Sterk meisje, geplet tussen hippie-ouders.
We schrijven Amsterdam 1974. Het zijn de jaren van de bouw
van de metro en het protest tegen de ontruiming van woningen daarvoor. De
Nieuwmarktrellen vormen een ijkpunt in de geschiedenis van de stad. De
kraakbeweging laat van zich horen. Mensen komen op voor hun woonrecht en dat
niet alleen. Het is een geluid van een tegencultuur: van samen wonen, samen
leven, samen delen, ook de liefde. Met hoge verwachtingen komen de langharige
Raven en de gevoelige Dalia met hun tienjarige dochtertje Karo uit België naar
de hoofdstad en nemen hun intrek in een woongroep, maar zoals te voorspellen
valt gaat het niet van een leien dakje.
Raven wordt tijdens een protestactie tegen de leegstand op
een nogal boerse (lees: Nederlandse) manier verleid door de gescheiden Alice,
die zich tot ergernis van Dalia met haar zoon Daniël en dochter Tara in de
woongroep indringt.
De zus van Dalia, een kloosterlinge, haalt Karo tijdens een
bezoek over tot het geloof. Karo wil ook wel iemand die altijd over haar waakt
en laat zich dopen, maar dat wordt door haar vader, die haar liever als heiden
heeft, ongedaan gemaakt door haar gezicht lang in een teil water ondergedompeld
te houden.
Dalia, die, anders dan de dikdoenerige Raven, hard werkt als
naaister van operakostuums, heeft tijdens een vakantie van haar man, dochter en
Alice in Waterland samen met andere bewoners het huis verdeeld in aparte
ruimtes.
De benedenbuurvrouw Jacqueline, een voormalig Hongaars
zwemster, die stroom levert, de zwemlessen van Karo betaald en haar af en toe
opvangt, wordt uitgezet door de huisbaas, die ook de krakers bedreigt met
uitzetting.
Karo heeft een egel bij zich, Iglo, die ze tijdens alle
onzekerheid in een bak water stopt en, in afwachting van betere tijden, in het
vriesvak van de koelkast legt.
Karo wordt mooi neergezet: gevangen als ze zit tussen haar
vader en moeder, niet dom maar volhardend. Dit blijkt als ze oefent voor het
afzwemmen: ze blijft veel langer onder water dan nodig.
Dalia laat haar eigen keuzes maken, maar ze vlucht naar
Daniël en Tara die weer bij hun vader wonen. Ze is ook op de hand van haar
vader: in een snackbar zegt ze tegen een man die sneert over de
kraaktoestanden, die op de televisie worden uitgezonden, dat hij maar
achterleunt en niets doet.
Helaas zit er weinig ontwikkeling in de film, de vrijheid in
de woongroep wordt middels het grote bed met vrijende mensen uitgebreid in
beeld gebracht, maar het blijft erg schematisch.
Waarom hangt er zo’n amateuristische waas over deze Vlaamse
film zoals ook vaak in Nederlandse films? De mooie plaatjes uit de hoofdstad
kunnen het gebrek aan inhoud niet compenseren.
Het is tenenkrommend om beelden van de kraakbeweging terug
te zien en ik weet niet goed waarom. Ik had dat ook met de protesten in Der
Baader Meinhof Komplex die begint met rellen tijdens een bezoek van de sjah van Perzië. Het is heel wat anders dan om zoiets zelf mee te maken. Als
een filmer daarop terugkijkt wordt het al gauw sentimenteel, overdreven,
onecht, cliché. Misschien is het onmogelijk de emotie te vangen, misschien is
de emotie zelf te weinig waarachtig.
Dorothee Van Den Berghe (1969) maakte in 2002 haar eerste
lange speelfilm Meisje, met Muriel die van het platteland naar Brussel
gaat en daar als museumgids gaat werken en putte voor My queen Karo uit
eigen ervaring.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten