Afgelopen woensdagavond zei Joost de Vries, literatuurcriticus van de Groene Amsterdammer, tijdens een bijeenkomst van SLAA dat een recensie soms beter is dan het boek. Hij doelde op de kritieken van de Amerikaanse criticus James Wood, maar ik vreesde dat hetzelfde zou opgaan voor de inleiding van Dirk van Weelden op de novelle van Sillitoe. De geestkracht waarmee Van Weelden deze uitgave uit de serie Sportklassieken aanbeveelt, kan alleen opgaan voor het beste in de soort.
Toch doet het verhaal over de zeventienjarige bajesklant én hardloper Colin Smith daar weinig voor onder. In drie deeltjes beschrijft Sillitoe wat Van Weelden al in grote lijnen bekend maakte. Colin bereidt in de jeugdgevangenis een plan voor om de directeur een loer te draaien.
‘Toegegeven, we zijn allebei gehaaid, maar ik ben gehaaider en uiteindelijk zal ik winnen, al ga ik op mijn tweeëntachtigste dood in de lik, want ik zal meer lol en meer opwinding uit mijn leven halen dan hij ooit zal krijgen.’
Hij vertelt in deel twee met veel gevoel voor detail over de reden waarom hij in het gevang zit en tenslotte lezen we in deel drie over de hardloopwedstrijd, die Colin expres verliest, hoewel hij veel sneller is dan de anderen.
Op de vraag waarom hij zijn voorsprong uit handen geeft is het hele verhaal een antwoord, niet alleen door wat Colin de lezer vertelt, maar net zo goed door hoe Sillitoe hem dat laat vertellen, zegt Van Weelden.
Sillitoe, geboren in 1928 in een straatarm arbeidersgezin in Nottingham, was volgens Van Weelden geen politiek activist, maar een schrijver die zo eerlijk mogelijk moest vertellen over het leven en de wereld zoals hij die kende en zag. Hij stuurde zijn verhalen en gedichten naar uitgevers maar kreeg tot dan altijd nul op zijn rekest. Wat Colin zegt over hardlopen, zegt Sillitoe over schrijven.
‘Maar Colin Smith is niet Alan Sillitoe,’ zegt Van Weelden. ‘Het allermooiste aan dit verhaal schuilt hem in het verschil tussen Colin Smith en Alan Sillitoe. Of preciezer gezegd, in de manier waarop Alan Sillitoe in staat is ons Colin Smith te geven. Wat we lezen is niet de stem van een wanhopige jongeman die schrijver wil worden, maar de stem van iemand die half zo oud is, een volksjongen met een grote mond.’
De rauwe toon en de ongepolijste taal in dit zeer toegankelijke verhaal doet denken aan Celine. Colin is bevriend met Mike omdat hijzelf ook nooit zoveel zegt. Samen gaan ze er op een koude avond op uit om een kraak te zetten. ‘Dus we floten een deuntje om warm te blijven en ik zei bij mezelf dat ik aan een jas moest zien te komen, en snel ook.’
Het is wij tegen zij. Van Weelden spreekt over outlaws tegenover gezagsgetrouwen ofwel inlaws, maar je kunt ook zeggen: het is de arbeidersklasse versus de middleclass met waarden als kameraadschap versus individueel geluk. Zo is er volgens Van Weelden ook verschil van opvatting over honesty.
‘Voor de directeur is het een leven zonder overvallen, drank en geweld, het leven van een respectabel burger, voor Smith is het op de eerste plaats oprechtheid. Wie eerlijk is, leeft zonder bedrog, schijnheiligheid of excuses. (…) De honesty die Smith bedoelt, draait om eigenwaarde en moed, en wie daarvoor opkomt doet dat ongeacht de gevolgen.’
‘Volgens mij is mijn soort eerlijkheid de enige die ertoe doet en dat vindt hij ook van de zijne,’ zegt Colin daar zelf over.
Aan het eind stopt hij een stuk boomschors in zijn mond en begint te huilen over de dood van zijn vader en het bedrog van zijn moeder, maar ook over de lef van zijn vader die tijdens zijn voortschrijdende kanker de raad van de doktoren in de wind sloeg en vooral ook van vreugde over wat hij tijdens de wedstrijd heeft gedaan.
Ook Sillitoe was tevreden over zijn geschrift. Van Weelden noemt het een monument voor een vrijheidsstrijd en zegt daarmee geen woord te veel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten