opnieuw op haar jeugd. Een communistisch gezin was van een ander orde. De ambtenarij was in de koude oorlog voor communisten verboden. Er was altijd een gevaar dat men hetzelfde overkwam over de Rosenbergs. Tegelijk voelde men zich, net als de Rosenbergs, geen slachtoffer. Men achtte zich superieur boven andersdenkenden. Withuis vindt het verkeerd dat Ethel zo opging in haar idealen, dat ze de dood verkoos boven het leven. Zelf verzwakte haar communistische overtuiging, juist in een tijd dat medestudenten zich ertoe bekeerden.

Een heel ander onderwerp betreft de verloving van Diana en Charles. In het BBC-interview met het paar uit 1981 oogt Diana heel schuchter. Withuis, die zichtbaar zweet onder de lampen en regelmatig met een zakdoekje haar gezicht bet, zegt dat Charles al een geliefde had en dat hij een baarmoeder nodig had. Ondanks alles ontwikkelde Diana zich tot een sexy en sterke persoonlijkheid. Ze probeerde de monarchie te vernieuwen maar werd slachtoffer van het rigide systeem. Withuis keek, ondanks haar reserves bij de persoon van Diana, toch bedroefd naar de uitzending van de begrafenis. Ze verklaart dat als een bevrijding uit een cultuur waarin de dood weggemoffeld werd. Tegelijk vindt ze deze vorm van rouwverwerking, die veel navolging kreeg, kitscherig: alsof er geen gradaties meer zijn in vormen van verdriet.

De verloving van Diana en Charles vormt een opmaat voor een paar korte fragmenten over Juliana, die ook min of meer uitgehuwelijkt werd. Ondanks alle moeite van het hof om haar aan een man en vooral aan nageslacht te helpen, was Juliana niet trouwlustig en had ze een eigen willetje. Bernard diende zichzelf aan en kneedde, zoals hij zelf zei, het ouderwetse meisje tot een geëmancipeerde vrouw. In een NOS-televisieinterview uit 1987 door Maartje van Weegen trekt Juliana Bernard aan zijn jasje en vraagt hem voor de camera te vertellen waarom hij met haar getrouwd is. Net als Charles ontwijkt Bernard de vraag. Het is een moeilijke kwestie of Bernard zijn vrouw onderdrukte. Net als Diana kreeg Juliana in de omgang met het lossere Bernhard de kans zich te bevrijden van de sfeer aan het hof. Misschien juist tegen die weerstand in. De werkelijkheid is gecompliceerder dan men denkt. Juliana bleef wel altijd van Bernard houden. Helaas kreeg Withuis van Beatrix geen toegang tot de persoonlijke brieven van Juliana. Een gemiste kans van de vorstin, omdat er nog nooit een serieuze biografie van Juliana is verschenen. Die van Withuis komt in de loop van het volgend jaar uit.  

We zien een dansje van drie jonge meisjes, die hun ouders zijn kwijtgeraakt. Het fragment komt uit Cria Cuervos (1976), de poëtische film van Carlos Saura en de keuzefim van Withuis. Ze vindt de film een prachtig voorbeeld van de verbeelding die door de werkelijkheid heendringt. Meer dan een politieke film over de Franco tijd. Jan Leyers kent het liedje Porque te vas? ook nog en zingt het nog net niet.  

We gaan naar een fragment waarin Pim Boellaard door de Amerikaanse televisie wordt geïnterviewd, één week na de bevrijding van Dachau, waar hij als Nacht und Nebelgevangene vanuit de Vogezen naar toe werd gebracht. Withuis hoorde veel goeds over hem toen ze gevangenen ondervroeg voor haar boek Na het kamp (2005). Ze gebruikt inmiddels een waaier om zichzelf koel te houden. Pim en de omstanders ogen opvallend gezond terwijl over het algemeen de gevangenen, als die nog leefden, behoorlijk uitgeteerd waren. Helaas kan Withuis daar niet meer op ingaan. De uitzending gaat, na een intermezzo met een aantal fragmenten uit Bits and Pieces, niet verder. Withuis heeft last van migraine, zegt Jan Leyers. Met spijt in zijn stem kondigt hij alvast de keuzefilm Cria Cuervos van Withuis aan. Wellicht kan de VPRO het restant nog eens uitzenden. Het gesprek was boeiend genoeg.

Hier het tweede scherm met meer informatie over de gekozen fragmenten.
  

Filmrecensie: Summer palace (2006), Ye Lou


Liefde is een wond die geneest

Op de klanken van vrolijke Engelse popsongs van het genre Lollipop, romantische Franse liederen en gevoelige pianoklanken wordt het drama van Yu Hong verbeeldt. Dit schoolmeisje woont op het platteland van China, in Tumen in de buurt van de Noord Koreaanse grens om precies te zijn. Ze is de dochter van een winkelier en wordt uitverkozen om in Peking te gaan studeren. Het is 1988, een jaar voor de studentenopstanden losbarsten. Meer dan een schets van een studententijd in een periode van politieke woelingen, is Summer Palace een portret van een adolescente, die niet om weet te gaan met haar seksuele gevoelens.

Yu Hong ontmoet aan de Beida universiteit in Peking de iets oudere Li Ti, een studente Engels die haar wegwijs maakt. Ze vraagt Yu Hong of ze misschien lesbisch is of liefdesverdriet heeft, want ze maakt zo’n eenzame indruk. Yu rookt en trekt de aandacht van Zhou Wei in een discotheek. Het is meteen dik aan tussen de twee. Li Ti heeft een kamergenote die veel afwezig is en geeft Yu haar sleutel zodat ze in de overbevolkte slaapverblijven een rustig plekje hebben om elkaar te beminnen.

Het is opmerkelijk dat de vrijpartijen zich, net als de eerdere met de vriend in het dorp, zich in het donker afspelen. Yu Hong doet zelfs demonstratief het licht uit voordat ze zich aan Zhou Wei geeft. Misschien heeft dit te maken met een allergie van Chinezen voor naakte, vrijende mensen. 

Yu wil meer van de liefde, ze koestert dodelijke illusies. Ze kent geen grenzen, haar levenswil is zwak. Ze wil paradoxaal genoeg met Zhou Wei breken omdat ze hem niet kan verlaten. Ze tart hem zo erg dat hij op een bepaald moment inderdaad kiest voor lijfsbehoud. The Summer Palace is een bestaand paleis in Peking. Ik stel me die voor als een tijdelijke verblijfplaats, waarin het leven heerlijk is en waarin moeiteloos geleefd wordt, maar hoe moet het als het winter wordt?

De studentenopstand op het Tiamenplein in 1989 zorgt voor onrust in de vriendenkring. De liefde slaat het leven uit balans. Yu raakt haar vriend kwijt, Li Ti vrijt met hem en springt vervolgens van het dak. Op haar grafsteen staat: of vrijheid of liefde bestaan of niet, in de dood is iedereen gelijk. Je hield van het licht, dus zult duisternis niet vrezen.

De wat traag verlopende film blijkt gebaseerd op werkelijke gebeurtenissen. Af en toe is sprake van dagboekaantekeningen die Yu Hong maakte. De onafhankelijkheid van Hong Kong in 1997 en de onstuimige politieke ontwikkelingen in Berlijn een jaar later komen er in voor als in een documentaire. Achteraf gezien, zo schrijft Yu, was de studententijd voor haar verwarrend. Ze bleef achter in de provincie met een zwaar gemoed. Ze ging op in een relatie met een getrouwde man, waarvan ze wist die geen stand houdt. Ze kon alleen zachtaardig zijn tijdens het vrijen, zei ze.

Liefde is een wond en gaat over als die geneest. Dat blijkt ook als Zhou Wei van een kennis over Yu hoort en haar tenslotte in de provincie opzoekt.

Hier de trailer

vrijdag 24 augustus 2012

Recensie: Retour Palermo (2011), Philip Snijder


Glansrijk vervolg van literair debuut

Het debuut Zondagsgeld (2008) - een trefzekere en indringende schets van de jeugd van een begaafde jongen in een armoedige, maar hechte familie op het Bickerseiland - deed verlangen naar meer. Snijder bedient de lezer op zijn wenken. In Retour Palermo maakt hij zijn schrijfkunst meer dan waar. De jongen van het Bickerseiland is inmiddels een 19-jarige tiener, die op eigen benen staat en samenhokt met een achttienjarig meisje.

In beeldend, zinnelijk en lichtvoetig proza vernemen we over een reis die de langharige Hollandse ik-figuur samen met zijn vriendin Ingrid naar Sicilië maakt. Tegelijk bevat het verhaal ook een terugblik daarop: vijfentwintig jaar later gaat de ik-figuur – die inmiddels getrouwd is en twee kinderen heeft, het Italiaans op doctoraal niveau beheerst en kalend is - terug naar Palermo om een eerbetoon te brengen aan zijn inmiddels overleden vriend Sandro, die Ingrid en hij hebben leren kennen als een vrolijke, welbespraakte straatverkoper en die in latere jaren een bekend en charismatisch studentenleider werd.

De beelden uit het boek, dat net als Zondagsgeld acht hoofdstukken bevat, blijven sterk bij. Snijder dompelt ons onder in een zwoele, zuidelijke wereld, die zich ook heel goed leent tot verbeelding. Het is van een broeierigheid zoals die alleen in Zuid-Italië kan voorkomen. In de hitte komen frustraties gemakkelijk naar boven, achter in een auto plakken de lijven zinderend tegen elkaar aan. Snijder weet de sensorische indruk van het eten van zee-egels, een soort levend snot, prachtig op papier te zetten. De sfeer wordt verhoogd door het gebruik van het Italiaans, dat door het jonge stel met handen en voeten spreekt en door het kreupele Duits van de zeeman Giacomo die deel uitmaakt van een groep vissers.

Behalve beeldend is de inhoud boeiend, zoals de consternatie op de treinboot naar Sicilië, waarin het jonge stel de richting kwijtraakt, maar net op het laatste moment opgevangen wordt door een meereizende soldaat. Humor en afgrijzen wisselen elkaar af. Snijder maakt prima duidelijk hoe het is om opgepakt te zitten in een land waar men de taal niet spreekt. Op het eiland komt het stel - roodverbrand van het strand - terecht in een groep drankzuchtige vissers, die vooral een oogje hebben op de bloedmooie blonde Ingrid. De strak in het vel zittende jongen steekt als een knulletje bij haar af.

Hun avonturen worden raak beschreven, al kent de ontmoeting tussen het stel en de kennismaking met de schippers een hoog grap- en grolgehalte, maar dat is ook het enige minpuntje. De bekoelde relatie tussen de twee tieners komt als een verrassing en wordt pas later verklaard. We vernemen dan dat Ingrid door Sandro werd gekaapt op een dag dat de ik-figuur met Giacomo meeging vissen op zee.

Mooi is de verdieping in het verhaal. Die betreft de verhouding van de ik-figuur met Ingrid. Hij is niet zo gelukkig met hun leven.
‘Op eigen kracht zou het ons nooit meer lukken het grauwe, overschaduwde pad te verlaten waar we, zo jong als we waren, nu al een paar jaar als twee oude mensjes, arm in arm voortsjokten.’
De ik-figuur probeert, geheel in stijl met de sfeer uit de jaren zestig, zijn jaloerse gevoelens ten opzichte van Sandro opzij te zetten. Als hij later weer terug is in Palermo beseft hij dat hij Ingrid aan Sandro wilde schenken om zelf dichter bij zijn idool te komen. Tussen alle anekdotes door klinkt duidelijk een zoeken naar identiteit van een tiener.  

Mooi ook is de compositie. De hoofdstukken grijpen soms in elkaar en de schakeling tussen de oudere en de jongere ik-figuur maakt het boek afwisselend. Net als in Zondagsgeld zet Snijder in het begin van een hoofdstuk een situatie neer en grijpt daar dan weer op terug om die te verklaren. Die manier van schrijven houdt de spanning erin.

De woordkeus is fraai, zoals over de lege blik van een oude zwerfster, die de oudere ik-figuur tegenkomt: ‘Ze kijkt me op een wezenloze, lege manier aan, alsof ze blind is maar geleerd heeft hoe ze haar hoofd moet houden als ze met iemand praat.’

Dit superieure proza doet verlangen naar zijn derde boek Het geschenk, dat op stapel staat of al uitgekomen.

Filmrecensie: Fried Green Tomatoes at the Whistle Stop Café (1991), Jon Avnet


Voorspelbaar melodrama, spelend in de jaren dertig en tachtig.

Het verschil tussen een A- of een B-film zit hem onder andere in de voorspelbaarheid van de ontwikkelingen en de melodramatische toon. Fried Green Tomatoes hoort wat dat betreft tot de B-films. 

De film schakelt tussen de jaren dertig in het diepe zuiden van Alabama en Georgië, waar de Ku Klux Klan opereerde en de rassentegenstellingen nog groot waren én de jaren tachtig, de jaren van de Womens Lib, het vrouwenbevrijdingsfront.

De dikke, maar goedgeluimde Evelyn Couch (Kathy Bates) brengt samen met haar man Ed een bezoek aan diens tante Vesta in een oude van dagen huis. Vesta is niet gesteld op bezoek. Terwijl Ed bij zijn tante zit, wordt Evelyn aangesproken door de oude mrs. Threadgoode, die zegt dat ze in het tehuis zit omdat haar vriendin Otis daar is opgenomen en die graag vertelt over vroeger, over de tijd dat Idgie en Ruth samen The Whistle Stop Café uitbaatten.

Eerst moet natuurlijk verteld worden wie die uitbaters waren. We zien de schelmse Idgie als klein meisje in een wit jurkje op de trap op de dag dat haar zus trouwt. Haar broer Buddy is gek op Ruth, die ook is uitgenodigd. Tegelijk is het een droevige dag. Buddy komt, in een poging de hoed van Ruth te redden, met zijn voet tussen de spoorrails en wordt overreden door een trein. De dood schept een band tussen Idgie en Ruth. Ze leven zich uit. Tot Ruth trouwt met Frank Bennett. Als Idgie, een taaie meid, bij haar op bezoek gaat ziet ze dat Ruth een blauw oog heeft. Ze neemt de zwangere Ruth mee en dreigt Frank dat ze hem vermoordt als hij Ruth lastig valt. Die uitspraak pleit tegen haar als Frank in 1932 vermoord blijkt te zijn. 

Evelyn doet tussen de bedrijven door een cursus om haar huwelijk te verbeteren, maar Ed heeft daar geen oren naar. Hij blijft een Archie Bunker, die na zijn werk een koud biertje open trekt en de televisie aanzet. Daarom wendt Evelyn zich met andere vrouwen tot een cursus om hun vrouwelijkheid te ontdekken. Dat ze naar hun vagina moeten kijken, is haar een brug te ver. Ze is trouwens te dik om die te kunnen zien. Ze vertelt aan mrs. Threadgoode over haar probleem. Die zegt dat ze in de overgang is. Evelyn ontpopt zich tot een assertieve dame die in de aanval gaat en zonder inspraak van Ed hun huis gaat verbouwen.
Ruth en Idgie beginnen het Whistle Stop Café, waar ze heerlijke gefrituurde groene tomaten maken. Grady, de hulpsheriff en bevriend met Idgie, waarschuwt haar om niet te vriendelijk te doen tegen zwarten, maar Idgie is sociaal voelend en helpt ook een alcoholist als Smokey Lonesome (what’s in a name?). Het conflict in Alabama spitst zich toe op de moord op Frank, die in een witte pij van de Ku Klux Klan langskwam om de baby mee te nemen.
Evelyn heeft zo’n sterke band met mrs. Threadgoode gekregen dat ze haar in huis wil nemen. Hoewel de film voorspelbaar is blijft het lang spannend wie die Threadgoode die de hele geschiedenis haarfijn weet te vertellen, precies is. De film is gemaakt naar de gelijknamige roman uit 1987 van Fannie Flag.

Hier de trailer, hier meer over Fannie Flag, die ook het script schreef van Five Easy Pieces met Jack Nicholson (1970).

donderdag 23 augustus 2012

Recensie: Het boek Ont (2012), Anton Valens


Flauwe Groninger koek

De nieuwe, dikke roman van Anton Valens werd met veel tam tam aangekondigd. Het zou gaan over de angsten van een man, een taboe in onze maatschappij en volgens John Cale omschreven als A mans best friend. Een onderwerp dat door Valens, getuige zijn sterke persoonsbeschrijvingen in de roman Meester van de hygiëne en in de novelle Vis, met veel overtuiging behandeld zou kunnen worden, maar dat, helaas voor dit veelbelovende talent, zwaar teleurstelt. Het is een rommeltje dat Valens presenteert. Het verhaal zwabbert alle kanten op en komt tenslotte nergens op uit.

Het is bijna 2001. De euro komt eraan en die vermag weinig goeds te brengen. De net niet afgestudeerde bioloog Isebrand Schut acht zichzelf te sloom voor de nieuwe wereld. Hij werkte bij callcenter Altex Communications, maar werd vanwege zijn te lange klantencontacten door cheffin Manja van der Ziel weggebonjourd en werkt inmiddels als toiletdame in de metro, een ondergronds openbaar toilet in de binnenstad van Groningen. Hij heeft er een probleem mee of hij mensen wel of niet moet groeten. Het overwinnen daarvan is mischien wel zijn ultieme doel, zegt hij zelf. Hij probeert dat te verwezenlijken in het praatgroepje Man & Post, dat hij in het leven heeft geroepen voor mannen die moeite hebben met het openen van hun brieven. Deelnemers zijn Sylvio, een psychiatrisch verpleegkundige, die een carrière als vj nastreeft, Jean Luc, een Limburger die een wietplantage in zijn huis heeft en mbd-er Boudewijn. Later komt ook nog zijn baas van de metro Ebel bij die een sterk tegen Europa en voorstander van regionalisering is.

Het verhaal komt op gang als een oude vriend van zijn moeder zich tijdens het onweer bij hem meldt als deelnemer voor Man & Post. Deze Cor Meckering is iemand die zich als een vis in het water voelt in een nieuwe tijd. Hij verdient, anders dan de sappelende Isebrand, geld als water. Het zou een boeiende tegenstelling kunnen opleveren, maar dat zit er helaas niet in.
Het verhaal ontbreekt aan vormkracht, aan noodzaak. De verhaalelementen blijven losse bouwstenen. De korte columnachtige hoofdstukjes kunnen ook niet tot een verdieping leiden. Het blijft vaak hangen in het beschrijven van de couleur locale. Zelfs de verteller merkt dit op. Het is vooral oninteressant, wat Valens ons voorschotelt, zoals het gemekker van Meckering over etymologische betekenissen van woorden en voorvoegsels, hetgeen meteen verwijst naar de titel: het geraaskal van Meckering leidt tot de ontdekking van Isebrand dat ont zoals in ontbijten het begin is van bijten. Ook de saaie werkzaamheden in de metro leiden niet tot veel spanning. Flauw is dat de deelnemers aan de praatgroep worden aangeduid met hun adres en dat linker- en rechterhanden of - voeten worden aangeduid als l-voet of r-hand.

Valens was eerder sterk in zijn persoonsbeschrijvingen, maar de deelnemers aan de praatgroep Man & post krijgen geen smoel en blijven van bordkarton. De loser Isebrand zelf is ook geen sterk karakter. Hij staart vaak wat voor zich uit, drinkt een kop thee en eet daar nog net geen Groninger koek bij.

Behalve op de inhoud en de persoonbeschrijvingen is ook veel aan te merken op de stijl. Het begint er al mee, dat hoofdpersoon Isebrand een winters noodweer gadeslaat vanuit zijn etage tegenover een Groningse kerk. Er staat: ‘Het onweerde en een sluierdichte plasregen sloeg en beukte op het kerklichaam.’ Van dit soort zwabberende zinnen zijn veel andere voorbeelden te geven, zoals: hij had daar weinig spanning bij; om zichzelf de gelegenheid te geven moed te verzamelen; zich aan zijn lot overgelaten voelend. Het is een struikelen door de taal.

Het zou me, gezien het povere stilistische niveau, niet verbazen als Valens een ouder werk heeft ingeleverd, misschien ook wel op verzoek van een happige uitgever die een kassakraker nodig had. Dit brengt echter schade toe aan een schrijfcarrière, waarin Valens als een soort undercover a la Günter Wallraff een sterk beeld schetste van de maatschappij om hem heen. 

Filmrecensie: Flandres (2006), Bruno Dumont


Mensen als koeien in het Vlaamse achterland

In een drassig winterlandschap werkt de bonkige jonge boer André Demester op zijn boerderij. Hij krijgt af en toe gezelschap van zijn buurmeise Barbe Dethoor. Ze maken een ommetje door de kale weilanden (zie foto). Aan het eind spreidt ze in het hooi haar benen voor hem.
Ze lopen nog net hand in hand, maar verder lijken de gevoelens van André voor Barbe niet te gaan. De menselijke sexualiteit verschilt op het platteland weinig van die van de dieren. Het is stoten tot het hoogtepunt en daarna worden de alledaage boerenbezigheden weer opgenomen. De sneeuwranden en waterplassen rond de boerderij geven een desolate indruk van het menselijk bestaan. 

Eigenlijk is hiermee alles gezegd, maar het verhaal van Bruno Dumont gaat verder. Uit boosheid over de geringe romantiek zoekt Barbe haar genot ook bij anderen, zoals bij hun leeftijdsgenoot Blondel. Haar vriendin France waarschuwt haar dat men haar een hoer noemt, maar Barbe trekt zich daar weinig van aan. Veel te verwachten van het leven heeft ze niet.

De toekomst is onzeker. André heeft, net als andere jongens uit de buurt, zoals Blondel, een oproep gekregen om deel te nemen aan een oorlog in Afrka. Met een legervoertuig worden de dienstplichtigen opgehaald.

In het kamp in Noord-Afrika heerst animositeit tussen de zwarte en blanke soldaten, maar ze werken op patrouille professioneel samen. Ze gaan op weg naar een stad waar hun commandant wordt gedood. Uit wraak doden ze arme burgers en ze verkrachten een jonge soldate, die later, als zij zelf gevangen genomen worden, weer wraak op hen neemt. Blondel en André weten, ondersteund vanuit de lucht, uit de handen van hun vijanden te ontkomen. Als Blondel op de vlucht gewond raakt, laat André hem in de steek.

Ook in Vlaanderen gaat het leven verder. Een jongen op een brommer die te oud was om in dienst te gaan probeert het met Barbe aan te leggen, maar Barbe wil alleen wat met hem drinken. ‘Niet geschoten is altijd mis,’ zegt de jongen en rijdt weg. Later op de boerderij laat ze zich toch als een koe door hem dekken. Barbe heeft inmiddels ontdekt dat ze zwanger is van Blondel en laat zich op verzoek van haar vader aborteren. De dokter raadt haar vader aan haar op te laten nemen in een psychiatrische kliniek. Ze is overstuur door de dwangverpleging die ze krijgt. 

Beelden van de oorlog in de hitte van de Noord-Afrikaanse woestijn vormen een mooie tegenstelling met die van het Vlaamse land, waar het rijp op de weilanden ligt.
Tenslotte ontmoeten André en Barbe elkaar weer. Het is inmiddels zomer in Vlaanderen. De kilheid is verdwenen maar de trauma’s niet.

Dumont brengt de sfeer van eenzaamheid op het Vlaamse platteland treffend in beeld. Gesproken wordt er nauwelijks. De zwijgzaamheid kennene we uit andere Belgische films. Die versterken de doodsheid die over het land hangt. Mensen zijn niets meer dan hun functie. Hun verhoudingen ontberen menselijkheid. Dumont houdt ons een spiegel voor.

Flandres is, net als La vie de Jésus (1997), opgenomen rond Bailleul dat in het Vlaamse land op de grens ligt van Frankrijk en België. 

Hier een fragment van tien minuten.