Van de liefde naar de rouw.
In 1971 publiceerde Judith Herzberg de bundel 27 liefdesliedjes, een verzameling van vertalingen van enkele verzen
uit het Hooglied van Salomo uit het Oude Testament, maar in die
tijd was ze verliefd en kregen de woorden vleugels. Toch heeft ze daar lang aan
gewerkt, ook over de taal had ze van alles uitgezocht. Klaagliedjes was
het een opdracht van componist Boudewijn Tarenskeen voor muziektheater en gaat
het meer over de hoop. De Klaagliederen zijn al vaker gedaan. Ze noemt de
bewerkingen van Wanda Reisel en van Gerardjan Rijnders.
Eerder ging ze ook aan de slag met de psalmen, maar die vond
ze in politieke zin te rechts en na de vertaling van de eerste tien stuks vond
ze het genoeg. Het Hebreeuws, waar ze uit vertaalde, is compacter dan het
Nederlands, zegt ze. Ze leest zelf de bijbel niet, alleen in opdracht. In het
Hebreeuws begint de bijbel met ‘In een begin’ dat meer ruimte schept dan ‘In
den beginne.’
Wim Brands haalt de eerste zin aan van de Klaagliederen. ‘Hoe
zit die stad zo eenzaam, die vol volk was, zij is als een weduwe geworden,
zij-‘. Een vernielde stad wordt vergeleken met een weduwe.
Herzberg: ‘Toen dacht ik: Ik kan het ook omdraaien, iets
proberen te schrijven over een weduwe en dan de stad als vergelijking
gebruiken.’ Dat is ook geschikter voor muziektheater, waarin iemand het zingt.
Herzberg leest haar eerste gedicht voor over een niet zo
oude vrouw van rond de veertig, hoewel men in die tijd niet oud werd. Ze zegt
dat ze meer weet over de vrouw dan ze heeft opgeschreven. Het is voor haar
belangrijk om een heel beeld van de vrouw te hebben, ook hoe ze zich kleedt en
wat ze eet, hoewel dat allemaal niet in de tekst komt.
Wat is gemakkelijk om over te schrijven, over de liefde of
over de rouw? vraagt Brands.
Herzberg denkt het laatste, maar ze heeft niet geprobeerd de
tekst te voelen.
“Geluk schrijf je met witte inkt.” Brands vraagt haar of
deze uitspraak van Philip Larkin, die overeenkomt met de uitspraak dat
gelukkige gezinnen niet van elkaar verschillen, ook voor haar opgaat.
Herzberg is het daarmee eens. Als alles gladjes gaat valt er
weinig te melden. Er moeten kartelrandjes aan de werkelijkheid zitten om te
kunnen schrijven. Ze schrijft zelf veel brieven, omdat ze de geadresseerde kent
en zou het daarom ook prettig vinden om een gedicht aan iemand persoonlijk te
schrijven.
‘Had je dat ook met deze klaagliederen?’ vraagt Brands.
Herzberg verdiepte zich voor dit boek in het weduweschap. De
helft is weg. Hoe verhoud je je tot diegene die weg is?
‘Er moest iemand zijn om wie getreurd werd,’ zegt Herzberg.
Dus ook de overleden man werd in Klaagliedjes een personage
toegedicht. Om zich in een weduwe te kunnen verplaatsen las ze onder meer het boek
A Mind of My Own van Elisabeth Maxwell, de weduwe van de Amerikaanse
krantenmagnaat Robert Maxwell, een man wiens macht nog wel eens de baan uit
wilde schieten.
Herzberg: ‘Het bracht me op het idee dat je een weduwe kunt
hebben die niet alleen treurt, wat voor de hand ligt, dat je iemand gaat
idealiseren, maar die zich ook afvraagt wat ze had kunnen doen om hem te
weerhouden van al die stommiteiten die hij heeft begaan.’
Ze bepleit ook een afscheidsritueel bij een scheiding.
Voor deze tekst heb ik gebruik gemaakt van de site
van VPRO-boeken.
mmm Interesant, ben direct beniwued naar deze auteur
BeantwoordenVerwijderenDank voor je verslag, Rein. Ik heb de bundel in huis, maar heb er nog niets mee gedaan.
BeantwoordenVerwijderen