Een nieuwe vakbondsman.
Paul Rosenmöller vraagt voormalig predikant Smit, die
inmiddels een jaar voorzitter is van de CNV of het geen hopeloze tijd is om
voorzitter te zijn van een vakbond, maar Smit vindt het juist een spannende
tijd, ook al zijn er veel zorgen. Hij schreef met de twee andere
vakbondsvoorzitters een brief aan de minister-president, waarin ze waarschuwden
om niet te knagen aan de vakbondsrechten. Na één jaar is hij alleen maar meer
geïnteresseerd geraakt. Hij wil de krachten bundelen in deze tijd van
individualisering.
Rosenmöller vraagt hem of het niet vreemd is of iemand die
eerder geen lid was van de christelijke vakbeweging deze gaat leiden, maar Smit
vindt dat onzin. Het is de kracht van de buitenstaander om met open ogen te
kijken. Hij wil de huidige mores ter discussie stellen en de jeugd binnen
halen.
Hoe doet hij dat in een tijd waarin de jeugd zich steeds
minder graag bindt?
Volgens Smit moet de jongere zien wat een lidmaatschap hem
te bieden heeft. In een tijd van grotere mobiliteit op de arbeidsmarkt moet men
diensten aangeboden krijgen, zoals bijscholing, om verder te kunnen.
Rosenmöller wijst erop dat de jongeren het pensioenaccoord
bekritiseren. Smit vindt dat niet terecht. De solidariteit moet van twee kanten
komen. Hij meent dat 50 plussers oog hebben voor het belang van de jeugd en zal
er scherp op toezien dat de rekening niet bij één generatie wordt neergelegd.
Rosenmöller besluit het onderwerp met de opmerking dat we
zullen zien hoe het verder gaat met het pensioenaccoord en vraagt Smit naar de
belangrijkste thema’s voor de vakbeweging. Smit noemt de hervorming van de
arbeidsmarkt en spreek over het vertalen van verworven rechten.
Rosenmöller vreest dat oudere werknemers hem dit soort
uitspraken niet in dank zullen afnemen. Smit begint over investeren in
transitie, zoals in het Maasland model, waarin een werknemer bij ontslag op een
andere werkplek verder kan gaan. Op die manier worden de consequenties van het
ontslag minder zwaarwegend.
Rosenmöller merkt op dat de werknemer moet veranderen. Smit
beaamt dit, vooral gezien de toekomst.
Rosenmöller vraagt hem naar het effect van de verdeeldheid
binnen de FNV. Smit zegt dat de tweespalt niet goed is, dat er al langer een
richtingenstrijd gaande is in het FNV tussen actievoerders en anderen die
liever het gesprek aangaan, maar geeft toe dat de ledenwinst die het CNV boekt
hem niet slecht uitkomt.
Rosenmöller wil weten of hij zich gaat inzetten voor een
federatie tussen FNV en CNV, maar Smit laat niet het achterste van zijn tong
zien. Eenheid maakt macht, maar of die in één organisatie gebundeld moet worden
is de vraag.
Rosenmöller gaat in op de verhouding van het CNV met de
politiek. Smit zegt dat de politiek tekort schiet in de steun aan de onderkant
van de samenleving, die de rekening van de crisis betaalt en dat het CDA meer
het sociale gezicht moet tonen. Hij heeft ooit tegen de samenwerking met de PVV
gestemd, maar gaat niet zover als Veerman dat het CDA met deze coalitie moet
breken.
Rosenmöller vraagt of hij politieke ambities heeft. Smit
gaat de publieke zaak ter harte, maar meer wil hij daar niet over zeggen.
Kortom: Jaap Smit is nog geen Harm van der Meulen, die in de
jaren tachtig duidelijk zei waar het op stond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten