Sommige schrijvers vragen geduld, sommige boeken hebben hun tijd nodig. Van Charlotte Mutsaers' romandebuut De markiezin stond al geruime tijd een paperback en een gebonden uitgave in mijn boekenkast, dus die vroeg duidelijk om aandacht. Het was Cyrille Offermans die mij in zijn essaybundel Schipbreuk (2008) op het spoor zette om deze prozaminiaturen te gaan lezen. Offermans gaat in het essay Kunst voor iedereen? in op de dienstbaarheid waaruit de literatuur zich heeft ontworsteld en beschouwt het verhaaltje Hoe dan ook als een goed voorbeeld van l’art pour art. Het gaat daarin om een meisje dat een huisje tekent in haar beijsde slaapkamerraam. Het maakt haar niet uit of die blijft staan of verdwijnt. Het zegt iets over de innerlijke noodzaak van de kunstenaar, die geen andere bedoeling nastreeft dan zich te uiten.
De markiezin bestaat uit korte stukjes die met elkaar te maken lijken te hebben en die verleiden om naar verbanden op zoek te gaan. De opening, Tout va très bien, Madame la Marquise, begint met een kort telefoongesprek in het Frans tussen een markiezin die op reis en aan een knecht vraagt of alles goed is thuis, waarop de knecht zegt dat de grijze merrie dood is maar dat verder alles goed is. Enig nazoekwerk levert een gelijknamig Frans lied op van Ray Ventura, waarin de knecht steeds meer verschrikkingen meldt maar er steeds bezwerend achteraan zegt dat er verder niets aan de hand is. Na deze strofe uit het lied volgt een cursief gezette tekst met als titel Skatsjok, hetgeen een term uit de Russische volksmuziek is en een onverwachte en grillige sprong van majeur naar mineur betekent. De toon is daarmee gezet. We kunnen weten wat ons te wachten staat. De schrijfster waarschuwt aan het begin van het stukje: ‘Beetje bij beetje bouw je een leven op, maar het blijft doen alsof, want diep onder de grond spant alles samen om het zo vlug mogelijk weer op te blazen.’
De verhalen gaat deels over een meisje dat opgroeit met een pappa en de moeder, hetgeen al heel veel zegt over de onderlinge verhoudingen. De dochter hangt naar haar vader en vindt het erg dat hij opstapt als de soep wordt opgediend en zij juicht dat er verminellicelli in zit. De ouders maken vaak ruzie, bijvoorbeeld als pappa voorleest over een arm paardje en de moeder juist de berijder zielig vindt. Het drietal gaat samen met de trein naar familie in Antwerpen als opa dood is en later reist de dochter ook alleen naar tante Jeske. Als ze wat ouder is choqueert ze een krantenjongen met haar lach en wordt ze bevoelt door een man terwijl ze zich druk maakt over de nood van schapen in een naburig weiland.
Pappa is een excentrieke man die de watersnood fantastisch vindt en voor zijn verjaardag zelf cadeautjes heeft gekocht waaruit zijn dochter en vrouw iets mogen kiezen om aan hem te geven. Na zijn afscheid van de tuin gaat hij langzaam zelf dood. Over de moeder wordt minder gezegd. De dochter gaat met haar naar het consultatiebureau om zich te laten doorlichten en verbaast over de grote spenen van haar moeder.
Een ander deel van de verhalen gaat over een eigenzinnige, wat hulpeloze vrouw die vooral in haar huis bezig is, zoals met het opzuigen van spinnen. Ze houdt van dieren, maakt prachtig vormgegeven taartjes op haar verjaardag, die helaas door anderen ongezien worden weggewerkt en ze schildert, maar dan weer niet naar het model dat voor haar staat. Soms krijgt ze mannen op haar dak, maar dat blijken liaisons dangereuses. De Mata Hari verdient volgens haar eerder een monument dan de onbekende soldaat. Heel vaak telefoneert ze met een vriendin die ze engel noemt. In een van de eerste miniaturen December remember krijgt de vrouw bezoek van die vriendin die weer snel vertrekt maar bij het afscheid nog zegt dat de telefoon geduldig is. Er is sprake van een zeker ongeduld van de vrouw om de vriendin weer te zien. ‘Of moet ik je soms met een taxi laten halen?’ roept ze nadat ze de bollen van immortellen in de grond heeft gestopt. De tijd dringt, de familie gaat dood.
De conclusies zijn vaak verrassend en maken de tekstjes af, zoals slagroom op een taartje. In een van de stukjes vraagt de vrouw zich af wat ze zou doen als de hond geld zou poepen: als ze tenslotte na veel plannenmakerij toch liever thuis blijft stelt ze spijtig vast dat ze dat de hond toch niet kan aandoen. ‘Doe het voor mij,’ zegt iemand in een ander stukje, als haar vader dood is gegaan en de vrouw zich afvraagt of het nog de moeite loont iets van vroeger op te roepen.
Tenslotte is het jaar bijna om en vertrekt ze naar haar engel. Ze zegt tegen haar dat de ellende door de wereld komt, die niet meer van haar maat is, maar het is zeer de vraag of de engel het weerzien overleeft.
Mutsaers kijkt anders naar de wereld, dwars door het gewone heen, zoals tijdens een absurd gesprek over linzen alsof het beestjes zijn. Ze volgt een soort kreeften gang waarbij het verhaal steeds een andere kant uitgaat dan je als lezer verwacht. Het doet denken aan Alice in wonderland, maar dan krachtiger, sprankelender. Het mooie van De markiezin is dat het op geen enkele manier gedateerd is. Het is springlevend met een enorme rijke fantasie zoals over de messen van Herder uit Solingen, waarover pappa een hele uitleg geeft die met een schapenoverschot te maken heeft. Wellicht dat de dochter zijn vertelkunst later overnam en daardoor overleefde. Mij zet De markiezin aan om meer te lezen van Charlotte Mutsaers, al was het maar om antwoorden te krijgen op alle vragen die nog in mijn hoofd leven.
aangepast 20 juli 2011 om 9:24 uur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten