Knullige weergave van Haarlemse strijd tegen de Spanjaarden
De kritiek van schrijfster Tessa de Loo, die een roman
schreef op basis van het script van Kenau,
ging aan de film vooraf, maar dat het eindproduct zo onbeholpen zou zijn, had
ik niet verwacht. De gevechtsscènes
zijn knullig, spanning wordt opgewekt door chaotische beelden voor te schotelen,
de dialogen tussen de dochters van Kenau zijn soapachtig en verder zelden
overtuigend. Kenau is daarmee het
zoveelste voorbeeld van een mislukte historische Nederlandse speelfilm.
Regisseur Maarten Treurniet begint met een schets van het
leven op de werf waar Kenau Simonsdochter Hasselaer na de dood van haar man de
leiding heeft. Op de werf ligt een schip dat bedoeld is voor de scheepsman
Duyff, die een bedenkelijke rol in het verhaal speelt omdat hij met de
Spanjaarden heult en later in de stad onthoofd wordt. De rampspoed voltrekt
zich al meteen als een knecht van Kenau een mast van het nieuwe schip op zijn
hoofd krijgt en in het water valt waarna Kenau een reddingspoging onderneemt
die slaagt waarna ze door haar dochters Kathelijne en Gertruide stevig omarmd
wordt. Later wijst Kenau het geld van Duyff af omdat het van de Spanjaarden
afkomstig is. Ze zet de buidel neer voor het stadsbestuur waarmee zij het lot
van de scheepsman tekent.
De relatie tussen moeder en dochters is overigens niet even
innig. Gertruide aart naar haar overleden vader en probeert samen met Pieter de
zoon van Wigbold Ripperda, die de gezant is van Willem van Oranje, onrust te
zaaien onder de katholieken, onder andere door een beeld omver te werpen in de
Bavokerk. Op hun vlucht worden ze gepakt en naar een kasteel in de buurt van
Utrecht gebracht waar ze op de brandstapel belanden. Ripperda, Kenau en Kathelijne
komen nog net op tijd om hun kinderen in leven te zien, maar kunnen niet
voorkomen dat ze aan het vuur ten prooi raken. Kathelijne heeft de
tegenwoordigheid van geest om haar zus dood te schieten en zo een vreselijk
einde te besparen. Dat komt haar wel op de woede van haar moeder te staan, die
pas op het eind van de film wijkt, als ze kritiek krijgt van andere vrouwen op
haar hardvochtige houding over haar dochter, onder andere op haar verhouding
met een Vlaamse huurling.
De relatie met Ripperda voltrekt zich evenmin gemakkelijk.
De vader van Pieter wil eerst weinig van de hulp van Kenau weten, maar als die
een leger van witte vrouwen tot haar beschikking heeft gekregen en hij verder
een gebrek heeft aan soldaten omdat het leger van de prins inmiddels naar
Alkmaar getrokken is, aanvaardt hij haar inbreng. Kenau kan dan al niet meer
voorkomen dat de Spanjaarden de stad binnenvallen, maar Ripperda wijst haar
erop dat ze er wel voor gezorgd hebben dat men in Alkmaar de wallen heeft
kunnen inrichten voor de verdediging en dat ze het Spaanse leger door in de
winter tussen 1572 en 1573 een half jaar stand te houden, hebben verzwakt.
Monic Hendrickx speelt de hoofdrol maar overtuigt niet
geheel. Ze mist in haar optreden het volkse dat men verwacht bij de weduwe van
de eigenaar van de scheepswerf. een van de aardigste scènes speelt zich af op
het ijs waar de Spanjaarden met rook in een hinderlaag gelokt worden waarna
Kenau en haar vrouwen het voedsel bemachtigen dat de Spanjaarden met zich mee
voerden. Die scène is echter niet genoeg om de film tot een geloofwaardige
historische productie te maken. Dat genre kunnen we beter aan de Engelsen
overlaten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten