Ik waag me niet zo gauw aan poëzie. Ik herinner me een cursus van Martin Reints waarin ik de beelden moeilijk kon begrijpen. Mijn geest vloog in een verkeerde richting. Mijn hersenen leken er niet voor gemaakt. Mijn kronkels liepen een andere kant uit. Ik was meer een liefhebber van de prozaïsche poëzie van Handke en Reints. Maar niets is wat het was. Met veel plezier las ik de nieuwe gedichtenbundel die Remco Campert speciaal voor de gedichtendag 2011 schreef. Campert is ook geen Hans Faverey. Zijn gedichten zijn niet dichtgetimmerd, niet zo hermetisch. Laat ik een poging wagen de tien gedichten te verstaan.
Melancholie spreekt uit het eerste gedicht Maquette. In het eerste deel gaat het om een moderne idylle, een bedachte toestand met nieuwbouwwijken, die in het tweede deel wel moet worden verstoord. ‘Altijd schijnt stralend de zon’ staat tegenover ‘maar deze eeuw valt niet meer te bedenken’. Het eind, waarin gezegd wordt dat we elkaar zullen begroeten met de beleefdheid van Amerikanen, verraadt pessimisme over de toekomst.
In het restaurant lijkt een anekdote over een schrijver die een vrouwelijke collega observeert tussen de gangen door. Opeens is ze weg, maar wie was ze, die ‘jonge vrouw met gouden hoofddoek, vreemde zwarte zwaan zelden waargenomen in de bijt van dit restaurant’?
Het allitereert mooi en ‘bijt’ in verhouding tot ‘restaurant’ klinkt fraai, maar verder kom ik er niet uit.
Het titelgedicht begint met ‘Het is weer het oude geluid’ dat klinkt als ‘Het is weer het oude liedje’ waarin de schrijver zichzelf toespreekt om de verveling te doorbreken. De tijd dringt. Er is nog zoveel waar te nemen: zelfs het schraalste bamboefluitje van het armoedigste vuilnisbeltkind maakt nog muziek. Een mooie manier om duidelijk te maken dat er nog veel werk aan de winkel is.
Poëzie gaat over de oorlog die maar voortduurt en nooit ophoudt. Alleen poëzie houdt daar tegen stand. De gierende tanks geven de oorlogstoestand mooi weer. Foto na de aanslag past daar wel bij en is een cynisch commentaar op een kunstwerk, gebaseerd op een aanslag zoals die op de markt in Serajewo werd gepleegd.
Gemompel bestaat uit drie delen en was voor mij het meest cryptische gedicht. Het eerste deel ‘Water in de sloot: een nationale gebeurtenis’ zou te maken kunnen hebben met de droogte van de afgelopen zomers toen de sloten droog stonden, maar verder waag ik met er niet aan.
Voorwaarde is meer verhalend over iemand die alleen weg mag gaan als hij iets mee terug brengt en eindigt verrassend ‘zomaar lopen dag sterren dag aarde dag adem dag stilte voorgoed’ verwijzend naar het einde. Ook in Forgotten field heerst een tegenstelling tussen een man in een café waarover men zich geen zorgen hoeft te maken en het einde; het pendelt tussen boerenkool met worst in zijn boodschappentas en de plek ‘waar ik ooit heen zal gaan.’
Alleen nog dit deed denken aan de act van Toon Hermans voor Jack Bemelmans. In dit gedicht wordt geen duif opgevoerd maar een liefde die verlaten werd maar nooit weggedaan, of zoals het in dit gedicht heet: weggaan deed ik nooit bij haar.
Tenslotte worden we uitgeluid met een melancholisch zeemansliedje, dat de sfeer van de bundel goed weergeeft.
De weemoed over het (voorbije) leven, altijd goed om nog vaak te herlezen. Of te beluisteren met die speciale stem van de auteur zelf: http://www.gedichtendag.com/2011/eenoudgeluid/
De weemoed over het (voorbije) leven, altijd goed om nog vaak te herlezen. Of te beluisteren met die speciale stem van de auteur zelf: http://www.gedichtendag.com/2011/eenoudgeluid/
Geen opmerkingen:
Een reactie posten