Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



zondag 30 januari 2011

Recensie : Nevel, Miguel de Unamuno (2010)

De mens, een ziek dier.

In het voorwoord van Victor Goti lezen we dat de auteur erop stond dat hij het voorwoord zou schrijven omdat in Nevel de treurige geschiedenis wordt verteld van zijn vriend Augusto Perez en diens raadselachtige dood.
Victor noteert het volgende over de humor en de pornografie in het boek: lachen doet men niet met de bedoeling om de spijsvertering te verbeteren maar om uit te braken wat men binnen heeft gekregen ‘want een mens begrijpt de zin van het leven en van het heelal beter met een maag waar geen lekkers en buitensporige spijzen in zitten.’ De pornografische passages zijn eveneens niet bedoeld om de lusten van het vlees te behagen maar om de fantasie aan te zetten tot andere overdenkingen zoals over schijn en wezen, lichaam en geest.

Nu valt het wel mee met dat lachen en die pornografie, maar daarbij dient te worden bedacht dat Nevel  geschreven werd in 1907 (en pas zeven jaar later gepubliceerd).

Victor, die zelf als vriend van Augusto in het verhaal opduikt, trekt de versie van de dood van zijn vriend in twijfel maar wil daarover niet bekvechten met de auteur. In een Na-voorwoord maakt de schrijver zich boos over de aanmatigende wijze waarop Victor zijn ideeën uit. Deze onenigheid zet meteen al de toon.

In het Nawoord van de vertaler lezen we dat deze inleidingen bedoeld zijn om te voorkomen dat men zou denken met een simpele tragikomedie te doen te hebben over de verstrooide heer Augusto Perez die de jonge pianiste Eugenia achterna loopt en erover fantaseert dat zij hem haar liefde zal verklaren. De verzorgers van het meisje, de tante en de oom - een prachtige rol van een mystieke anarchist en Esperantist - zien wel iets in een verbintenis, temeer omdat de huidige verloofde Mauricio ook geen licht is. Helaas moet Eugenia weinig van Augusto weten. De laatste neemt een hondje in huis tegen wie hij zijn hart kan uitstorten. Door de beroering krijgt hij steeds meer interesse in vrouwen, zoals in Rosario die zijn was doet. Tegen haar zegt hij dat Eugenia hem blind heeft gemaakt terwijl ze hem het gezichtsvermogen gaf. De personages draaien als in een rondedans steeds dichter en verstikkender om elkaar heen. Victor, die met Augusto schaakt, raadt hem aan te trouwen. Augusto doet vervolgens een experiment om te zien of de vrouw een ziel heeft.

Het lijkt eerst een bordkartonnen klucht, maar dat is ook de bedoeling van de schrijver. Het gaat om een ideeënroman, waarin Augusto eerst verstrooid door het leven zweeft maar vervolgens in een steeds ernstiger spel met de werkelijkheid wordt getrokken.
‘Het leven is een nevelvlek.’ Schijn en werkelijkheid zijn moeilijk uit elkaar te houden, zoals ook de Italiaanse toneelschrijver Pirandello iets later in de tijd aankaartte in Zes personages op zoek naar een auteur. De verwarring die aan het eind ontstaat moet de lezer aan het denken zetten over zichzelf en de echtheid van zijn bestaan.

In de Grafrede bij wijze van nawoord draaft de hond van Augusto op. Hij acht de mens een ziek dier, dat praat, zich kleedt en zijn doden opbergt maar nooit in het moment leeft en steeds aan iets anders denkt.

Deze nevelle, zoals Victor dit werk in de inleiding noemt, is geschreven in eenvoudige, heldere taal. Wat honderd jaar geleden ongetwijfeld een mijlpaal in de literatuurgeschiedenis was, is nog steeds, behalve als relikwie, een zeer vermakelijk werk.

zaterdag 29 januari 2011

Whisky, Rebella and Stoll, Uruguay 2004


The silent burden of the owner of a socks factory.

In this wonderful slow movie there are a lot of repetitions, like the opening ritual of the old factory in Montevideo every morning by Jacobo the owner. He says Bon dia to his help, a woman named Marta who makes tea and coffee for him and controls the bags of the other female workers when they leave the factory late in the afternoon.
Jacobo’s mother died one year ago and now the stone is going to be placed on her grave. Brother Herman who lives in Brasil, has not been to the funeral but comes this time.
Jacobo askes Marta to be his wife for a few days when Herman is in his house. He shows her his appartment with oxygen bottles still in a bedroom, from which, even when it is not said, we know that his mother used them. 
Herman has a succesful socks factory in Brasil and shows new colourful socks when he arrives. The brothers don’t communicate very much, there is a lot of silence. It is remarkable that we don’t see the scene at the grave. Herman shows pictures from this daughters, two good looking young ladies and invites Jacobo and Marta to a resort at the coast where their family used to go to when they were children. Jacobo doesn’t like the idea but Marta says yes. He doesn’t like the doublebed in their hotelroom but says nothing and sleeps on the couch. Herman offers him money to renew his factory because Jacobo took care of their mother. Jacobo at first doesn’t want to accept the money but then visites the casino where he wins even more money. In the meanwhile Marta and Herman have a good and probably intimate time together.
When they are back home again Jacobo gives the money to Marta. When he opens the factory the next day she doesn’t show up.

Just as between the brothers, Jacobo and Marta, don't say a lot, but at the same time much is happening between them all. The persons don‘t really seem to play a role but act very naturally. The title has to do with two photographes, one taken of Jacobo and Marta and put in a list to show that they are married, the anotherone of the three of them. In both cases the photographer asks them to say the word whisky to make it look like if as they are very happy.

Juan Pablo Rebella and Pablo Stoll were both born in 1974 and studied communicational sciences. They also made 25 Watts, a movie inspired by Stranger than paradise by Jim Jarmusch. They won in 2001 a Tiger award and the Moviezone Award on the international film festival Rotterdam IFFR) that at the moment is held for the 40th year. It is a pity that Rebella ended his life in 2006. I would have liked to see more movies from these companions.   

vrijdag 28 januari 2011

Een oud geluid, Remco Campert


 Melancholie van begin tot eind

Ik waag me niet zo gauw aan poëzie. Ik herinner me een cursus van Martin Reints waarin ik de beelden moeilijk kon begrijpen. Mijn geest vloog in een verkeerde richting. Mijn hersenen leken er niet voor gemaakt. Mijn kronkels liepen een andere kant uit. Ik was meer een liefhebber van de prozaïsche poëzie van Handke en Reints. Maar niets is wat het was. Met veel plezier las ik de nieuwe gedichtenbundel die Remco Campert speciaal voor de gedichtendag 2011 schreef. Campert is ook geen Hans Faverey. Zijn gedichten zijn niet dichtgetimmerd, niet zo hermetisch. Laat ik een poging wagen de tien gedichten te verstaan.

Melancholie spreekt uit het eerste gedicht Maquette. In het eerste deel gaat het om een moderne idylle, een bedachte toestand met nieuwbouwwijken, die in het tweede deel wel moet worden verstoord. ‘Altijd schijnt stralend de zon’ staat tegenover ‘maar deze eeuw valt niet meer te bedenken’. Het eind, waarin gezegd wordt dat we elkaar zullen begroeten met de beleefdheid van Amerikanen, verraadt pessimisme over de toekomst.

In het restaurant lijkt een anekdote over een schrijver die een vrouwelijke collega observeert tussen de gangen door. Opeens is ze weg, maar wie was ze, die ‘jonge vrouw met gouden hoofddoek, vreemde zwarte zwaan zelden waargenomen in de bijt van dit restaurant’?
Het allitereert mooi en ‘bijt’ in verhouding tot ‘restaurant’ klinkt fraai, maar verder kom ik er niet uit.

Het titelgedicht begint met ‘Het is weer het oude geluid’ dat klinkt als ‘Het is weer het oude liedje’ waarin de schrijver zichzelf toespreekt om de verveling te doorbreken. De tijd dringt. Er is nog zoveel waar te nemen: zelfs het schraalste bamboefluitje van het armoedigste vuilnisbeltkind maakt nog muziek. Een mooie manier om duidelijk te maken dat er nog veel werk aan de winkel is.  

Poëzie gaat over de oorlog die maar voortduurt en nooit ophoudt. Alleen poëzie houdt daar tegen stand. De gierende tanks geven de oorlogstoestand mooi weer. Foto na de aanslag past daar wel bij en is een cynisch commentaar op een kunstwerk, gebaseerd op een aanslag zoals die op de markt in Serajewo werd gepleegd.

Gemompel bestaat uit drie delen en was voor mij het meest cryptische gedicht. Het eerste deel ‘Water in de sloot: een nationale gebeurtenis’ zou te maken kunnen hebben met de droogte van de afgelopen zomers toen de sloten droog stonden, maar verder waag ik met er niet aan.

Voorwaarde is meer verhalend over iemand die alleen weg mag gaan als hij iets mee terug brengt en eindigt verrassend ‘zomaar lopen dag sterren dag aarde dag adem dag stilte voorgoed’ verwijzend naar het einde. Ook in Forgotten field heerst een tegenstelling tussen een man in een café waarover men zich geen zorgen hoeft te maken en het einde; het pendelt tussen boerenkool met worst in zijn boodschappentas en de plek ‘waar ik ooit heen zal gaan.’  

Alleen nog dit deed denken aan de act van Toon Hermans voor Jack Bemelmans. In dit gedicht wordt geen duif opgevoerd maar een liefde die verlaten werd maar nooit weggedaan, of zoals het in dit gedicht heet: weggaan deed ik nooit bij haar.

Tenslotte worden we uitgeluid met een melancholisch zeemansliedje, dat de sfeer van de bundel goed weergeeft.

De weemoed over het (voorbije) leven, altijd goed om nog vaak te herlezen. Of te beluisteren met die speciale stem van de auteur zelf: http://www.gedichtendag.com/2011/eenoudgeluid/

donderdag 27 januari 2011

Review: Kindness, a letter from Tibet, Clémentine Ederveen (movie 2009)


How to sustain a situation of oppression?

Tibet is never out of our mind. It keeps on reminding the world that their culture of peace exist. Before the Olympic games in China in 2008 the occupation of Tibet was a hot issue. The Olypic flame was going through the cities of the world and - like in the streets of San Francisco - there was this wave of protest. The revolt of the monks in Tibet was at the same time killed brutally.

Clémentine Ederveen introduces the movie in artsociety Nieuwe Teisterbant in Haarlem, after we saw a vivid Wijnand Stomp in Mr. Anansi goes USA. She says her Lotus-movie is something completely different. To bring us in the mood she tells us about the idea. She was in Dharamsala India, where a community of Tibetians lives in exile after the occupation by China, 50 years ago. After a silent march to the temple of the Dalai Lamai, the group saw a movie of a shooting by the Chinese police, in which a 17-year old woman died. Clementine was struck by the idea that their desire is our desire and their hope is our hope. How long will they be able to bear this situation of oppression? She made contact with Tsering Jampa, the central person in this movie and started spontaniously to follow her with her camera. This is her contribution to their struggle of freedom.

In the beginning of this movie we see Tsering sitting along the side of a quiet Dutch lake, writing a letter about the situation in Tibet, but soon we go back to the early 1960’s in Tibet. She was a cute little four year old girl, playing with a ladybird, when suddenly she stands eye in eye with a brutal Chinese soldier. Soon her family leaves for India and we see them going through the Himalaya mountains. Her mother tells her about Chenrezig, the first incarnation of the Dalai Lama and she hears her father praying the Lojong, a mind training in the Tibetan Buddhist tradition. The young girl and her sister start to practise the aforisms.  

The black and white fragments of the youth of Tsering are alternated by pictures of her actual work as director of the International Campaign for Tibet in Europe. The most moving part is the demonstration before the Chinese ambassy in The Hague, in which frustation and powerless is very clear.

During the Q & A a man says the movie was too sweet for him. He rather wanted to hear the young man in the demonstration. Why didn’t Clementine ask him about his opinion? Clementine answers that was not what she wanted to show. She agrees about different opinions between the generations, but she wanted to show the powerlessness and she succeeded very well, I think.

The Dalai Lama is also helpless, he says in a interview in the movie. He doesn’t know either what the future will bring. Clémentine feels that a change is coming. Kristofer Schipper said the same thing in a former article on this blog. He thinks that the Chinese will allow more freedom, but still the situation is very bad, especially in Tibet itself. 

Another person says that there can be another reason for not asking the young man about his opinion. The Chinese oppress every dissident voice in Tibet and families who live there are being punished for the opinions of Tibetans in Holland. 

Although the idea of this movie was sympathetic and the studying of the Lojong by Tsering and her sister lovely, the pictures of her youth were also a little too sweet for me. I was more moved by the documentary The Dalai Lama: 50 years after the fall, which was broadcasted in March 2009. In this documentary by the same makers of Dreaming Lhasa (2005) the political situation was explained very well.

On the other hand I think Clémentine succeeded very well in an other way: in spreading this culture of peace in our minds. That may in the long run be more effective then the brutal actions of the people from the Kaukasus against Russia. 

woensdag 26 januari 2011

WikiLeaks forever


 De nieuwe Pinokkio is doorzichtig.

Anders dan het wat matte artikel dat Rob Wijnberg van nrc.next van diezelfde dag deed vermoeden, was de Tegenlicht-uitzending van 24 januari j.l. over de voors en tegens van een maatschappij zonder geheimen, zeer boeiend. Zijn de openbaringen van WikiLeaks een hype, hebben we te maken met een incident of staan we aan een begin van een nieuw tijdperk? Een interessante vraag in het kader van dit blog, dat speurt naar maatschappelijke vernieuwing in het tweede decennium van deze eeuw. De meningen van de drie kenners verschilden nogal en daarom wendde Wijnberg zich af en toe tot zijn eigen redactie.

Afgewisseld met beelden uit The Matrix waarin een hacker de mensheid wakker schudt, vertelde Rop Gonggrijp eerst dat internet de informatie-uitwisseling heeft verbeterd vergeleken bij de piratenpartij en de obscure alternatieve blaadjes uit de jaren tachtig. WikiLeaks is, anders dan Jeroen Wollaerts in een NOS chat op 19 december j.l. stelde, geen doorgeefluik maar een journalistiek project. De overheid is hier in het nadeel vanwege de snelheid van informatiedoorgifte. In het krachtenspel tussen overheid en burger zal in de toekomst de vraag beantwoord worden waar het nieuwe evenwicht komt te liggen.

De eerste persoon die Wijnberg opzocht was de Amerikaan Kevin Kelly, een visionair van de digitale cultuur die zojuist een boek heeft geschreven onder de titel ‘What Technology Wants’. De technologie wil volgens hem mensen steeds meer mogelijkheden bieden. Internet is een planetair communicatiesysteem, dat ons allen met elkaar verbindt. De fundamentele transformerende kracht van dit medium is te vergelijken met de uitvinding van het vuur en de taal. De mensheid krijgt een diepere identiteit, waarbij de rol tot onszelf en de ander verandert. Kelly ziet WikiLeaks als een ongecontroleerde bron van informatie die zowel goed als slecht kan uitpakken. Goed als tegenkracht tegen geheimhouding, slecht als vertrouwelijkheid wordt geschonden.

De Britse schrijver en psychiater Theodore Dalrymphe, wiens boek Profeten en charlatans door Marc Reugebrink al eens kritisch onder de loep werd genomen, stelt daartegenover dat WikiLeaks net als een totalitair regime de mensen aanzet alleen te schrijven wat men van hen verwacht. De onmogelijkheid van geheimhouding werkt oneerlijkheid in de hand. In het huidige leven zijn relaties heel verschillend. Men kan niet tegen iedereen hetzelfde zeggen. Ook het onderscheid tussen privé en openbaar is betrekkelijk. Het benoemde gezag wordt getoetst, maar moet wel iets uit te voeren hebben. WikiLeaks werpt zich zonder daarop aangesproken te kunnen worden op als morele scheidsrechter.

De redactie van nrc.next vindt dit te ver gaan. Om te voorkomen dat Assange te veel macht krijgt bepleit NRC-hoofdredacteur Vandermeersch dat er meer initiatieven als WikiLeaks moeten komen.

De Belgische mediasocioloog Derrick de Kerckhove is aanhanger van Marshall McLuhan, die eerder deze digitale revolutie voorspelde. Hij vindt WikiLeaks geen moralistische maar eerder een satirische club, op zoek naar betrouwbaarder informatie dan de overheid geeft. Dit alternatieve medium verzet zich net als de tegencultuur in de jaren zestig tegen het establishment, niet tegen de regering van Obama.
Vertrouwen is belangrijk op internet. WikiLeaks vormt een krachtig medium op weg naar nieuwe verhoudingen waarin privacy plaats maakt voor non-privacy, hetgeen alleen zorgelijk is vanuit de privépersoon gedacht. Net als de tribale mens zoekt de moderne mens groepsprivacy. We worden transparant. We zijn de nieuwe Pinokkio.

Kelly meent in overeenkomstige termen dat de clan van vroeger plaats maakt voor een planetaire cultuur en dat meer openbaarheid leidt tot een herdefinitie van het begrip privacy. Die was wellicht een tijdelijke stap in de ontwikkeling van de mensheid en kunnen we achter ons laten. Transparantie is nodig om als individu gezien te worden, zoals we allen willen. In een wereld van privacy is geen symmetrie mogelijk omdat de een meer kennis bezit dan de ander. In een transparante wereld heeft iedereen dezelfde kennis.

Dalrymple denkt dat alleen een oppervlakkig persoon transparantie voorstaat en vreest dat echte informatie in de lawine van WikiLeaks ondergesneeuwd raakt, zoals ook gebeurt in het ziekenhuis waarin hij werkzaam is. NRC redacteur Joost Oranje heeft eveneens oog voor het gevaar dat de grote hoeveelheid informatie moeilijk te filteren is.

Over de relevantie van de informatie zegt Kelly dat zoiets altijd onzeker is. Hij spreekt grappig over de vraag who decides who decides die nooit een einde kent en altijd onderwerp van discussie zal blijven. Geheimhouding geeft macht. Het monopolie op kennis brokkelt af. We gaan van een op ownerschip gebaseerde naar een acces maatschappij. Sharing is tegengesteld aan het bewaren van secrets.

Zijn conclusie dat vrijheid in de maak is wordt niet meteen omarmd door Wijnberg, die vindt dat er op het gebied van heldere en eerlijke keuzen nog veel werk aan de winkel is. De opmerking van Vandermeersch snijdt volgens mij hout, om in beeldsnijderstermen te blijven. Het kan niet zo zijn dat Assange de macht naar zich toetrekt. De heisa over privé bezit lijkt mij eerder iets voor mensen die wat te verbergen hebben.

WikiLeaks blijft inmiddels de gemoederen bezig houden. Op dezelfde dag kwam Vrij Nederland met het artikel Nederland, de kleine cowboy waarin men op grond van WikiLeaks- documenten aantoont hoe graag ons land optrekt met het grote Amerika. Wij laten graag zien hoe dapper we zijn, ook als de grote broer daar zelf minder oog voor heeft. De Atlantische reflex doet ook deze week weer van zichzelf spreken.

Hans Laroes liet tijdens een NOS-chat op 21 januari j.l. weten dat de NOS 3250 van de 25000 zogenaamde cables in zijn bezit heeft en inmiddels 100 daarvan heeft gepubliceerd. Het gaat om Amerikaanse versies van rapportages, die echter wel een goed beeld geven hoe hoge omes druk uitoefenen. Top secrets vallen hier niet onder. De veroordeling door Hillary Clinton was een mooie reclame voor WikiLeaks. Volgens Laroes zal de diplomatieke dienst gaan nadenken over het beschermen van informatie. Wellicht kan Tegenlicht eens wat diplomaten over het belang van vertrouwelijkheid en openheid aan het woord laten.

dinsdag 25 januari 2011

Recensie: De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet, David Mitchell (2010)


Hoe het verval van de handelsfactorij Deshima zich als een film ontrolt.

Als ik aan de VOC denk dan hoor ik meteen Balkenende strijdlustig maar ook wat wanhopig roepen om een bepaalde stoere mentaliteit die in vroeger eeuwen zou hebben bestaan maar die wij inmiddels kwijt zijn geraakt. Het is daarom een welkom onderwerp, dat David Mitchell, heeft uitgekozen. Hij weet de wereld van rond 1800 treffend te verbeelden. Het verhaal begint zeer stijlvol met de gecompliceerde geboorte van een zoon van de Japanse magistraat in Nagasaki. De vroedvrouw die met behulp van Hollandse kennis het kind levend uit het onderlijf van de concubine Kawasemi haalt, heet Orito Aibagawa. Zij is de dochter van een samoerai en een leerling van de flamboyante Hollandse dokter Marinus, die het niet nalaat om eigenhandig nierstenen te verwijderen uit de blaas van de Hollandse matrozen.

Het verhaal speelt zich af op het eilandje Deshima vlak voor de kust van Nagasaki. Op de site http://www.engelfriet.net/Alie/Aad/deshima.htm zijn mooie plaatjes van de handelsfactorij in de baai te zien. De VOC heeft daar een aanlegplaats vanwaar schepen afvaren naar Batavia. Omdat er eerder trammelant was met kapitein Snitker die handel dreef ten eigen bate, is er een nieuwe persoon benoemd, Opperhoofd Vorstenbosch, die voorgeeft dat hij wel bonafide is. Hij wordt in zijn onderzoek naar de malafide praktijken geassisteerd door klerk Jacob de Zoet, de hoofdpersoon uit het boek. De roodharige en groenogige Domburger raakt in de ban van de vroedvrouw Orito. Helaas krijgt, zoals de titel al aangeeft, zijn liefde weinig kans door zijn schuldgevoel maar vooral door zijn gêne, die aandoenlijk is.
Na de dood van haar vader wordt Orito naar een klooster hoog in de bergen afgevoerd waar zich onfrisse praktijken afspelen die in tweede deel op bijna bedwelmende manier uit de doeken gedaan worden. In het derde deel krijgt Deshima te maken met een aanval van de Engelsen en vervult De Zoet een heroïsche rol.

We vallen vaak midden in de gebeurtenissen. Mitchell weet het zeemansleven met al zijn botheid en hardheid fantastisch te beschrijven. De juiste sfeer wordt geschapen door oude begrippen uit de scheepvaart en uitspraken zoals iemand die zijn stiereneus in een koolblad leegt, spionnen die dwarskijkers worden genoemd en de maankalender die gebruikt wordt om de Japanse data aan te geven. In het dankwoord van de uitgever wordt Roelof van Gelder genoemd, die in Zeepost verrassende oude brieven uit de tijd van de VOC naar boven haalde.

Er wordt veel in dialoogvorm gesproken waarbij tegelijk ook actie plaatsvindt, bijvoorbeeld als De Zoet een tentoonstelling bezoekt en zich daarbij een gesprek herinnert met de vader van zijn in Holland achtergebleven vrouw Anna. Soms wordt daarbij ook nog cursief de gedachten aangegeven. Af en toe wordt dat procedé te vaak herhaald. Tolken van verschillende rangen maken die dialogen nog ingewikkelder. Ze cirkelen om de personen heen, zoals hoofdtolk Ogawa die eerst met Orito zou trouwen en daarmee een concurrent is van De Zoet.
Mooi is het Nederlandse taaltje van de Japanners, zoals dat van Aibagawa. Mooi ook zoals De Zoet haar naam uitspreekt in lettergrepen. ‘Ai, mond gaat open, ba, lippen komen samen, ga, wortel van de tong, wa, lippen.’
Verder komen er leuke taalgrappen in voor zoals gesnitkerd worden. De Zoet denkt in eerste instantie dat Orito de meid van een courtisane is, een begrip dat Orito niet kent. Als De Zoet dan in andere woorden vraagt of de handlangster van een hoer is antwoordt Orito met de wedervraag waarom een hoer een lange hand nodig heeft. Dit soort misverstanden is veelvuldig aan de orde.

De Hollanders komen er toch al niet zo goed vanaf. Mitchell laat twee Engelse zeelieden die zich opmaken voor de aanval op Deshima zeggen dat hun taaltje klinkt als het geknor van parende varkens. Iets verderop worden zij het westerse volk met minste scrupules genoemd. Zij zijn stijfkoppen, zegt De Zoet daar zelf over en hij lijkt zich daarmee rechtstreeks te richten tot Jan Peter Balkenende. Ik hoorde dat Obama dit boek laatst meenam op vakantie. Misschien is dat ook een idee voor onze voormalige minister-president.

zondag 23 januari 2011

Recensie (voorlopig): Maak je meester van het moment, Martin Boroson (2008)


De verademende werking van de één-minuut methode.

Het is alweer enige tijd geleden dat ik met veel enthousiasme begon aan het innemend geschreven meditatieboekje van Martin Boroson, waarin hij de één-minuut methode propagandeert. Het was meteen al een stimulans om in de Inleiding te lezen dat de oefeningen op den duur geen tijd meer kosten. Het is alleen jammer dat het boekje zo’n prekerige ondertitel heeft. Ik stel me daarbij een vertegenwoordiger voor die van de ene klant naar de andere sjeest en toe is aan de broodnodige rust. Ook de titel klinkt minder sterk dan het Engelse The One-Moment Master.

Het moment vertegenwoordigt in de ogen van Boroson niet een verwaarloosbaar kleine hoeveelheid tijd, maar is afgeleid van het Latijnse woord momentum dat een deeltje dat de balans kan doen omslaan betekent. Ik dacht daarbij meteen aan de tennissport.

Boroson gaat in op weerstanden om te mediteren. Het loskomen van de dagelijkse beslommeringen vraagt om een sterke wil. Ik blijf vaak lang aan mijn eigen gedachten gekluisterd. Zijn methode maakt het gemakkelijk om daarmee af te rekenen. Ik kocht een digitale kookwekker om de minuut bij te houden. Omdat ik wist dat die snel voorbij was, gaf ik me er eerder aan over. Doordat Boroson aanraadt om de ademhaling te tellen, wordt verhinderd dat gedachten de geest binnendrijven.

Na elke paragraaf komt Boroson met oefeningen waarbij hij aspecten van de basisminuut belicht. De oefeningen dienen dagelijks gedaan te worden en het duurt vaak een week, voordat je verder mag. Het is een goede zaak dat hij een te snelle voortgang afremt, want cerebraal ingesteld als wij zijn, willen we het liefst meteen alles weten. Door de oefeningen te doen besefte ik weer dat ik meer ben dan alleen een hoofd. Als beloning las ik na afloop van de training interessante om niet te zeggen intrigerende beschouwingen over het fenomeen tijd: hoe meer we ons ermee bezig houden, des te minder we ervan overhouden, zegt Boroson bijvoorbeeld. Die stelling is zeer actueel in een tijd waarin we elkaar met onze mobiele telefoons ervan op de hoogte houden waar we ons precies bevinden en wanneer we op een afgesproken plek zijn. We hunkeren, zegt Boroson, niet naar méér tijd, maar willen ons vrij van de tijd voelen. Na een uitstapje naar de moderne natuurkunde stelt hij het volgende vast: ‘Als we kunnen accepteren dat niemand eigenlijk weet wat tijd is, dat hij misschien wel helemaal niet bestaat en dat hij, zelfs als hij bestaat, relatief is, zou dat ons kunnen helpen meester te worden van het moment.’

Van de één-minuut cyclus gaat hij vervolgens naar de één-adem cyclus. ‘Met niet meer dan met behulp van één cyclus van inademen en uitademen ervaar je de reinigende, verfrissende effecten waar je voorheen een hele minuut voor nodig had.’ We zitten dan in de training voor gevorderden en daar ben ik ergens afgehaakt, waarschijnlijk omdat de één-adem cyclus minder controlemiddelen kent.

Na enige tijd was ik benieuwd wat Boroson verder te melden had. Op het gebied van de praktijk stelde hij voor de wereld de één-adem cyclus te laten bepalen. Hij baseerde zich daarbij op Thich Nath Hanh, die aanraadt om eerst te ademen voor je te telefoon opneemt. Vervolgens raadt Boroson aan om de cyclus spontaan te doen. Hij spreekt over flitsen van kalmte en rust, die de beoefenaar deelachtig worden. Wat betreft de theorie gaat hij in deel 5 in op het feit dat verleden, heden en toekomst een fantasie zijn. Het leven speelt zich af in het moment. Het is belangrijk om het gevoel over onszelf los te laten en afstand te nemen van het kleine zelf. Hij noemt Rosa Parks die met haar weigering in een bus op te staan voor een blanke een enorme verandering teweegbracht in de verhouding tussen zwart en blank in de Verenigde Staten. ‘Het leidde tot een moment zonder weg terug.’ Elke moment dienen we te benaderen vanuit de acceptatie dat het er mag zijn en we dienen niet te verwijlen bij mooie momenten.

Inmiddels was ik aangekomen bij deel 6, dat voor ver-gevorderden geschreven is en besloot het boek dicht te slaan. Wellicht iets voor later.

vrijdag 21 januari 2011

Recensie: De begeleider, Peter Drehmanns (2009)

Op weg naar het einde; sterke roman over een bijzondere wijze van stervensbegeleiding.

Begeleider Leo Zonderland brengt leden van Sententia, die daarvoor kiezen, in zijn comfortabele Volvo naar Zürich. Daar krijgen ze op humane wijze een dodelijk gif toegediend. ‘In zekere zin is het hoofdkwartier van Sententia een ontwenningskliniek: de schadelijke verslaving die leven heet wordt je er onverbiddelijk afhandig gemaakt.’

De drie kandidaten zijn allemaal sterk getekende karakters. Mevrouw R. is een labiele, sexy vrouw, die tijdens de rit een eurobiljet van vijftig versnippert, haar mobiel uit het raam gooit en zich in de laatste nacht in het hotel in Zürich kaal scheert. Meneer M. is een vroegere archivaris, ziekelijk en een verschrikkelijke ouwehoer, die de dood het volmaakte opbergsysteem vindt. Mevrouw W. is 54 jaar oud en heeft last van  bestaansschaamte. Volgens Leo heeft ze genoeg van het gedoe dat leven heet en dat zij associeert met hengelsport: ‘Werpen en wachten, wachten en ophalen, vaststellen dat het aas is weggevreten. En zelfs als je eindelijk beet meent te hebben, dan glibbert de buit alsnog tussen je vingers weg.’
De verhalen over deze drie mensen spelen zich af rond de kredietcrisis en instortende beurzen en worden onderbroken door een droomachtig relaas, waarbij de begeleider een portier is die kandidaten voor een intake-gesprek naar boven begeleidt, naar een ruimte waar de keuzeheren zetelen. Vooral het tweede stuk  De begeleider verdroomt zich nogmaals is een prachtige tekst van een jonge vrouw met toneelambities die helemaal op zichzelf kan staan.

Het grootste deel van het boek speelt zich af in de auto en in wegrestaurants langs de Duitse autobaan. De chauffeur heeft, behalve voor zijn vracht, oog voor toepasselijke reclames op vrachtwagens en teksten op verkeersborden. Hij denkt bijvoorbeeld uitgebreid na over de vertaling van spurrillen: de ribbels die soms in de weg kunnen optreden, maar soms is al die bijkomende informatie wel erg veel.  Het strakke register waarin bijna het hele verhaal geperst is wordt echter consequent bespeeld en het boek kent ook een ontknoping. De taal is vooral in het eerste deel erg doorgecomponeerd en doet, behalve bewondering oogsten, ook wat gekunsteld aan. De conversatie tussen Leo en mevrouw R. springt zonder aanhalingstekens heen en weer, hetgeen vaart in het verhaal houdt en ook een leuk soort verwarring zorgt, zoals over de muis Claudia, die mevrouw R. in de flat heeft moeten achterlaten. Over het algemeen is de humor echter onderkoeld en cynisch zoals over mevr R. die aan haar rode hals krabt. ‘Als ze zo doorgaat met het pellen van zichzelf, zal er bij het binnenrijden van Zürich nog slechts eeen hoopje huidschilfers op de passagiersstoel liggen, met twee wijsvingers als kaarsjes erbovenop.’

Grappig is weer een fragment over de paraplu met lieveheersbeestjes van mevrouw R. die aan de Zwitserse grens gecontroleerd wordt: ‘Zelfs het speelgoedparapluutje van mevrouw R. werd ruw uitgeschud, alsof ze verwachtten dat de erop gedrukte onzelieveheersbeestjes eraf zouden vallen, zodat ze ook die konden onderzoeken.’ In het derde deel staat nog een mooie typering van de douaniers: ‘Daar zijn ze weer, de wetsdienaren met hun granieten gezichten waarop snorren prijken die als spatborden langs de mondhoeken bungelen.’  
De schrijver heeft kennis van zaken op het gebied van medicijnen en de gezondheidszorg. In het eerste deel wordt soms te vaak ingegaan op de organisatie Sententia en ook de reizen worden bijna vervelend lang, maar gelukkig komt er steeds meer verhaal in. Mevrouw W. is mondhygiëniste geweest en kan walgend mooi over haar beroep vertellen.  Soms is het wat vulgair met pies, poep en masturbatie en Leo is ook altijd geconstipeerd als hij de mensen wegbrengt. Hij slaat een populaire toon aan,als hij gaat  multitasken met een tandenborstel en een plas tegelijk, maar dat neemt niet weg dat dit boek aan het denken zet over onze omgang met de dood en onze instelling in het leven. Een scherpzinnige roman!

Een eerdere versie van deze recensie verscheen op de site van http://www.literairnederland.nl

donderdag 20 januari 2011

WikiLeaks voor daglicht en zonneschijn

De geest komt uit de fles.

De geest van openheid heeft zich ook uitgestort over Nederland. De NOS publiceert aan de lopende band uitgelekte ambtsberichten. Maxime Verhagen vreest geen verrassingen omdat hij tegen ambassadeurs altijd met één stem sprak en Rutte uit zich in vergelijkbare bewoordingen. Als dat zo is, siert dat deze politici. Het is echter de vraag of zoiets in de slangenkuil van de buitenlandse politiek mogelijk is. Ook daarbuiten is dat al knap lastig. Hoe moet de uitgelekte informatie beoordeeld worden? Loopt men de diplomatie hinderlijk voor de voeten of ligt men tegels die noodzakelijke informatie verbergen om politici te beoordelen? Ik liet me door de Tegenlicht-uitzending The WikiLeaks code van afgelopen 17 januari daarover informeren.

De jongensdroom WikiLeaks groeit uit tot een thriller van de bovenste plank als journalisten in IJsland in het voorjaar van 2010 geheime informatie vinden over een bank die geld uitleent zonder onderpand, maar daarover niets mogen publiceren. Dit zogenaamde Kaupthing lek is echter voor elke geïnteresseerde op internet te vinden. De beste manier om een bank te beroven is hem te bezitten, zegt een IJslandse onderzoeksjournalist over de belastingparadijzen die op IJsland waren ontstaan.

Oprichter Julian Assange, van oorsprong een hacker, neemt in datzelfde voorjaar deel aan een congres van Digital Freedom Society in IJsland. Dat land is volgens het Nederlandse lid van WikiLeaks Rop Gonggrijp zeer geschikt voor internetactivisten omdat er veel energie beschikbaar is voor data-uitwisseling en vanwege de centrale ligging tussen de VS en Europa.
Assange meent de oude links rechts-tegenstelling veranderd is in die tussen individu en institutie. Politiek en journalistiek schieten tekort om politieke feiten te achterhalen. De meeste politieke veranderingen ontstaan door onthullingen. Gonggrijp voegt daaraan toe dat het gat te groot wordt tussen wat er feitelijk in de wereld gebeurt en wat men denkt dat er gebeurt. Deze ongewenste situatie tussen feiten en beeldvorming wordt door initiatieven als WikiLeaks hersteld.

Internetactiviste en parlementariër Brigitta Jonsdottir krijgt van Assange video-materiaal uit 2007 onder ogen over een helicopteraanval in Bagdad die bekend werd onder de naam Collateral murder. Ze regelt een huisje in Reykjavik waar een vijftal activisten zich een week lang opsluit om het materiaal te bewerken. IJslandse journalisten gaan ondertussen naar Irak om de feiten te checken en ontdekken in ziekenhuisdossiers dat er ook kinderen in het doorzeefde busje zaten dat werd beschoten met munitie bedoeld voor pantservoertuigen. Assange spreekt later over de walgelijke realiteit van de moderne oorlog waarin onschuldigen met een Apache-helicopter worden bestookt alsof het een videogame is. Assange vreest tijdens die week dat de CIA achter hem aan zit. Gonggrijp schrijft op 5 april 2010 na de persconferentie over de video het volgende op zijn blog:

OK, so this was my part. If you feel this deserves a fair bit of attention, it’s your turn to help now. It’s hard to say how the corporate media, esp. in the US, will pick up this story. So act quickly. Help trend this topic. E-mail this. If you can, describe to your friends in your own words why this needs to be spread even further. Ignore the fact that you normally write about other things. We are not powerless and it is still legal to get emotional and angry every once in a while. Blog, update your Facebook status, embed, comment and give lots of stars on Youtube, tweet, digg, retweet, reddit and retweet some more. I mean, hell, I was so angry I even made a few phone calls. Spead the word. Far and wide…

Hillary Clinton keurt de video in felle bewoordingen af, Assange wordt door de IJslandse autoriteiten opgepakt. Het doet Daniel Ellsberg denken aan de ophef na het publiceren van de Pentagon Papers in 1971. Net als toen wordt er een sfeer van verdachtmakingen geschapen. Interpol zet hem op lijst van gezochte criminelen, Zweden vaardigt een aanhoudingsbevel uit vanwege een verkrachtingszaak waarbij Assange betrokken zou zijn, maar medewerkers van WikiLeaks zien er een politiek motief in.

Ook binnenshuis kent WikiLeaks problemen. Brigitta Jonsdottir zegt dat de piramidale organisatiestructuur een goede communicatie verhindert en verlaat de organisatie. Gonggrijp meent dat Assange altijd vijf stappen verder is dan de anderen, maar Jonsdottir vergelijkt hem met Icarus is die te hoog wilde vliegen. Ze ziet zoiets vaker bij mensen die beroemd worden. Het verbaast haar dat zo’n intelligent iemand daar intrapt en ze hoopt dat hij de weg terug vindt.

In hogere regionen van de samenleving heerst volgens Gonggrijp enerzijds de trend om transparantie te betrachten, anderzijds om zaken dood te zwijgen en weg te filteren. In de komende tien jaar wordt beslist welke trend gaat winnen. Dat maakt deze uitzending ook relevant voor het motto bovenaan dit blog. Naar aanleiding van de documentaire Flow zegt Jonsdottir dat de 21-ste eeuw de eeuw van de gewone mensen zal zijn en dat oude structuren moeten plaatsmaken voor nieuwe.

De sympathieke IJslandse journalist Jon Thórisson sluit zich daarbij aan. Het begrip geheim is toe aan herdefinitie. Het gaat om verantwoordelijk gedrag dat het daglicht en zelfs zonneschijn kan verdragen. Een deal met Assange tot stilzwijgen zal niet werken omdat er anderen zijn om de fakkel over te nemen zoals Open Leaks. De volgende zaak die aan het licht komt gaat over de zakenbank Bank of America.

Deze Tegenlicht-aflevering wordt 24 januari vervolgd met een programma van Rob Wijnberg over de wereld na WikiLeaks. Aanbevolen!

woensdag 19 januari 2011

Theaterrecensie: De Avonden


 Het gaat slecht en verder gaat het goed.

Soms wil ik niet naar een film die ten grondslag ligt aan een boek om mijn eigen beelden niet te verstoren. Daarom ben ik ook nooit naar de film De avonden geweest, maar met een toneelstuk ligt dat weer anders. Op de valreep zag ik de laatste voorstelling van Bos-toneelproducties. De trailer met een jaren vijftig-beeld van een jongeman die op bed zit en begint te vertellen over een droom over een doodskist, maakte me enthousiast. In de voorstelling zelf wordt zijn uitgebreide beschrijving onderbroken door zijn moeder die hem roept over de sleutel van het kolenhok. Drieëntwintig jaar is Frits van Egters. Verschillende keren memoreert hij zijn leeftijd. In de bloei van zijn leven is hij geknakt, wordt hij verstikt, zoals iedereen die de kleinburgerlijke jaren vijftig heeft meegemaakt min of meer zelf aan de lijve heeft ondervonden. Het leven van Frits is afzien, ploeteren van dag tot dag, van maaltijd tot maaltijd, tot gek wordens aan toe; de tijd een stroperige massa die niet van de lepel wil loslaten; een bestaan temidden van lelijkerds met wratten, waar hij soms uit moet springen.

Voor de pauze zien we een herhaling van zetten met de sjabloon-achtige vader, een kolos van een kerel in zijn hemd, die in een fauteuil zit met een dik boek op schoot. Hij drukt af en toe op de knop van de radio en tikt spastisch de maat mee. De man is wat knorrig maar niet echt cynisch. ‘Any news?’ vraagt hij geregeld aan zijn zoon, die dan antwoordt dat alles gewoon is. Moeder zorgt zoals een huisvrouw betaamt maar huilt ’s nachts. Als broer Joop komt melden dat hij en zijn vrouw Ina niet komen eten omdat zij zich niet lekker voelt, krijgt hij een sneer mee van de jongere Frits over zijn beginnende kaalheid.
Daarnaast zijn er bezoeken aan en van een sadistische vriend met een ooglapje, de nette student Louis en het gezinnetje van Jaap, Joosje en de kleine Hansje die in hetzelfde huis wonen. Frits praat met hen over vreselijke ziekten en orakelt als een huisfilosoof over haarwortels die eronder te lijden hebben dat men te oud kinderen krijgt. Hij vindt dat mensen boven de zestig nutteloos zijn en omgebracht dienen te worden. Hij plast in de kolenkachel als zijn ouders de deur uit zijn en koopt een tweedehands zilveren beker voor de jarige Hansje die niet helemaal mooi meer en die hij de nagel bewerkt waardoor er krassen in komen terwijl zijn moeder hem in het sop wilde doen.

De scènes lopen mooi in elkaar door. Het gebrek aan ruimte op het toneel geeft de benauwdheid van de jaren vijftig aan.

Na de pauze gaat het los. De verhouding met de ouders groeit naarmate het jaareinde nadert naar een climax toe. Omdat zijn vrienden al andere plannen hebben, brengt Frits, tot bezwaardheid van Louis, oudejaarsavond samen met zijn ouders door. Hij wil hen iets persoonlijks zeggen maar daartoe ontbreekt hem de moed. In mooie scènes gaat het over de bessen- appelwijn die moeder heeft gekocht en zien we dat pa de oliebollen in de suikerpot doopt. Frits kan uittekenen hoe dat gaat, net zoals hij de inhoud al kent van de verhalen die zijn vader verteld. Hij trekt zich terug op bed. Een knuffelkonijn die een vriendin uitleende moet boeten maar ontloopt dan tenslotte zijn straf.

‘Het is gezien,’ zegt Frits op het eind. Het is allemaal gezien, zijn moeder die de sleutels van het kolenhok in de kachel heeft laten vallen en haar hoofd beweegt tijdens het lezen in plaats van haar ogen, zijn vader die zijn aardappelen prakt en tot ergernis van Frits te veel jus neemt.

Hij is blij dat hij leeft, dat hij ademt. Het jaar is volbracht.

Ondanks zijn formidabele spel van Thomas Cammaert vond ik deze Frits minder sarcastisch dan in het boek. Hij was meer een geestige wijsneus. In de roman komt zijn vreselijke worsteling met ziekte, dood, seks en geloof sterker tot uiting. Dat is dan ook een voordeel van een boek.

maandag 17 januari 2011

De functie van literaire kritiek (2)


Laat duizend bloemen bloeien

Mijn vorige bericht over het artikel van Kazin en de reacties daarop van zes nazaten roept in ieder geval bij mij enkele kanttekeningen op.

Wat is de functie van literaire kritiek? Die vraag leek niet afdoende beantwoord. Daarover nadenkend lijkt het mij dat die functie niet eenduidig is. Men kan verschillende doelen voorstaan: de lezer inlichten over een nieuw verschenen boek, dan wel een boek proberen te duiden in zijn maatschappelijke context. Misschien zijn dit twee uitersten en valt het eerste onder de noemer recenseren, namelijk het beoordelen van de kwaliteit van een boek en is het tweede, waarbij boeken ook met elkaar vergeleken worden, literatuurkritiek in de ware zin des woords. Daartussen bevinden zich mengvormen waarbij men verschillende boeken tegelijk recenseert, zoals debuten die in een voorbije periode zijn uitgekomen, het oeuvre van een schrijver bespreekt of boeken met hetzelfde thema of uit dezelfde landstreek.

Een andere vraag betreft de veranderende functie van de kritiek. In deze tijd waarin de communicatie op internet bloeit, geven steeds meer lezers hun mening over boeken. Daarnaast zijn er literaire sites en uitgeverijen die het lezerspubliek oproepen om beoordelingen te schrijven. Zo heeft uitgeverij Ailantus een club in het leven geroepen waarvan de leden het eerste hoofdstuk van nieuwe boeken kunnen lezen en de proef opvragen om te recenseren met als beloning het toesturen van het boek. De uitbundige groei in allerlei richtingen herinnert aan de slogan van de Chinese culturele revolutie.

De tijd dat we afhankelijk waren van enkele gezaghebbende geesten lijkt achter ons te liggen. Ik moet daarbij denken aan het Duitse programma Literarisches Quartett dat is nagebootst door Zeeman met boeken, een programma dat vanwege de onbegrijpelijke taal in Het sterkste meisje van de wereld belachelijk gemaakt wordt door Alex Boogers.

Ik denk niet dat de blogger tegenover de criticus geplaatst moet worden. Over het algemeen zal een journalist meer de kwaliteit bewaken, zoals ook gesteld werd in de commentaren op Kazin, maar er zijn ook diepgravende blogs. Ik denk in de eerste plaats aan die van Marc Reugebrink. Ik vond daarop een boeiend artikel uit 2008 waarin hij onder de titel De geboortelijkheid van de criticus ingaat op het Literarisches Quartet en wel op de presentator daarvan, Marcel Reich-Ranicki, die door Reugebrink wordt neergezet als dé literaire mandarijn bij uitstek, hét gezicht van de Duitse literaire kritiek, de beul van het beeldscherm, een soort Petrus aan de hemelpoort van de boekverkoop. Deze literaire bobo wordt in een boek van Martin Walser onderuit gehaald, omdat hij, in een tijd waarin God dood verklaard is, zich teveel op zijn eigen mening laat voorstaan. Hoewel het gezag van de literaire autoriteit is afgenomen en ieder zijn eigen idee heeft over wat mooi is, gaat dat volgens Reugebrink niet op voor ethische waarden.

Daarmee zijn we terug bij Kazin, die veel belang hechtte aan de ethische dimensie van de literatuur. Het is interessant om na te denken over de manier waarop die tegenwoordig aan de orde gesteld kan worden. Waarschijnlijk niet meer op deze wijze zoals Pankaj Mishra zou willen en door maatschappijkritische Chinese schrijvers wordt uitgeoefend, want die leven in een heel ander soort samenleving dan de onze. Depolitisering is misschien een noodzakelijke ontwikkeling in de westerse maatschappij. De manier waarop men inspeelt op het bewustzijn van mensen moet noodzakelijkerwijs een andere zijn dan in minder gedemocratiseerde landen. Hoewel altijd het gevaar bestaat dat kritiek wordt ingekapseld, blijft een onuitroeibaar streven bestaan naar waarheidsliefde en waarheidsvinding. Van dat laatste werd recent een mooi staaltje te zien in de documentaire Het zwijgen van Lou de Jong.

zaterdag 15 januari 2011

Over de functie van literaire kritiek

Boekbesprekingen in een veranderd cultureel landschap.

De term literaire kritiek maakt mij meteen wakker en nieuwsgierig. Wie heeft er iets interessants te melden op dat gebied? Op de laatste dag van het vorig jaar liet de New York Times zes literaire critici reageren op het artikel The function of criticism today van de Amerikaanse criticus Alfred Kazin, geschreven in november 1960. De Times wilde weten wat er in vijftig jaar veranderd is. Voor ik de commentaren op het artikel bespreek, lijkt het me verstandig om, zo goed als ik kan, in te gaan op dat artikel.

Kazin begint ermee dat hij ooit een recensie van een student overhandigd kreeg over Germinal van Emile Zola. De student beoordeelde het boek, dat gaat over Franse mijnwerkers die voor hun rechten vochten, met termen als paradox, spanning en ambiguïteit. Volgens Kazin karakteriseerden die termen 17de eeuwse poëzie en waren ze ongeschikt om een negentiende-eeuwse naturalist mee te lijf te gaan. Dit voorbeeld, zegt Kazin, geeft aan dat de student uitging van dogma’s en sjablonen in plaats van zijn eigen leeservaring. Hij ziet zoiets vaker. Men kent de les, maar weet niets van literatuur.
Deze situatie is kenmerkend voor de literaire kritiek in een massamaatschappij. Daarin pendelt men heen en weer tussen publiek en kunstwerk, terwijl een criticus toch eerst voor zichzelf leest en nadenkt over de aard van de mens, zijn positie in de geschiedenis en zijn toekomst.
De huidige moraal is ontleend aan de literatuur uit de periode van voor de tweede wereldoorlog, zoals die van Eliot, Hemingway en Faulkner. De kunstenaar probeert het leven te verbeelden en de criticus moet hem daarin steunen. De criticus wordt daarbij uitgedaagd door steeds nieuwere vormen van kunst. Hij moet zijn voorkeuren niet verzwijgen. De criticus is immers als schrijver zelf betrokken bij dat proces. Hij schrijft al worstelend tussen wat geweest is en wat moet zijn, tussen waarden waarmee hij vertrouwd en die aan verandering onderhevig zijn.
Tegenwoordig meent men dat de literatuur niets meer heeft in te brengen over de toekomst en geen ideeën kan leveren voor het maatschappelijk debat. In Rusland heeft het communisme van de literatuur een propagandamachine gemaakt en in de V.S. brengt de massamaatschappij een steeds grotere kloof teweeg tussen cultureel ontwikkelden en lieden, die alleen nog oppervlakkig amusement tot zich nemen. Kazin weet in 1960 niet waar het op uit zal draaien.
De veranderingen gaan snel. ‘We are rushing into our future so fast that no one can say who is making it, or what is being made.’

Inmiddels leven we vijftig jaar later. De term massamaatschappij is in ongebruik geraakt omdat de burgerlijke wereld van voorheen uit het zicht is verdwenen. De consumptiemaatschappij heeft zich verfijnd, de individualisering is toegenomen en de communicatie daarop toegesneden. De nieuwe digitale media zijn in toenemende mate in opmars. De aanbieders van mobiel internet weten niet hoe snel ze hun systemen daarop moeten aanpassen. Alles wat in de Koninklijke Bibliotheek aan inhoud in de rekken staat, wordt dagelijks in Nederland door gebruikers van internet digitaal heen en weer gestuurd. Ook de zes nazaten van Kazin kunnen niet om de veranderende communicatie heen.

Stephen Burn bijt de spits af en stelt dat internet de zelfwerkzaamheid van de lezers bevordert. ‘The audience now talks to itself.’ Het verlies van gezag van eerdere bronnen van kritiek, waarbij de criticus in een tijdschrift of dagblad zijn lezers bediende, is niet noodzakelijk een slechte zaak. De professionele kritiek moet zijn aandacht in horizontale als verticale richting richten. Verticaal door een bredere kijk, horizontaal, als ik het goed begrijp, door een nadere analyse van de taal in een roman. Daardoor kan belangrijk nieuw werk ontdekt worden.

Katie Rophie heft evenmin een treurzang aan. De nieuwe media dagen beroepscritici uit om beter te schrijven dan amateurs, met meer kennis van zaken en meer aandacht voor stijl.

De uit Azië afkomstige Pankaj Mishra benadrukt het maatschappelijk belang van literatuur. Ideeën bezaten vroeger een grote zeggingskracht. Schrijvers als Thomas Mann, Stendhal en Tolstoj hadden veel invloed op het maatschappelijk debat. Schrijvers behoren tegenwoordig vaak tot de maatschappelijke elite en lopen daarom niet hard voor maatschappelijke verandering, maar zien literatuur eerder als iets particuliers. Depolitisering lijkt onomkeerbaar. Tony Judt zei al dat we consumenten zijn geworden. Daarmee staan we ver af van Kazins ideeën over de waarde van literatuur. In Azië dient die nog wel als een politiek drukmiddel, zie de huidige Chinese schrijvers Lu Xun en Nobelprijswinnaar Liu Xiabo.

Adam Kirsch stelt dat een criticus zich met tekst bezighoudt, zoals een romancier met plot en karakter en een dichter met ritme en metafoor. Lezen kan heilzaam zijn voor de ziel. Net als Burn vindt hij het afnemen van het belang van de centrale kritiek niet erg. De beroepscriticus moet juist de literaire dimensie benadrukken en daarmee vertrouwen en autoriteit terugwinnen.

Het commentaar van Sam Anderson is het meest boeiend. De relaties in de cultuur zijn volgens hem met de tijd drastisch veranderd. Time slicing is het fenomeen waarbij men elke paar seconden heen en weer springt tussen verschillende schermen om te zien waar men de meest relevante gegevens kan vinden die persoonlijk voor iemand van belang zijn.
De Ipocalypse is geen bedreiging voor de kritiek. De huidige criticus moet een prediker zijn, niet voor een bepaald boek of een bepaalde auteur, maar voor de literaire ervaring zelf als een gelukzalige vorm van meditatie.

Elif Batuman tenslotte berijdt haar stokpaardjes over Tolstoj en Freud. Ze stelt dat literatuur ons iets leert over de menselijke conditie, maar komt met theoretische voorbeelden op het gebied van marxisme en psychiatrie dicht in de buurt van het scholastische waar Kazin juist tegen waarschuwde. Literatuur is niet iets voor specialisten maar voor ons ieder.

Het is opmerkelijk dat, op Pankaj Mishra na, geen van de critici de steeds nauwere band tussen literaire kritiek en commercie aan de kaak stelt. Het is tegenwoordig heel gewoon om top tienlijstjes te maken en sterren aan boeken toe te kennen. Boeken zijn broodjes die verkocht moeten worden; de bakkers verdringen zich om de lekkerste aan de man te brengen.
Ik kan daarom genieten van kritieken die verder gaan dan eenvoudige besprekingen, die lijnen trekken tussen boeken en daarmee de lucht openscheuren en de horizon verbreden. Ik denk aan de manier waarop Kees Fens over het jeugdwerk van Wolkers schreef. Nadat ik zelf diens eerste boeken had beoordeeld, was ik getroffen door zijn eruditie. Gelukkig zijn er nog steeds Kees Fenzen in deze tijd waarin de oppervlakkige besprekingen terrein winnen.

vrijdag 14 januari 2011

Recensie: Het sterkste meisje van de wereld, Alex Boogers


Het leven is een taai gevecht

In vitaal proza legt de schrijver zijn kaarten zo te zien open op tafel. Alex woont met zijn vriendin Brenda en hun zoontje Caja in Vlaardingen een armoedig bestaan, omdat hij wil schrijven en daarmee, tot zijn teleurstelling, onvoldoende verdient. De twee romans die hij heeft tot dan toe uitgegeven vinden onvoldoende hun weg. De ondertitel van dit nieuwe boek, de autobiografie van een mislukt schrijver, zegt genoeg.

Alex was een actief thaibokser, maar na een brommerongeluk kan hij zijn sport niet meer beoefenen en daarom traint hij de jonge talentvolle Soumia, die behalve bokster ook in films speelt en een goede stem heeft. Volgens haar zou hij met zijn capaciteiten veel geld kunnen verdienen, bijvoorbeeld als bedrijfsmanager, maar voor Alex is schrijven een innerlijke noodzaak.
‘Ik zie het, Bren. Ik zie het allemaal,´ schrijft hij in een email aan zijn vriendin over haar financiële zorgen. ‘Ik zie het, en tóch schrijf ik.’

Het boek begint met een titelgevecht tussen Soumia en een Engelse rivaal, waarbij de laatste tot ongenoegen en protest van Soumia en Alex tot winnares wordt uitgeroepen. Gedurende het verhaal wachten ze op een heroverweging van de jury, die tenslotte de titel toekent aan Soumia.

In korte scènes, die kris kras door elkaar heen lopen, gaan we van Bangkok waar een film met thaiboksen wordt opgenomen naar Vlaardingen, waar het verleden van Alex ligt. De hoofdpersoon heeft het leven niet cadeau gekregen. Zijn pa hield het niet lang uit met de tienermoeder die grove taal uitslaat en stiefvader Leo is ook geen lichtend voorbeeld. ‘Hij keek naar hem als naar zwerfvuil.’ Alex is vastbesloten zich uit de zelfkant te ontworstelen en solliciteert daartoe bij tijdschriften, die vaak juist artikelen van zijn hand willen uit het straatleven.

De stijl is flitsend en wordt in het boek door de hoofdredacteur van Esquire Amerikaans genoemd. Boogers gebruikt verschillende stijlmiddelen zoals emails en een interview met hem voor een thaiboksblad dat door de tekst gesponnen is en aanleiding geeft tot bespiegelingen. Het oogt professioneel om twee keer een zin te beginnen met ´Ik zei…´
Ook humor ontbreekt niet, bijvoorbeeld als Alex coureur Albers moet interviewen en hij die steevast Aalbers noemt.

Opvallend is de vervlechting met de werkelijkheid. Bestaande personages spelen een grote rol, zoals Soumia die op internet in al haar pracht te bewonderen is, maar ook Max Veldthuys, Rudie Kagie, Xandra Schutte en Lucette ter Borg van VN, Ted Troost, Pauw en Witteman en Anouk.

Het boek trekt voorbij als een film en het nawoord doet denken aan een aftiteling, waarin wordt meegedeeld hoe het de personages sindsdien is vergaan. Over de laatste, Alex Boogers, wordt gezegd dat hij momenteel niet aan een nieuwe roman werkt. Ik ben blij dat hij inmiddels weer van zich heeft laten horen en dat zijn nieuwe boek De Tijger en de Kolibrie in 2010 lovend is ontvangen.

donderdag 13 januari 2011

Het zwijgen van Lou de Jong

De ontmaskeraar ontmaskerd

Wie kent hem niet? De man die veertien dikke delen in gekleurde omslagen volschreef over Het koninkrijk de Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog en die in de jaren zestig de serie De bezetting presenteerde. De ernstig ogende man begeleidde met een sonore stem de meest vreselijke beelden uit de concentratiekampen, waar men de lijken op een hoop gooide. Een wereld die zo anders was dan die waarin wij kinderen leefden.

Toen ik las over de documentaire van zijn kleindochter Simonka, die het bestaan onthult van brieven van zijn omgekomen tweelingbroer Sally, die Lou verborgen hield voor diens kinderen, vroeg ik me af hoe het mogelijk was dat iemand die zijn hele leven bezig was om de oorlogsfeiten op te sporen, de persoonlijke geschiedenis veronachtzaamde? Was er sprake van verdringing?

De moeder van Simonka vertelt dat ze na de dood van haar broer in 2005 achter zijn nachtkastje een grote envelop vond met daarin brieven en foto’s van zijn tweelingbroer Sally. Ze noemt het explosief materiaal omdat de zoons van Sally, Daan en Abel, die nooit onder ogen gekregen hebben, al hadden ze dat wel meerdere keren aan hun oom gevraagd. Volgens Abel reageerde zijn oom dan ongemakkelijk en verveeld. ‘Je moet je niet met het verleden bezig houden,’ zei Lou dan. Dat accepteerden ze, want Lou was een autoriteit.

We zien Daan in het NIOD waarvan Lou tot zijn pensionering directeur was, wat lacherig de documenten bekijken die in dozen zijn opgeslagen. Later tijdens een familieherdenking bij het graf van zijn oom houdt hij een cynische toespraak.

Lou studeerde geschiedenis en was journalist bij de Groene Amsterdammer tot hij na de capitulatie met vrouw en kinderen naar Engeland vluchtte. Hij werkte daar voor Radio Oranje. Na de oorlog vernam hij dat zijn hele familie, op Daan en Abel na, in concentratiekampen was omgekomen. Sally was toen rond de dertig jaar oud.

Daan en Abel zaten ondergedoken bij verschillende gezinnen: Daan in een villa in Middelburg en Abel in Leiden. Abel vond de scheiding pijnlijk. Lou vond het gezin van de typograaf niet bemiddeld genoeg en haalde de jongen terug naar zijn eigen huis, maar Abel kon niet aarden en ging na een half jaar weer naar Leiden. Daarna heeft hij weinig contact meer met zijn oom gehad. Daan verbleef in Middelburg bij een gestudeerde familie, maar vond het daar een kille bedoeling. Hij voelde zich een vreemde eend in de bijt en verveelde zich. Lou zei boos dat hij genoeg speelgoed had en niet moest zeuren.

In oude televisiefragmenten spreekt Lou over zijn tweelingbroer Sally, een arts, getrouwd en gemobiliseerd in de oorlog. Hij vertelt eerlijk dat hij het hinderlijk om deel te zijn van een tweeling, om altijd met iemand samen te zijn, soms dichtbij elkaar maar vaker ver weg.
In 1995 werd hij aan de tand gevoeld door good old Ischa Meijer. Lou bleek zelfs over het graf heen jaloers te zijn op zijn broer, die beter was dan hij, die cum lande afstudeerde en innemend was terwijl hij zelf ijdel en gehaast is.
Een buurvrouw bevestigt het beeld van een lieve arts die haar in de tijd dat ze in verwachting was vertelde over het verloop van de zwangerschap, hetgeen toen nog weinig gebeurde. 

Simonka’s documentaire maakte veel los in de familie. Abel trok zich tussentijds en tot verdriet van Daan terug, omdat Simonka zijn inziens teveel in familiekwesties roerde.
Daan vertelt hoe vreselijk de tegenstelling was tussen zijn vader en zijn oom: de eerste moest Mengele helpen bij experimenten op tweelingen nota bene, de tweede stond in aanzien werd gelauwerd. Aan het eind van het programma praat hij nog met Thijs, een zoon van Lou, over de achtergehouden brieven. Thijs zegt dat hij ook nooit veel contact met zijn vader had, maar veel nader komen ze elkaar niet en dat schrijnt. 

Het is dapper dat kleindochter Simonka deze documentaire maakte. In 1978 nam Lou de Jong ook al eens een verkeerde beslissing door Willem Aantjes ten onrechte te ontmaskeren als lid van de Waffen SS. Het is goed dat de onderste steen boven komt. Een mooie proeve van waarheidsvinding. Met dank aan Simonka, haar moeder en haar oom Daan.

Het zwijgen van Lou de Jong is nogmaals te zien, komende zondag 16 jan. om 17.05 uur op Ned 2.

woensdag 12 januari 2011

Recensie: Molloy, Samuel Beckett

Het leven is ontoegankelijk en ondoordringbaar.

Samuel Beckett is vooral bekend om zijn vervreemdende toneelstukken. Op de eerste plaats Wachten op Godot, waarin twee zwervers wachten op iemand die niet komt. Molloy, een prozatekst van een jaar eerder uit 1951, preludeert daar misschien op. De tekst is deel van een drieluik, dat naast Molloy uit Malone sterft en Naamloos bestaat en is vertaald door Jacoba van Velde en F.C. Kuipers. Molloy bestaat uit twee delen. In het nogal cryptische eerste deel is Molloy op weg naar zijn moeder, maar ontmoet steeds hindernissen, in het tweede cohentere deel probeert Moran Molloy op te sporen.

Molloy bevindt zich aan het begin van het eerste deel in het huis van zijn moeder, maar de laatste leeft niet meer en hij weet niet hoe hij daar gekomen is. ‘In een ambulance misschien, in elk geval in een of ander vehikel. Men heeft me geholpen. Alleen was ik er nooit gekomen.’
Molloy kan niet zeggen of zijn moeder al dood was toen hij aankwam of dat ze later dood is gegaan. ‘Ik bedoel dood genoeg om begraven te worden.’

En dan ben ik nog maar op de eerste bladzijde en moet ik me bedwingen om niet Molloy te blijven citeren ‘over de lange verwarde emotie die het leven was’.

Molloy moet er wonderlijk uitzien. Hij is kreupel, mist een oog, heeft astma en een zwakke blaas. Daarnaast kent hij angst voor zwerende wonden en lichamelijke pijn, zoals kiespijn, hoewel hij eet zonder te kauwen want hij heeft niets om mee te kauwen. Dit menselijk wrak reist per fiets naar zijn moeder, met wie hij nog een kwestie te regelen heeft. Hij houdt zich schuil voor zijn omgeving, gluurt om zich heen en onderzoekt de passeerbewegingen van anderen. Soms krijgt hij wat te eten. Hij aanvaardt dat onder het motto dat wie niets heeft, geen recht heeft de drek niet te beminnen. Hij komt door een stommiteit in het gevang terecht.

Molly stelt zich op zijn reis vragen om te kunnen geloven dat hij er nog altijd is. ‘En toch betekende het niets voor me er nog altijd te zijn. Ik noemde dat: nadenken.’ Hij is weinig spraakzaam omdat het hem moeite kost zijn eigen woorden als die van anderen te begrijpen.

Jacques Moran is in deel twee een tegenspeler, die op zondag voor de mis via een bode de opdracht krijgt om Molloy op te sporen. Hij gaat op pad met zijn zoon die ook Jacques heet, maar daarvoor is er veel gedoe rond het eten en de spullen die mee moeten. De verhouding tussen de zoon en de pedante vader is hartverscheurend. De vader draagt hem vanwege een stijf been tijdens de tocht op een fiets te gaan kopen. ‘Hij wist niet dat ik ziek was. Bovendien was ik niet ziek.’ Je zal zo’n vader hebben. Bovendien doodt hij in de tussentijd dat de jongen weg is een andere man. Net als Molloy ontspoort Moran. ‘Hij moet iemand bevrijden,’ zegt hij, ‘hij die zichzelf niet kan bevrijden.’

De tekst kent ruwe overgangen. De verteller schiet als in een paniek van het een naar het ander, associatief, ijlend. Onzeker als hij is probeert hij zichzelf te verbeteren. De verteller geeft commentaar op de tekst. Hij vindt zinnen soms niet goed gelukt of onduidelijk. Door de herhaling ontstaat intensiteit. Behalve de onderwerpen wisselen ook de gemoedstoestanden zich snel af, van overdreven vrolijk tot vooral diep bedroefd, bijvoorbeeld als de zoon van Moran vertrokken is met meenemen van zijn vaders geld. De stemmingen doen kinderlijk aan.

Molloy kan net als het andere werk van Beckett worden gezien als een allegorie van het leven, dat nog het meest lijkt op een boze droom waarin men gevangen zit, dat nauwelijks begaanbaar is, dilemma’s kent waartussen men heen en weer wordt geslingerd, waarin toch iets moet zijn, maar dat zich niet laat bekend maken en zeker niet in taal.

zondag 9 januari 2011

Recensie: Het lot van de familie Meijer, Charles Lewinsky


 ‘Altijd als hij gestorven was, kwam hij weer terug.’

Weet waaraan je begint als je dit zware boek oppakt. Opeens zit je in een achtbaan met bijzondere wendingen en snelle scènewisselingen zonder witregels ertussen, waardoor de vaart hoog wordt gehouden. De verbeeldingskracht van de schrijver blijkt uit de prachtige intriges, onverwachte pageturners en steile cliffhangers.

Dit lijvige epos over de joodse familie Meijer speelt zich af in het noorden van Zwitserland en wel in vijf tijdvakken: 1871-1993- 1913-1937-1945. Vooral de laatste datum geeft te denken. Lewinsky gaat daarin echter in op oom Melnitz, die ook het boek begint met de gevleugelde woorden: Altijd als hij gestorven was, kwam hij weer terug. Deze zin wordt op het eind steeds herhaald. Melnitz, naar wie het oorspronkelijke boek is genoemd, is een alziende oom die weet heeft van de geschiedenis van de joden, van vervolging, laster en ontberingen en ervan overtuigd is dat de geschiedenis zich eeuw na eeuw herhaalt.

Het eerste deel is het mooist. Daarin komt, ook door het taalgebruik, de joodse sfeer fraai tot uiting. Kleermaker Janki staat op de stoep bij de veehandelaar Salomon Meijer, zijn vrouw Golde, hun dochter Mimi en de aangenomen dochter Chanele in het dorp Endingen. Hij verovert zich eerst een plaats in hun huis en later een van de dochters. De verwikkelingen rond de verkering zijn prachtig. De slagerszoon Pinchas heeft al langer een oogje op Mimi en krijgt haar ook, maar pas nadat Chanele, die gekenschetst wordt door haar zware doorlopende wenkbrauwen, heeft toegegeven aan Janki.
De portretten zijn levensecht. Salomon zegt vaak ‘Noe’ en de schoolmeester doet veel aan bewegen en schermt bij Turnvater Jahn. Janki noemt zich Jean Meijer als hij in Baden een kledingzaak opent samen met Chanele die zich mademoiselle Hanna noemt. Janki doet alsof hij in de eerste wereld oorlog gevochten heeft en gaat daar zelf ook in geloven. Hij begint te trekken met zijn been en kan niet meer zonder wandelstok.

In het tweede deel wordt een belangrijk thema uitgewerkt, namelijk over het sjechten, het ritueel slachten dat verboden wordt. We zitten dan nog ruim voor het sjechtverbod dat later in deel vier in Duitsland wordt uitgevaardigd.

De familieontwikkelingen zijn te veel om te vertellen, maar het is prachtig om hun lotgevallen door de tijd heen te volgen.

De oom duikt herhaaldelijk op en schuift aan, vaak met cynisch commentaar, bijvoorbeeld tegen Chanele die niet wil trouwen: ‘Je hebt dus besloten een martelares te worden. Wat goed. Wat verheugend. Je dient geprezen, ja. Wij joden houden van martelaars.’
Of tegen kleermaker Janki: ‘Vooruit! Zeg wat je ervan vindt. Jij als jood, ja. Of had je gedacht dat die belachelijke das je tot goj honoris causa maakte?’
Of tegen sjechter Pinchas: ‘Zoals bekend wordt het bloed van christelijke maagden door de jogden gebruikt voor het bereiden van hun paschabroden.’
Of tegen Chaneles zoon Francois, die de naam Meijer verandert in die van Meier om zijn zaken beter te laten lopen, dat zo’n naamsverandering hem niet zal helpen
Als de familie in het vierde deel bijeengeroepen is omdat Chanele erg ziek is en bijeen zit op een terras van een restaurant komt Melnitz er ook bij en verklaart hij zijn naam. In dat stuk dat sterk deed denken aan Alles is verlicht van Jonathan Safran Foer, vertelt hij dat de joden ooit werden overvallen door kozakken. De mannen werden vermoord en de vrouwen verkracht. De kinderen van wie men de vaders niet kende werden Chmielnicki’s genoemd, omdat ze hun bestaan aan de vijand te danken hadden. ‘Ze zorgen dat we niet vergeten wie ze zijn, ja.’

De gedachten van de personages bereiken ons door het hoofd van de schrijver, die het boek verrassend genoeg opdraagt aan zijn vrouw zonder wie hij niet zou bestaan. De vergelijkingen zijn soms verrassend, maar de hoofdstukken worden naar het einde toe vlakker en met een ouderwetse degelijkheid ingekleed. Van algemene beschouwing gaat het dan naar de concrete situatie zoals wanneer Lewinsky schrijft: ‘Ook vandaag had alles kunnen zijn zoals altijd.’
Soms zijn de wendingen voorspelbaar. Je voelt aankomen dat de lelijke vrouw die Arthur, het nakomertje in het gezin van Chanele, in Berlijn ontmoet niet zijn geliefde is. Deze kritiek neemt niet weg dat het een fantastische leeservaring blijft, een heerlijke achtbaan.






zaterdag 8 januari 2011

Filosofie Magazine : twittercanon van de filosofie

Filosofie Magazine : twittercanon van de filosofie

Finkers ontmoet Witteman, een mysticus contra een agnost






Liever dan geluk.

In zijn eenvoudige stulpje in het westen van Duitsland, zoals hij het met zijn gortdroge humor stelde, ontving Finkers eind vorig jaar de randstedelijke journalist Paul Witteman, die na interviews met koninklijke hoogheden en andere bekende Nederlanders als een oude rot op dat gebied mag gelden.

Voor het gesprek werden de verwachtingen gepeild. Paul Witteman meende de persoon van Finkers aan de hand van zijn liedteksten te doorgronden, maar voelde nattigheid toen zijn Mercedes over Twentse wegen zijn doel naderde. Finkers, met zijn aandoenlijke naïveteit, was zich van geen probleem bewust. Hij wil niet meer op de planken staan, maar zijn liedjes laten horen en de daarbij passende clips tonen. De topjournalist was de aangewezen persoon om die te promoten.

Aan de kamertafel, met glazen water voor zich, vraagt Witteman wat Finkers toch bedoelt met zijn uitspraak dat hij de schok van zijn geboorte nooit te boven is gekomen. Finkers legt uit dat hij enerzijds steeds wil vluchten voor het leven maar anderzijds geïmponeerd is door de grootte ervan. Het leven is in ieder geval geen lolletje en maakt veel gedachten bij hem los. Het is bijvoorbeeld akelig om iemand niet te kunnen helpen die depressief is. Hij wordt soms uit zijn gedachtekwel, zoals hij die noemt, gehaald door de blik van een koe. Het gezicht van Witteman verraadt twijfel of hij voor de gek gehouden wordt. Dat geldt ook als de fuchsia ter sprake komt, die naar Finkers is vernoemd. Beroemd zijn is gemakkelijk, zegt de komiek. Door John Lennon te vermoorden wordt men eeuwige roem deelachtig, al zou ikzelf dat anders noemen.

De liedjes, die Finkers voor een groot deel eerder tijdens zijn shows op de planken bracht, lijken soms op die van Wim Sonneveld en de clips maken de teksten op een paradoxale manier minder speciaal. Het is alsof de beeldtaal concurreert met de prachtige woorden.

Finkers wordt, net als zijn overleden vriend Wilmink, bezield door de Middeleeuwen. Hij zou graag naar terugkeren naar een tijd waarin het leven nog echt was. Hij zingt in zijn kapel Gregoriaanse liederen en vindt dat hetzelfde als bidden. Witteman vindt het maar vreemd dat iemand een kapel aan huis heeft, maar Finkers vergelijkt het met een kinderkamer, alleen heeft hij geen kinderen. Het een wat absurde vergelijking, waar Witteman waarschijnlijk het zijnde van denkt.
De katholiek opgevoede Finkers is vooral geïnteresseerd in het geheim van het bestaan, heeft respect voor de dood en ziet de mens liever gewoon zoals hij is, zonder make-over. Hij ondervraagt Witteman over zijn ideeën over het hiernamaals en zijn zangkunst. Witteman is een agnost, maar beiden zijn het erover eens dat mystiek verbindt.

Finkers heeft veel affiniteit met Gerard Reve die humor, geloof, kunst en wanhoop op een onnavolgbare manier vermengde. Hij kan zo van diens stijl genieten dat hij soms een zin meerdere keren leest en daarna het boek moet wegleggen. Witteman vraagt zich af wat de bedoeling is van de zin Liever dan geluk in een liedje dat over zijn vrouw gaat en dat ook de titel is van het interviewprogramma. Finkers kan dat niet precies uitleggen. Hij kocht cadeautjes voor de verjaardag van zijn vrouw, maar vond die te mager en maakte er een gedichtje bij, dat in een keer uit zijn vingers kwam. 

Het verschil in golflengte tussen Witteman en Finkers komt, behalve door een verschillende levensoriëntatie, wellicht ook door een verschillend gevoel voor humor. Finkers legt uit dat men er in Almelo niet van houdt om zich op de borst te kloppen, maar juist voldoening put uit het tegendeel daarvan. Als voorbeeld noemt hij een liedje waarin het verspringen van de stoplichten het enige is dat in de stad gebeurt. Witteman kon zich voorstellen dat de gemeente hem dat niet in dank had afgenomen, maar Finkers sprak dat tegen. Het is de Almelose manier van denken.

Het zou interessant geweest zijn om op de terugweg nog eens op de Mercedes in te zoemen. Bijna hoor ik de diepe zucht van Witteman dat hij het had volbracht.

vrijdag 7 januari 2011

PAROOL: BOEKEN - Hans Keilson - In de ban van de tegenstander *****

PAROOL: BOEKEN - Hans Keilson - In de ban van de tegenstander *****

Wim Brands in gesprek met Hans Keilson


De wetenswaardigheden van een levende held.

De 101-jarige Hans Keilson zat afgelopen zondag in het programma Boeken. Hij was wat doof en moeilijk te verstaan en herhaalde zich soms zoals oude mensen doen. Wim Brands toonde zich als een hulpvaardige zoon die de Bussumer, nu het nog kan, vroeg nog eens te vertellen over vroeger. Hoe het was in de tijd van de nazi’s en waarom hij niet, zoals zijn vrouw, een katholieke grafologe, uit het handschrift van Hitler, eerder begreep dat de man de wereld in brand zou zetten.

Hans Keilson, die voor arts studeerde, mocht zijn beroep niet uitoefenen en werd turn- sport en zwemleraar. Hij debuteerde met Das Leben geht weiter (1933) bij Fischer Verlag. Dat was meteen het laatste boek dat men uitgaf van een jood. Anders dan zijn vrouw dacht hij dat het zo’n vaart niet zou lopen. De joden waren in Duitsland goed geïntegreerd.

Hans Keilson interesseerde zich voor de beweegredenen van de nazi’s en schreef daarover In de ban van de tegenstander, dat in de jaren zestig al goede kritieken in de V.S. kreeg. Hij begon voor de oorlog al aan het manuscript, maar verborg het in een broodtrommel in de tuin. Brands vraagt zich af hoe Keilson compassie met de nazi’s kan hebben, terwijl zijn grootste verdriet nog altijd is dat zijn ouders, die samen met hem in 1936 naar Nederland vluchtten in 1943 in Auschwitz zijn vermoord, omdat oudere mensen nu eenmaal moeilijk konden onderduiken. Keilson verklaart het door zijn klinische blik, die van de medicus die wil weten, en onderzoeken.
De nazi’s kweekten een haat waar ze zelf aan ten gronde gingen, Hitler en Eva Braun voorop. Keilson weet niet wat Hitler tot zijn haat heeft gebracht. Hij doet daar geen uitspraak over. In het algemeen wordt haat onderschat, zegt hij. Haat is spiegelbeeldig aan de liefde en sluit een nauwe persoonlijke verwantschap in.

In 2010 werd Komedie in mineur opnieuw uitgebracht. Keilson toonde zich verrast over de nieuwe waardering van het boek, omdat hij als psychiater niet met literatuur bezig is. Het boek gaat over zijn onderduiktijd. In Delft ondersteunde hij ondergedoken joodse kinderen, die ruzie maakten, opstandig werden, hun situatie niet begrepen. Hij gebruikte een vals paspoort en was tot verbazing van Brands nooit bang. Al op de middelbare school schreef hij een essay over Demian van Herman Hesse en besprak, hoewel men eigenlijk niet mocht praten over onderwerpen die het eigen nest bevuilden, een gedicht van Heine. Zijn gedichten werden na de oorlog gepubliceerd in De gemeenschap van Van Duinkerken en Brands las er een voor.
Na de oorlog werd Keilson psychiater. De traumatisering was groot onder joodse kinderen vanwege het vroege afscheid ouders, opvang in pleeggezinnen en hun toekomst als oorlogswezen.

Het was mooi om hem mee te maken. Waar zie je nog zo´n levende held?  

woensdag 5 januari 2011

Kristofer Schipper (1934), sinoloog en taoist


Het mannetje dat in een bootje vaart

Voor mijn geestesoog doemt een documentaire op uit de jaren zeventig waarin een getal met een gigantische hoeveelhied nullen achter de komma de grootte aanduidde van het Chinese leger. De beelden van marcherende soldaten die erachter geprojecteerd werden, maakten de angst voor het gele gevaar compleet. Wat is daarvan overgebleven?

In een gesprek met Peter van Ingen legt Kristofer Schipper, die al enige tijd in Fuzhou woont, uit dat hij van zijn Chinese vrienden een toepasselijke naam kreeg. Hij is een overzetter, iemand die tussen culturen pendelt en die ook in Buitenhof goede sier maakt voor de Chinese zaak en cultuur. Hij is in Fuzhou bezig om een westerse bibliotheek op te bouwen en kreeg als dank voor zijn inspanningen een permanente verblijfsvergunning.  

Behalve sinoloog is Schipper ook taoist. Hij schreef eerder het boek Tao de levende religie van China (1988) en vertaalde het 439 pagina dikke, gelijknamige boek van Tao meester Zhuang Zi (2007), een verzameling verhalen en filosofieën uit de derde en vierde eeuw voor Christus. Diens werk wordt gezien als één van de pijlers van het taoisme naast de zeer toegankelijke en van onschatbare waarde zijnde Tao te ching.  De Chinezen waren aan het begin van de jaartelling al zeer ontwikkeld en hadden een sterk ecologisch bewustzijn. Het hierboven getoonde boek is nog steeds actueel en kent al een negende druk. Een openbaring, zegt Van Ingen, hoewel het taoisme in China verder nogal onzichtbaar is.

Volgens Schipper is de huidige Chinese expansie een goede zaak, zowel voor de Chinezen zelf als voor de wereld. Eindelijk krijgt China weer de plaats die het verdient. Schipper interesseerde zich als veertienjarige jongen al voor de Chinese kunst. Kennen is begrijpen. Hij vindt dat het Nederlandse onderwijs achterloopt, alleen in Leiden en Maastricht wordt Chinees gedoceerd. Daarmee samenhangend is er ook te weinig cultuuroverdracht. 

Over de democratie, een heikel onderwerp dat Van Ingen voorzichtig aankaart zonder in te gaan op de laatste Nobelprijswinnaar voor de Vrede, de studentenopstand op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989 en de bezetting van Tibet, zegt Schipper dat China veel kanten kent en dat er in volksgemeenschappen en in tempels democratisch besloten wordt. Hij meent dat er een omwenteling komt in het centralistisch staatsbestel. De Chinese premier hield op 3 oktober j.l. een pleidooi voor meer democratie. Van Ingen vraagt of dat geen afleidingsmanoeuvre was om critici de mond te snoeren, maar dat wijst Schipper van de hand. Democratie is moeilijk te realiseren in een land dat getraumatiseerd is door de vele rampen die het heeft gekend. Ieder, die Wilde Zwanen heeft gelezen zal dat laatste hartstochtelijk beamen. 

Schipper bepleit een positieve opstelling ten opzichte van de grote broer en niet, zoals NRC vorige week zaterdag deed, koppen dat de Chinezen greep krijgen op de Rotterdamse haven en de vele Chinezen die er op duiken. Zoiets doet sterk denken aan het gele gevaar van vroeger en is erg tendentieus.

In elke cultuur leeft men met een verwachting, zegt Schipper, die in het gesprek wel erg op de hand van de bestaande Chinese machthebbers leek. Chinezen wensen een lang, vreedzaam en rustig leven, waarin ze graag niet handelen en met vrienden zijn of studeren. Als een ondernemer genoeg verdiend heeft, wijdt hij zich aan de kunst. Daar kan men in Nederland nog iets van opsteken.