Een onvervalste queeste naar een erfgename.
Bernlef heeft al veel romans op zijn naam staan waarin hij een actueel psychologisch thema bij de kop neemt. Het bekendste boek is Hersenschimmen over dementie. De een zijn dood gaat over seksueel misbruik door een man van twee verschillende vrouwen. In een van de gevallen is sprake van incest. Helaas brengt Bernlef de daarmee samenhangende identiteitsproblemen niet zo gedetailleerd in kaart te als hij deed met de verwarde man van Hersenschimmen. Een van de vrouwen, Sofie, heeft het personage Katrien bedacht om haar problemen de baas te blijven.
‘Toen ik haar eenmaal benoemd had werd ze steeds werkelijker, een hartsvriendin die zich door mijn vader liet misbruiken, zodat ik erbuiten kon blijven, niets te maken had met die hijgende man, niets voelde van wat hij daar tussen de benen van Katrien deed.’
Het kan zijn dat het zich verplaatsen in een vrouw verder van de schrijver afstaat. In ieder geval levert hij een sympathieke maar oppervlakkige roman af, waarin reizen en, zoals gewoonlijk, waarnemen weer een belangrijke rol inneemt.
Allereerst gebeurt dit door ex-rechercheur Wim Terlinde, die na zijn pensioneren samen met collega Henk een bedrijfje is begonnen om erfgenamen van een overledene op te sporen om te voorkomen dat het geld van een testament bij de belastingdienst terechtkomt. Met zijn grote handen en uitpuilende ogen zag ik meteen Bernlef voor me. De zaak waar hij mee te maken krijgt is die van de alleenstaande drukker Roderick Vos, die twee ton achterlaat. Over zijn persoon is weinig bekend en dus voer voor een vroegere medewerker van de opsporingsdienst. Wim haalt boeken uit diens kast waaronder De rode droom, een boek dat door Bernlef zelf is geschreven. In het bevolkingsregister in Amsterdam komt hij te weten dat de man aldaar in augustus 1941 geboren is.
Wim gaat op zoek naar oomzegger en kunstenares Francien, de dochter van diens broer en hoort van een studievriendin van de kunstacademie, dat ze tegenwoordig in Zweden woont. Daar aangekomen blijkt dat Francien inmiddels naar Schotland is verhuisd. Ze woont daar op een eiland samen met een kunstenaar in een kraakpand en daar spelen zich de belangrijkste gebeurtenissen af.
Het is verrassend dat Bernlef het perspectief viermaal bij een andere persoon legt. Na Wim Terlinde is dit alleenstaande onderwijzeres Sofie de Winter, die een boek over haar misbruik heeft laten drukken door Roderick. Door het schrijven heeft ze kunnen afrekenen met het personage Katrien, maar ze kreeg er een ander probleem bij, omdat Roderick die haar lastig viel. Op de derde plaats krijgen we een vervolg van het verhaal opgedist vanuit het getroebleerde hoofd van Francien en tenslotte krijgt de Schotse politieman Dave Goff het laatste woord.
Bernlef schrijft weer met treffende details, maar ditmaal op een wat ouderwetse manier.
Hij neemt wel erg veel tijd om Wim ergens te laten aankomen. Het ontbreekt aan het raffinement zoals bijvoorbeeld in De laatste ronde van Graham Swift, waarin men een vriend gaat begraven en ieder een zijn verhouding met de dode prijsgeeft. Misschien calculeert Bernlef enige oppervlakkigheid in door tussen haakjes te melden dat Wim afkomstig van een weinig roemrucht geslacht en dat we weinig opzienbarende gedachten van hen hoeven te verwachten. De oud politieman rouwt, zij het mindere mate, nog over de dood van zijn vrouw die vier jaar dood is. ‘Het holle gevoel van wanhoop sleet langzaam weg tot een zeurend besef van gemis.’
Ik vond het moeilijk om de stem van Francien te onderscheiden na die van Sofie, maar misschien heeft dat ook te maken met het feit dat Bernlef moeilijker in de gedachtewereld van vrouwen kruipt. Dit gezegd hebbende blijft toch de indruk hangen van een aardig, lichtvoetig werk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten