Een lange zit met te weinig humor en teveel nadruk.
Het is altijd moeilijk iets te recenseren wat je niet geslaagd vindt. In mijn geval geldt dat al voor literatuur, maar nog sterker voor theaterstukken, omdat ik daar minder ervaring mee heb en minder vergelijkingsmateriaal. Ik ken weinig andere stukken van het Ro Theater, noch de regisseuse Alize Zandwijk en was vooral geïnteresseerd in de tekst van de Duitse Dea Lohrer, van wie al veel toneelstukken zijn opgevoerd.
Het toneelbeeld oogt fraai, volgestouwd met verhuisdozen en daartussen een bed waarop een man ligt te slapen en naast hem een douchecabine met een wit douchegordijn ervoor.
Als het licht uit gaat, vertelt de man op het bed over zijn tegenzin om op te staan en komen er allerlei personen uit de dozen. Het doet denken aan Eindspel van Beckett, maar het gaat tergend langzaam, zoals men in amateurtoneel wel eens ziet gebeuren. In het oog springen een verpleegster-achtige vrouw die een oude man behoedzaam naar voren begeleidt en hem naar een grote doos brengt. Haar naam is Linda Tomason en zij vertelt ons dat zij een wolf heeft gezien en naar huis is gegaan en dat mee te delen aan haar denkbeeldige man en kind.
Vervolgens staat Monika op, een cheffin van een supermarkt. Ze praat opgewonden tegen haar man over de mogelijkheid dat zij door haar baas wordt uitgezonden naar Nederland, maar dat ze eerst de taal moet beheersen. De man die Linda eerder in de doos heeft gezet blijkt haar vader te zijn die in een bejaardentehuis woont, grauwe staar heeft en erg opstandig is. Hij houdt ook de kartonnen bordjes in de hoogte met daarop woorden die op een ironische manier de bedoeling van de scènes moeten duidelijk maken, zoals ‘droom’, ‘ontwaken’, ‘vakantie’.
Ik vond het heel mooi dat de deels Vlaamse acteurs tijdens hun dialogen of monologen beschrijvingen gaven van hun gemoedstoestand en hun handelingen en daarmee over zichzelf spraken. Daardoor steeg het spel boven het gewone niveau uit. Dat gold ook wel voor simultane acties van medespelers die de actie die op dat moment plaats vond, benadrukten en versterkten, bijvoorbeeld toen Monika flauw viel.
Het was een groot gezelschap van twaalf personen dat hun verhaal kwijt moest, zoals een echtpaar waarvan de vrouw, Mira Halve, een abortus wilde omdat ze haar echte vader nooit had gekend en het oudere echtpaar Schmitt dat op zoek was naar een wolf die hen in hun rustige bestaan bedreigde en waarvan de man de vader van Mira bleek te zijn. Er waren er nog veel meer personen, maar zij hadden gemeen dat zij allen niet zelfstandig in het leven stonden, dat zij het leven aan zich voorbij lieten gaan, dat ze dieven waren, of zoals in de flyer staat:
‘Denkt u dat er veel van mijn soort zijn. Mensen die leven alsof ze niet leefden. Die zich door hun eigen leven heen stelen, voorzichtig en schuw, alsof niets daarvan hen toekomt, alsof ze geen recht hadden zich erin te bevinden. Alsof we dieven waren.’
Misschien was het probleem, dat het over te veel schijven ging en dat het allemaal lang duurde voordat iedereen zijn of haar punt duidelijk had gemaakt. Dat werd ook in de hand gewerkt door het moeizaam vooruit ploeteren dat men steeds deed over die al dozen, al zal dat een allegorie zijn van het stoperige leven. De man die op bed lag en daar toch later van opstond, was de broer van Linda, die er tenslotte niet meer tegen kon en uit het raam sprong. Het was alsof de toeschouwer met een lange zit moest worden doordrongen van de compromisloze bedoeling van deze zwarte komedie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten